Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DORDTSE LEERREGELS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit het gevoel en de verzekerdheid van deze Verkiezing, nemen de kinderen Gods dagelijks meerdere oorzaak om zichzelven voor God te verootmoedigen, de diepten van zijn barmhartigheden te aanbidden, zichzelven te reinigen, en Hem, die hen eerst zo uitnemend heeft liefgehad, wederom vuriglijk te beminnen. Zó verre is het vandaar, dat zij door deze leer van de Verkiezing, en door de overdenking daarvan, in het houden van Gods geboden vertragen, of vleselijk zorgloos zouden worden. Hetwelk door Gods rechtvaardig oordeel dengenen pleegt te gebeuren, die, óf zichzelven van de genade de Verkiezing lichtvaardiglijk vermetende, óf lijdelijk en dartelijk daarvan klappende in de wegen der uitverkorenen niet begeren te wandelen. 

HOOFDSTUK 1, ARTIKEL 13

L VROEGINDEWEIJ

Helemaal duidelijk was de vorige keer het eerste gedeelte niet. Eerst stond er: „Het is een gelovige, die van zijn verkiezing verzekerd wordt". Daarop volgde: „Het zijn geen kenmerken om de gelovige van zijn verkiezing te verzekeren". Dat is wel erg ja en neen vlak op eIkaar. Ik zou daarom willen voorstellen, dat u in de laatste zin voor gelovige leest: bekommerde of ongelovige. Dan volgt er: , , De uitverkorene wordt verzekerd". Als u de nadruk legt op wordt is de bedoeling duidelijk.

Journalistiek is maar al te vaak haastwerk zei een professor kort geleden. Meer naar onderen staat gedrukt: „Het is dus niet zo, dat de uitverkorene, die zijn ongeloof waarneemt, daarmee verwezen wordt naar zijn eigen ervaring of eigen leven". Verander ongeloof in geloof en het klinkt veel beter.

En nu artikel XIII.

De mannen en vrouwen in wie de Heilige Geest heeft ontstoken een waar geloof waardoor zij Christus omhelzen, aanschouwen dat geloof, dat in hen is. Daaruit nemen zij waar, dat God in hen werkt naar Zijn welbehagen. Dat werk Gods is een vrucht der Verkiezing. Dat staat o.a. duidelijk in Romeinen 8. Het zijn de uitverkorenen, die worden geroepen en gerechtvaardigd en verheerlijkt. Die roeping en rechtvaardigmaking hebben zij in het geloof ontvangen. De vrucht van de rechtvaardiging gevoelen zij, want zij hebben vrede bij God. Uit hetgeen zij, door en bij het licht van de Heilige Geest, waarnemen, worden zij verzekerd van de liefde Gods voor hen. Want wat is de verkiezing anders dan het woord aangaande de broeder van Ezau: , , Jacob heb Ik liefgehad". Of zoals er van Israël staat: , , Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde". De Verkiezing is immers niet het besluit, dat een hoge ambtenaar neemt, omtrent een zeker iemand, die hij niet persoonlijk kent. De Verkiezing is heel wat anders. Het is de liefde Gods, die nooit begon en nooit oplioudt. En daarvan zegt de Schrift, dat er sommigen zijn, die God lief heeft met een eeuwige liefde en anderen, die Hij met deze liefde voorbij gaat. Het komt mij voor, dat op dit punt de bestrijding der verkiezings-belijdenis het hevigst is.

Dat Gods liefde vrije liefde is en dat Hij niet alle, mensen van eeuwigheid liefhad met die liefde waarmee Hij zijn volk beminde en bemint, is een zwaar stuk. Schrift en ervaring spreken daar echter duidelijk van. Als God ieder mens beminde met die eeuwige liefde tot Zijn volk, zou ieder ook onwederstandelijk zalig worden. Daar is immers geen zucht van de mens bij als het gaat over de verwerving van de zaligheid. De mens is enkel een vijand van God en Zijn dienst en verder komt hij nooit, tenzij door de onwederstandelijke genade.

Van deze verkiezing nu worden de kinderen Gods verzekerd d. w. z. van deze liefde Gods voor hen. Daarom kon de Apostel Paulus zeggen: , , Ik weet en ben verzekerd dat niets mij zal kunnen scheiden van de liefde Gods". Die liefde Gods is voor hem begonnen in de eeuwigheid, dat weet hij. En hij weet dat, al verandert Paulus wel tien keer per dag, God de Onveranderlijke is. De Apostel Johannes zegt: , , Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad". Dit betekent, dat de gelovigen weet hebben van de liefde Gods voor hen.

Nu zegt men wel eens, dat zij dan een bijzondere openbaring moeten hebben ontvangen. Daar is echter in onze artikelen geen sprake van. Zeggen de Leerregels soms ergens, dat de gelovigen een bijzondere geheime openbaring van God krijgen? Het is anders. De gelovigen nemen Gods onwederstandelijke genadewerk waar, zij nemen waar, wat er uit Gods besluit en liefde in hun leven is voortgevloeid. Dat nemen zij waar bij het licht des Geestes.

Maar worden de gelovigen dan geen bijzonder hoogmoedige mensen ? Dat zou niets geen wonder zijn. Het vlees van de gelovige wordt niet bekeerd. Het wordt alleen maar gekruisigd als het goed is. En de ene moordenaar leert ons, dat het kruisigen van het vlees, dat vlees niet bekeert. Uit het gevoel en verzekerdheid der verkiezing nemen zij meerder oorzaak om zich voor God te verootmoedigen. Hoe komt dat? Omdat God Zijn uitverkorenen diep ontdekt. Eerst worden hun dadelijke zonden blootgelegd. Dan ook hun verdorven aard. En meen niet, dat deze ontdekking ophoudt als Christus aanvankelijk ontdekt of door het geloof omhelsd is. Deze ontdekking gaat door tot op de laatste dag huns levens. En dan wordt dit het wonder, dat God naar zo'n vat vol gruwelen, naar zo'n dode hond, naar zo'n goddeloze en verkeerde heeft omgezien. Ieder kind van God, zou ik zeggen, betwist de Apostel Paulus de woorden uit de brieven aan Timotheus: „van welke ik de voornaamste (zondaar) ben". De Apostel zegt niet dat hij de voornaamste was. Neen, hij is het. Hij is het ook nu, nu hij een christen is. Dat is de kern van zijn levensgevoel. Hij heeft de gemeente Gods vervolgd. Dat was uit zijn wezen opgekomen. Dat was uit zijn oude mens. En zo peinst Gods kind: , , waarom was 't op mij gemunt. Daar zovelen gaan verloren. Die Gij geen ontferming gunt". Hij kan dat niet begrijpen. Want hij is slechter dan de slechtste in de wereld.

Zo worden Gods kinderen niet hoogmoedig, doch ootmoedig. Zeg nu niet, dat u het wel eens anders hebt meegemaakt. Dat is best te geloven. Gods kinderen hebben nog meer gebreken en nog gro­ter terrein om te zondigen dan de wereldling. De laatste heeft nooit zulke en zoveel genade ontvangen. Gods kind is er meer toevertrouwd. Zij zondigen soms op en met de genade. Maar dat is hun diepste en enige wezen niet. Dan zou u ze moeten zien als ze liggen te kruipen voor God. Dit laatste zal de Parizeer uit de gelijkenis nooit vatten. Hij heeft altijd kunnen geloven en altijd de tienden gegeven en altijd behoorlijk geleefd. Maar de tollenaar weet vaak niet, waar hij weg moet kruipen. Deze verootmoedigt zich voor God. En dan de aanbidding. Wat is dan wel de diepte van Gods barmhartigheden? Dat is Christus. En nu zo zwart als de kachel en een strafregister zo groot als al de gevangenen van heel Europa samen en dan Christus met Zijn bloed die zwarte ziel gewassen en de straf gedragen. En dat voor zo een!

, , Geloofd zij God met diepst ontzag", zou men denken, dat deze man de zonde blijft beminnen? Zij wordt hem een last en verdriet. Hij begeert naar al Gods geboden te leven. En wat is daarbij de grote drijvende kracht? Is het vrees voor de hel? Is het verlangen naar de hemel?

Neen, het is het gevoel en de verzekerdheid van de liefde Gods van eeuwigheid. Zo staat het bij de gelovigen. Maar wat zijn gelovigen? Dikwijls wordt daar nogal gemakkelijk over gedacht en gesproken. Als iemand maar aanneemt, dat er een God is en dat zijn leven geleid wordt, heet hij al een gelovige. Maar geloofden de Stoïcijnen dat ook niet? Anderen zijn al tevreden als iemand maar gelooft, dat Christus voor alle zondaren gestorven is of dat alle mensen zijn uitverkoren. Dat is echter het aannemen van een algemene stelling, die nog niet eens bijbels is. Het ware zaligmakende geloof is een aannemen van Christus. Comrie heeft daar eens een leerzaam stuk over geschreven, dat ik hier graag ter overdenking doorgeef.

„Velen zullen zeggen : het is zo ; de mens moet met God verzoend worden en deel aan de Borg hebben, zal hij behouden worden. God buiten Christus is immers een verterend vuur.! Mijn geliefden ! dat kunnen wij uit Gods Woord wel weten. Maar nu is de grote vraag: zijt gij met Christus verenigd of niet ? Onderzoekt het toch en beziet, als in des Heeren tegenwoordigheid, of gij goede gronden hebt, waaruit gij zoudt kunnen besluiten : ik ben waarlijk met Christus verenigd.

Zijn er niet velen, die geen andere grond hebben dan een godsdienstig leven, waaruit zij besluiten, dat zij deel aan de Middelaar hebben. Maar, vrienden ! gij dient u te binnen te brengen, hoe ver men in alle godsdienstigheid kan komen door goede opvoeding, door een wakende en beschuldigende consciëntie, en nochtans buiten Jezus blijven, gelijk de Farizeërs en vele heidenen. Zijn er niet, die geloven, dat zij met Christus verenigd zijn om een soort van verandering, die zij ondervonden hebben ? Gij leefdet voor dezen gelijk anderen in de zonden, maar ge kreegt te zien, dat de bezoldiging der zonde de dood is. Gij hebt er droefheid over gehad, dezelve beleden voor God, ze nagelaten. Gij waakt er tegen en zijt onvergenoegd als enige beweging van die te voorschijn komt. Daarom denkt gij, dat gij nu met Christus verenigd zijt, Maar weet gij niet, dat een ontwaakte consciëntie grote kracht heeft ? Dat men vele dingen kan doen met Herodus en zelfs bijna Christus worden. Bouwt dan hierop niet. Gij zult zeggen : neen, ik bouw daar niet op. Maar ik heb in mijn droefheid, die ik ondervonden heb over mijn zonden leren kennen, dat er een Jezus is, die met Zijn lijden en sterven aan de gerechtigheid Gods voldaan heeft. Die Jezus heb ik aangenomen en daarom geloof ik, dat ik met Hem verenigd ben. Maar, mijn geliefden, gij dient te weten, dat er een heel groot verschil is tussen de bevatting van een zaak en de zaak zelf, tussen aannemen van een bevatting van Jezus en een geloofsaannemen van Jezus. Ik geloof dat velen, dit met recht onderscheidende, zichzelf bedriegen en hun ziel met as voeden, hebbende een leugen in hun rechterhand en een bewogen hart, dat hen terzijde afleidt.

Er zijn n.l. veel mensen, die enig gewoon werk van overtuiging gehad hebben, waardoor zij in veel bekommernissen over hun staat zijn gebracht. Deze mijden en vlieden de zonde. Zij zijn zeer krachtig in het gebed om verlost te worden. Zij begeven zich bij Gods volk en zetten zich tot onderzoek van de Goddelijke waarheden. Daarin vonden zij lust en geraken tot enige aaneengeschakelde bevatting daarvan.

Nu hun benauwdheid en verlegenheid door hun bidden, lezen en strijden tegen de zonde niet kan verdreven worden, beginnen zij te begrijpen, dat Jezus een eeuwige gerechtigheid heeft aangebracht en dat men daaraan deel krijgt door een toestemmende daad van de ziel. Nu beginnen zij zich enigermate op deze waarheden, die ze begrijpen te verlaten. Weliswaar worden ze niet dadelijk van hun benauwdheid bevrijd.

Maar zij herhalen dit werk en beginnen hoe langer hoe meer rust te vinden en te denken, dat zij nu de ware gelovigen zijn, omdat zij alleen rusten op de aangebrachte gerechtigheid van de Borg.

Is het niet aldus met velen, die onder het Evangelie leven gesteld? En evenwel, mijn geliefden, er is niets in, dat de kracht der natuur, als er enige drang van overtuiging ligt, te boven gaat.

Daar is niets in of men kan het met een historisch geloof doen. En daarom dient elk, die niet gaarne bedrogen wil worden, zichzelf nauwkeurig af te vragen : heb ik mij met de bevatting van Jezus, volgens de waarheid verenigd, of heb ik mij met Christus, door Goddelijk en bovennatuurlijk licht en werking des Heiligen Geestes, aan mijn ziel ontdekt, verenigd ? "

Het is een belangrijke vraag. Met de waarheid over Christus verenigd of met Christus Zelf in de Schrift voorgesteld zijnde, verenigd. „Onderzoekt uzelf of gij in het geloof zijt, beproef uzelf".

Des te inniger zal de lofzang klinken uit Sions zalen, van allen die Christus in waarheid door een oprecht geloof hebben omhelsd, niet zichzelf daarom geprezen, doch zich verwonderd dat God zulken van eeuwigheid heeft lief gehad en uit zo grote nood verlost.

L.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE DORDTSE LEERREGELS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1957

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's