Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IN DE OPPERZAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN DE OPPERZAAL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen der Apostelen 1 : 14: „Deze allen waren eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken..."

In deze woorden wordt ons getekend het geestelijk leven van die kleine schare mannen en vrouwen die na de Hemelvaart van de Heere Jezus als wezen achtergebleven waren. Zij waren, in de (bekende !) opperzaal samen als een biddende gemeente. Deze discipelen waren echt Hemelvaartskinderen-, zij zochten niet de dingen die op de aarde zijn, maar ze zochten de dingen die Boven zijn, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods. Hun leven was met Christus verborgen in God!

Lucas vermeldt niet nadrukkelijk waarom zij baden. Dat is ook niet nodig. Het tekstverband geeft het duidelijk genoeg aan. De Heere Jezus had hun, vlak voor Zijn Hemelvaart, beloofd dat ze met de Heilige Geest gedoopt zouden worden, niet lang na deze dagen en Hij had ze bevolen te verwachten de belofte des Vaders, d.i. de door de Vader beloofde Heilige Geest. Zie, daarom baden deze weeskinderen: om de beloofde Heilige Geest. Vol verwachting richtten zij het oog en hart naar Boven van waar de Trooster komen zou..

Wat zou het Godeverheerlijkend zijn en tot ons heil, als ook wij zó, als biddende en verwachtende mensen het Pinksterfeest tegemoet zouden gaan! Nee, wij behoeven, wij mogen zelfs niet bidden om een hernieuwde uitstorting van de Heilige Geest. De Heilige Geest is uitgestort in de gemeente des Heeren. Dat behoeft niet herhaald te worden, net zo min als de kruisdood en de opstanding van Christus herhaald behoeven te worden. Maar wat wij in onze kerk, in onze gemeenten, in ons eigen leven zo dringend behoeven is een krachtige doorwerking en bediening van de Pinkstergeest, de persoonlijke zalving met de Geest van Christus. Wij spreken en denken veel over de vernieuwing van de kerk. Maar dit heeft onze dorre kerk, ons dorre, dodige, ingezonken geestelijk leven voor alles nodig: een krachtige doorbraak van de Geest des Heeren, een opsteken van de levendmakende Storm van Boven. En daarom is het zo nodig dat wij biddend en smekend het Pinksterfeest tegemoet gaan.

De Geest des Heeren is zo rijk en veelkleurig in zijn bediening. Hij overtuigt de wereld van zonde; Hij troost het hart, dat schreiend tot God vlucht met Christus en Zijn weldaden; Hij is de Geest der aanneming tot kinderen, die de wankelmoedige in kinderlijk geloof leert uitroepen: Abba, Vader !; Hij is de Geest der heiligmaking die Gods kind in gemeenschap met Christus der zonde doet afsterven en in een nieuw leven doet wandelen, een leven van gehoorzaamheid, dienst en getuigenis. Hij is de Geest der menigerlei gaven en krachten. O, de Heere geve ons dat wij, net als de wezengemeente, vurig bidden en smeken om die Geest en al zijn genadegaven, naardat elk van node heeft!

Laten wij ook letten op de beide bepalingen die Lucas ons noemt van het gebed in de wezengemeente.

Zij waren eendrachtelijk biddende en smekende. In de grondtekst staat één van gemoed. Wat een wonder, nietwaar? Nog maar kort geleden hadden de discipelen in deze zelfde opperzaal getwist wie toch van hen de meeste zou zijn. En nu zijn zij allen, zo verscheiden in karakter en geestelijke gaven, één van gemoed! Ziedaar de heerlijke vrucht van het onderwijs van de opgestane Christus. Ze hebben, ingeleid in kruis en opstanding van hun Heere, er nu iets van geleerd dat ieder van hen in zichzelf niets is en dat het alleen door Christus genade is dat ze zijn die ze zijn. Dat maakt pas eendrachtig, lezers ! Als er onder de discipelen van Jezus maar één wedijver overblijft: om met Paulus te betuigen, ik ben de grootste der zondaren en de minste der heiligen. Dan wordt voor allen Eén de Meeste: Christus Jezus en Zijn genade voor goddelozen in zichzelf !

Nu verstaan wij hoe het komt dat de kerk heden ten dage zo verdeeld is. Dat komt omdat mensen op de troon zitten, elkander hoogmoedig oordelend en veroordelend. Dat komt omdat Christus veelszins een vreemdeling is geworden in Zijn eigen huis. Als hoogmoedigheid de plaats van , , eenmoedigheid" inneemt, als Christus in Zijn gemeente niet als de Alpha en de Omega geloofd en beleden wordt, dan komt er tweedracht en twist. En — droevig, ontzettend gevolg van onze verscheurdheid — dan kan de Heilige Geest niet doorwerken. Dan trekt Hij zich terug in Zijn genadige bediening. Dan komt de vaalheid en de dodigheid over het leven der kerk. Dan hoort men niet van nieuwe geboorten in Sion; dan blijft het leven, waar het nog is, in de kindergeboorte staan. Dan is er geen Pinksterleven !

Daarom heeft de kerk, hebben wij bekering nodig. Bekering tot ootmoed en eenldrachtigheid. En in de weg der bekering zal de Heere het lenteleven doen weerkeren in Zijn Kerk tot roem van Zijn Naam en tot heil van ons leven. Dat wij dan bidden in deze Pinkstertijd: Heere, bekeer uw kerk en begin, uit genade, met mij !

Daar was nog iets. dat het gebed van de wezengemeente kenmerkte: volharding. Tien dagen heeft hun wachttijd geduurd. Dat is een hele tijd als ge moet wachten op iets dat u op korte termijn is toegezegd. Maar de gemeente verslapte niet. Ze bleven volharden in het gebed.

Het geloof der discipelen openbaarde zich in het aanhouden bij de Heere. Zij hielden hun verhoogde Christus vast aan Zijn belofte en ze vertraagden niet. Ja, dat was de kracht van hun gebed en de prikkel der volharding: Zijn gewisse belofte — gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes die over u komen zal. Aan die belofte hingen ze met hun hele ziel en die hield ze staande in hun wachtenstijd.

Kennen wij dat, lezers, dat bijbelse geloofsleven? Dat , , hangen aan de mond Gods", dat volhardend hopen op Christus' woord, ook in de nacht ? Ik zie zoveel lijdelijk afwachten en ik hoor dat soms aanprijzen als de hoogste geestelijke wijsheid. Maar verwachten, volhardend verwachten totdat (niet : of) de Heere onder ons komt wonen in de gloed van Pinksteren, is er dat nog? De Heere geve het in onze kerk, in onze gemeenten door Zijn grote barmhartigheid. Dan zullen wij de waarheid zien en erkennen van het profetenwoord: , , Immers zal een wees bij U ontfermd worden".

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

IN DE OPPERZAAL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's