Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOT ONZE WAARSCHUWING GESCHREVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOT ONZE WAARSCHUWING GESCHREVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen en is naar Thessalonica gereisd. 2 Timotheüs 4 : 10.

't. Is met de brieven en gesprekken van Paulus anders dan met die van de meeste mensen. We horen hem weinig over de aardse zorgen en de alledaagse dingen. Die alle zullen hem toegeworpen worden. Hij leeft Gode en om van Zijn Naam en Zaak, om van Zijn Christus te getuigen. Hier in onze tekst neemt zijn brief echter een wending, en we horen twee herders en leraars over de zorg, die hen overvalt voor al de gemeenten. En dan blijkt Paulus een mens van gelijke beweging als wij. Alleen het blijde vooruitzicht dat hij heeft en het uitnemend eeuwig gewicht der toekomende heerlijkheid houdt hem staande. Daarbij opgewogen, zijn het hier maar lichte verdrukkingen die spoedig voorbijgaan.

En toch, hoeveel verdriet moet hij gehad hebben van dat met Demas. Demas, eens zijn naaste medewerker en nu een spotter, die meedoet op de ijdelheidskermis dezer tegenwoordige wereld. Eens spraken ze samen over de geestelijke dingen, maar nu is daar een starre superieure glimlach om Demas' lippen. En zijn overmoedige blik doet hem kennen als de man die het beter weet. Ja, nu weet hij wat leven is. We leven nu in de hedendaagse wereld, in de samenleving van vandaag kun je niet meedoen als je zo bent als Paulus. En toch moet Demas soms beschaamd zijn blik afwenden, als Paulus' ogen op hem rusten, die ogen niet toornend, maar vol verdriet. Maar waarvoor eigenlijk, dat hoeft toch niet. Hij wil niet meer denken aan voorheen, doorgaan wil hij, willens en wetens op de schadelijke weg. Daarom gaat hij liever naar Thessalonica. Buiten Paulus' bereik. Daar, in die stad kennen ze hem niet zo goed. En dat is gemakkelijk.

O, 't zit Paulus hoog. Bij al zijn verdriet en verlatenheid moet dit er 't-eerste uit. Demas is niet meer bij me. En dat niet omdat hij naar een andere gemeente is vertrokken voor de zendingsarbeid, neen, maar Demas, dezelfde Demas, die gij, Timotheüs, ook zo goed gekend hebt, hij heeft me verlaten, omdat hij niets meer van de zaak des Heren wil weten.

Waarom toch heeft Demas dit alles verlaten? Wil hij alle remmen losgooien? Een uitgesproken slecht leven gaan leiden? Neen, niet de onderwereld, de wereld der misdaad heeft hij liefgekregen. De tegenwoordige wereld, zo staat het er. En als we spreken van de ijdelheidskermis dezer wereld, is dat beeldspraak en drukt goed uit, het begrip tegenwoordige wereld. Dat is de wereld zoals die reilt en zeilt met alles wat ze biedt. Daar gaat Demas geheel in op. Hij gaat zich nergens aan te buiten, maar gaat overal op in en wil aan alles meedoen. Zo is hij geen slecht mens geworden, neen, juist nu vindt men hem fatsoenlijk en aangenaam.

Maar Paulus denkt daar anders over. Dingen, die de tegenwoordige wereld, de heersende gewoonte, normaal vindt, aarzelt hij niet bij de ware .naarn te noemen en heet hij zonde. Ook weet hij dat er weer andere dingen zijn, die de christen niet betamen. En dat vindt Demas — hoe zeer toont het huidige kerkelijke leven zijn beeld! — een te nauwe weg. Ach, men zou willen dat God niet met z'ondaren, maar met de zonde zelf verzoend wilde wezen. Doch dan blijkt de weg nauw, want hoe ruim de Here die in Christus nog stellen wil voor een alles verbeurd hebbend zondaar, we kunnen er niet door als we de ballast der zonde willen meenemen.

Lezer, al de Schrift is van God door Zijn Heilige Geest ingegeven in een zeer bijzondere zorg voor onze zielen en is tot ons nut geschreven. Deze mededeling over Demas ook. Neen, zij gaat maar niet enkel Timotheüs aan en toevallig vindt gij ze nu in uw Bijbel, 't Gaat u aan!

Ja, is dat waarlijk zo? Gaat het u aan? Of is wat gij leest over Demas' ondergang voor u alleen maar een treffende geschiedenis? Zoals de ondergang, de zwerftochten en avonturen van zeevaarders, ontdekkingsreizigers e.a. Als ge gezellig thuis zulke verhalen leest strelen ze u in uw gevoel van zelfbehagen. Zo kunt ge ook Demas op een veilige afstand bezien. Ge merkt aan hem weer op dat er tweeërlei mensen zijn en dat er voor de nimmereindigende eeuwigheid behouden worden en verloren gaan. Maar die waarheid ontrust u niet en als lezer van De Waarheidsvriend aanvaardt ge ze ten volle, hoezeer velen haar bestrijden. Ja, Demas verloren, want 't zal de goddeloze kwalijk gaan, maar gij met uw godsdienst toch immers behouden, zo betrouwt ge heimelijk. Zo eigent ge u als vanzelf toe de heloften die daar liggen voor de rechtvaardigen.

Als ge zo de Bijbel, de geschiedenis van Demas leest, geeft het u weinig moeite. Hoe anders echter als gij moogt lezen bij Geestes licht! O, dan is dit juist zo'n moeilijk te verwerken ge­schiedenis. Juist als ge dit begint te lezen met de hulp van Gods Geest voelt ge u zo klein en hulpeloos en allerlei vragen rijzen in uw bange hart als ge dan ziet naar Demas.

Het is een persoonlijke zaak geworden. Het weinige dat er van Demas in de Schrift staat, geeft u nu zo veel te doen. Aan het slot van de Colossenzenbrief en die aan Filemon wordt hij een medearbeider genoemd en nu blijkt hij nog verwerpelijk bevonden.

Ach, bedreigt dit ons niet allen. Met kennis der waarheid verloren te gaan? Er is een weg waarvan de Here zegt: dit is de rechte, wandelt in dezelve. Maar dat willen we van nature niet. Die weg is te nauw voor moderne mensen, die toch leven in de wereld van tegenwoordig. En daarom kiezen we de andere weg — er zijn door dit leven op de reis naar de eeuwigheid maar twee wegen — de weg die ons recht schijnt, maar die ten laatste uitloopt in wegen des doods.

Uitwendige genegenheid tot de geestelijke dingen, een persoonlijke voorkeur daarvoor, is niet genoeg. Maar nu het Pinksteren geweest is en God de Here u gezegd heeft niet karig te willen zijn met Zijn Geest, bidt om een dubbel deel. Dat ge zowel uit- als inwendig verlicht moogt worden. Als ge aanvankelijk hebt leren klagen over uw afkerig hart, dat ge geen lust hebt in Gods wegen of bij de voortgang hebt leren zuchten: maar hoe zal ik die bewaren ten einde toe, blijkt het dat de Here zulken als gij zijt, die niet meer voortkunnen van zichzelf, de hulp van Zijn Geest niet wil onthouden. En die Geest leert dan: zijt gij arglistig van hart, zijt gij ontrouw, Eén is getrouw geweest tot het einde, tot de dood toe, geen bedrog was in Hem, Jezus Christus, de Hare. Zo wordt Hij noodzakelijk tot verzoening voor de zonden. En die er van zichzelf niet kunnen komen en niet staande kunnen blijven, worden er gebracht en staande gehouden door die Geest, want ze ontvangen enerlei hart en enerlei weg om achter Christus aan te gaan. Als één kudde onder één Herder, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus Christus, Die de moeden kracht geeft en zachtkens vo'ortleidt. Zalig, zo 'zelf niets meer te zijn en Christus alles. Die hier hun leven aan Hem verloren hebben, zullen niet verloren gaan, maar behouden worden.

Behouden te worden? Dat mocht ik op goede gronden hopen, zegt iemand. Maar nu vrees ik nog te zullen omkomen. Ik zie aan Demas, dat dat nog kan voor degenen, die des Heren zijn. Maar zo is het niet. Demas heeft nooit hartveranderende genade gekend. Nooit is hij eens Anderen geweest, nooit heeft hij Christus toebehoord. Als de Here hem te machtig zou zijn geworden, zou hij geen macht meer hebben gehad, willens en wetens tegen God te kiezen.

We mogen wel zeggen: het is een goed ding als gij het moeilijk hebt met deze tekst. De natuurlijke mens toch weet daar niet van. Zijn toestand gelijkt op een huiskamer, waarin een luidspreker hard aanstaat voor de nieuwsberichten, maar niemand hoort er werkelijk iets van, druk als ieder met het zijne is, gaan de klanken over allen heen. Zo gaat ook het goede nieuws van Gods genadeboodschap over de hoofden heen en dringt niet in de harten door. Dit vers over de weinig bekende Demas heeft dan ook niets te zeggen. Zalig, als dat door genade anders is. En gij in dit vers krachtig en levendig, hoort Gods stem, die u toeroept: dit aangaande Demas is tot uw waarschuwing geschreven! Ik bid u, laat u in Christus met God verzoenen. Onderzoekt u zelf maar nauw hoe gij staat voor de grote, nimmer eindigende eeuwigheid. Of ge geborgen zijt in de Borg en Middelaar Jezus Christus.

Zalig wie zo waarlijk naar Gods klanken hoort. Ja, welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent; o Here! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

TOT ONZE WAARSCHUWING GESCHREVEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's