Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

pascha - heilig avondmaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

pascha - heilig avondmaal

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs hadden we een gesprek over de viering van het Heilig Avondmaal in het midden der gemeente. Hierbij kwam de vraag aan de orde, of in de practijk van het kerkelijk leven niet een willekeurig onderscheid wordt gemaakt tussen de toelating tot de bediening van het sacrament des Doops en die van het Avondmaal. Tot de Doop worden toch alle kinderen der gemeente toegelaten. En niemand zal bezwaar er tegen maken, dat uitwendig kerkelijk meelevende ouders met hun kind ten Doop staan, ook al zeggen ze zelf het waar en levend geloof niet deelachtig te zijn.

Geheel anders worden echter normen gesteld, als het gaat om de viering van het Heilig Avondmaal. Dan wordt alle nadruk gelegd op het ware geloof als voorwaarde. En zeker wordt niet verondersteld, dat alle belijdende leden der gemeente zich zonder meer zo maar schikken rond de Heilige Dis.

Nu weet ik natuurlijk wel, dat de doopouders niet zelf de Doop ontvangen, maar dat het gaat om de Doop hunner kinderen, die het teken en zegel des Verbonds ontvangen en daarbij geheel lijdelijk zijn. En we kunnen ook zeggen, -— m.i. terecht, — dat voor de ontvangst van de volwassendoop het ware geloof moet worden verondersteld, zodat we dan bij de sacramenten van Doop en Avondmaal toch weer één en dezelfde lijn trekken.

Ik mag hier, even terzijde, zeker wel de vraag stellen, of inderdaad diezelfde lijn getrokken wordt? Ik meen namelijk te weten, dat meerdere malen volwassenen gedoopt worden, zonder dat zij zich bewust zijn, dat de doop veronderstelt het ware geloof en zonder dat ze zich bewust zijn, dat zij nu ook tot het Avondmaal des Heren hebben te gaan. Ik meen te weten, dat ook in het pastoraat hier wel eens met twee maten gemeten wordt. Dat kan en mag natuurlijk niet. We hébben bij de volwassendoop de catechisant wel goed duidelijk te maken de eenheid der beide sacramenten. Wie bewust het sacrament des Doops vraagt, vraagt ook daarin bewust toegang tot de Heilige Dis.

Maar nu de practijk verder daargelaten, komen we principieel met volwassendoop en avondmaal er nog wel uit. Maar er werd in ons gesprek een moeilijkheid gevonden in het onderscheid tussen de doopsbediening en de avondmaalsgang in de gemeente in verband met de verhouding tussen de besnijdenis en de viering van het Pascha bij Israël. Daar gold toch maar, zo werd gezegd, dat niet alleen alle kinderen op de achtste dag moesten besneden wor­ den, maar ook, dat de gehele gemeente, met uitzondering van de cultisch onreine, aan de viering van het Pascha deelnam. Nu is de Heilige Doop in de plaats der besnijdenis gekomen en in de plaats van de Pascha-viering de viering van het Heilig Avondmaal. Moet dan nu de lijn vanuit het Oude Testament niet worden doorgetrokken naar de Nieuw-Testamentische gemeente ook hierin, dat de gehele gemeente, het geheel der belijdende leden, eenvoudig deelneemt aan de viering van het Heilig Avondmaal. Dat dus de openbare belij­denis ook onlosmakelijk en direct verbonden moet liggen aan de gang naar de Dis des Verbonds?

Nu moeten we van deze vragen niet schrikken. Het zijn maar vragen, die gesteld werden, om het rechte inzicht in deze materie te mogen verkrijgen. Het ging ons om de Schriftuurlijke visie.

Want het gaat er hierbij niet om de mens op droggronden te doen rusten, Neen, want dan moest de bediening des Woords het wel zeer duidelijk maken, dat alleen in het ware geloof de vrucht wordt weggedragen, maar dat degene, die niet onderscheidt het lichaam en bloed des Heren, zich een oordeel eet en drinkt.

Tegen deze gedachte (de lijn van de Pascha-viering doortrekken naar de algemene viering van het Heilig Avondanaal) werd ingebracht, dat de viering van het Pascha niet zo algemeen moet worden gedacht, als wel wordt verondersteld. Want allereerst mocht de cultisch onreine niet verschijnen in de Pascha-vierende gemeente van de oude dag. En vervolgens wilde men ook in rekening brengen de Psalmen 15 en 24, waarin niet slechts cultische, maar ook geestelijk-zedelijke voorwaarden om in de gemeente des Heren te verschijnen en deel te hebben aan Israels vierdagen, worden genoemd.

Hiertegen werd weer gezegd — naar ik meen terecht — dat Psalm 15 en 24 de functie vervulden van de bovengenoemde gewenste bediening des Woords, maar dat nergens uit de gegevens der Schrift blijkt, dat niet alle Israëlieten, voorzover ze cultisch rein waren, aan de Paschaviering deelnamen. In Num. 9 : 13 wordt trouwens ook alleen maar over cultische reinheid gesproken: Als een man, die rein is, en op de weg niet is, en nalaten zal het Pascha te houden, zo zal diezelve ziel uit haar volken uitgeroeid worden; want hij heeft de offerande des Heren op zijn gezette tijd niet geofferd, diezelve man zal zijn zonde dragen.

Inderdaad kan aan niets anders gedacht worden dan aan een algemene viering van het Pascha. Al is het ook, dat we er wel mee moeten rekenen, dat de Here, getuige de genoemde psalmen, in de loop der eeuwen bij het zich ontplooien der openbaring, Zijn volk wilde opvoeden tot diepere geestelijk-zedelijke beseffen.

Blijft dus de vraag, of het inderdaad zo is, dat de lijn van de algemene Paschaviering ook doorgetrokken moet worden naar de viering van het Heilig Avondmaal?

Laten we beginnen met te vertellen, dat deze vraag niet voor het eerst in ons gesprek werd opgeworpen. Want er is in vroeger eeuwen zwaar gestreden over deze vraag. We noemen uit onze vaderlandse kerkgeschiedenis de strijd tussen ds. Van Eerde, predikant te Ten Boer en ds. Appelius, predikant te Zuidbroek, in de tweede helft van de achttiende eeuw. Ds. Van Eerde had in 1762 geschreven , , een pleidooi, dat een onergerlijk onbegenadigd belijder vrijheid heeft om het Avondmaal te gebruiken". Ds. Janssonius van Veendam schaarde zich aan zijn zijde en schreef, dat elk, „die belijdenis des geloofs had afgelegd, onergerlijk levende, niet alleen mocht, maar ook moest ten Avondmaal gaan, in gehoorzaamheid aan het bevel van Christus, en onder inwachting van deszelfs zegen, bij Zijn Woord en bondszegelen beloofd".

Appelius weerlegde deze gedachte in zijn „Zedig en vrijmoedig onderzoek, dat de rechtgeaarde gebruikers, voor welke Christus de bondszegelen heeft ingeziet, zijn wedergeboren mensen, die 't geestelijk leven en deszelfs wezenlijke eigenschappen bezitten". (Zie Geref. Weekbl., jrg. 1948, blz. 286).

Er is niets nieuws onder de zon.

Als we trachten een antwoord te vinden op de opgeworpen vraag, dan menen we allereerst, dat Appelius toch de schriftuurlijke lijn vasthoudt, ook al worden de accenten niet altijd gelegd, zoals ik het graag zou horen. De wedergeboorte en zijn kenmerken staan meer in het middelpunt dan het geloof in Christus en Zijn gerechtigheid.

Maar we zullen toch bezwaarlijk naar Schrift en belijdenis kunnen zeggen te spreken, als we de Avondmaalsviering algemeen willen zien, ziji het ook onder de strenge tucht des Woords. De sacramenten zijn toch de genademiddelen tot versterking des geloofs en niet tot de verwekking ervan. (H.Cat., vr. 65). We kunnen hier verder verwijzen naar de Catechismus vr. 81 en N.G.B. art. 33— 35,

Doch nu blijft intussen de algemene Pascha-viering toch ons de voet dwars zetten. Als de lijn zo doorloopt van belijdenis naar Doop, dan ook zo van het Pascha naar het Heilig Avondmaal.

Is dat inderdaad zo? Waarom worden de kinderen der gemeente gedoopt, zoals bij Israël de kinderen besneden werden? Toch krachtens het Verbond Gods met Abraham: Ik ben uw God en de God uws zaads. Krachtens die toezegging aan Abraham breidde zich het verbond uit onder zijn nageslacht. En deze toezegging is toch overgegaan op de gemeente van het nieuwe Verbond, op de kinderen der belofte. Gods toezegging aan hen, aan Zijn Gemeente, die het lichaam van Christus is, doet het Verbond zich uitbreiden over het nage­ slacht. Daarom worden de kinderen gedoopt. Opdat tegelijk ook de Zoon Gods kan voortgaan Zijn uitverkorenen te vergaderen. Wat de stipulatiën ten opzichte van de ouders betreft, wil de kerk garantie hebben aangaande de opvoeding der kinderen. Natuurlijk zit er voor de ouders in de oproep tot bekering en geloof, indien zij niet waarachtig geloven. Doch het geloof der ouders is niet de grond of voorwaarde van de doop hunner kinderen, maar het verbond.

Het is dus niet zo, dat, omdat alle kinderen in Israël besneden werden nu ook alle ouders op het erf der kerk met hun kinderen tot de doop worden toegelaten, maar dit geschiedt vanwege de toezegging Gods in Zijn verbond.

Als we nu de Pascha-viering gaan vergelijken met de viering van het H. Avondmaal, dan komen we hier voor iets heel anders te staan. Niet de lijn van de algemene viering moet doorgetrokken worden, maar we moeten vragen naar de zin der schaduw.

De wet heeft een schaduw der toekomende goederen. Paulus wijst het Pascha-offer aan als schaduw van Christus.

Welke grond zouden we nu kunnen vinden om de cultische reinheid te laten slaan op het uitwendig onergerlijk kerkelijk leven van het huidig belijdend lid der gemeente. Mij komt dit zeer willekeurig voor.

Trekken we echter de lijn der schaduw door, wat voor de hand ligt en volkomen Schriftuurlijk is, dan is de offerdienst, i.e. hier het Pascha-offer, schaduw van Christus, en de cultische gesteldheid t.o.v. dit offer schaduw van onderwijs aangaande de persoonlijke houding tegenover Christus. De cultische reinheid wijst ons heen — omdat we hier in de sfeer der schaduwen verkeren — naar het waar geloof, dé cultische onreinheid naar 't ontbreken van dit geloof. Aangezien in plaats van het Pascha in de nieuwe dag het H. Avondmaal is gekomen (als sacrament), moet dat ook toegepast worden op het gaan ten avondmaal. En vanuit de schaduw krijgt zo vr. 81 van de catechismus wel grote klemtoon. Niet om het getal der avondmaalsgangers zo klein mogelijk te houden, maar integendeel om op te roepen tot bekering en geloof, opdat tot de Dis toegetreden worde. Ja, dan krijgt de dreiging van Num. 9 : 13 (dat de reine, die het Pascha verzuimde, uitgeroeid zou worden) wel zeer bijzondere waarschuwende kracht in onze dag voor Gods kinderen, die slordig en buiten Gods inzettingen leven. Die zullen wonen in het dorre des doods.

Tenslotte moge het feit, dat de cultisch onreine wel uitzondering geweest zal zijn, en de viering van het Pascha door de leden van Israels gemeente regel, ons bepalen bij  de geestelijke ingezonken toestand van zeer veel gemeenten. Hoe is het goud verdonkerd. Waar komt het voor, dat de Avondmaalszondag een hoogtijdag der gemeente is. Ik bedoel niet uitwendig, maar geestelijk en waar. Zoals we lezen van de gemeenten in Schotland in de dagen der Erskines. Benauwt ons de gesteldheid onzer gemeenten weleens? Niet alsof in het grote aantal avondmaalsgangers zonder meer het heil der gemeente ligt en het kenmerk van leven te vinden is, maar wel omdat waar­ achtig leven des geloofs zich openbaart in gezegende Avondmaalsviering.

Laat ons vrezen voor de mogelijkheid, dat de Here met Zijn voet op de drempel staat, gereed tot vertrek.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

pascha - heilig avondmaal

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1958

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's