Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KERKDIENST IN VROEGER TIJDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KERKDIENST IN VROEGER TIJDEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

2. De voorlezer.

In de tijd van de Dordtse Synode (1618/19) en daarna was het geen gewoonte, dat het kerkorgel speelde, terwijl de mensen de kerk binnenkwamen.

In heel wat gemeenten was men trouwens ook niet op orgelspel tijdens de dienst gesteld en achtte men het hele orgel in de kerk uit den boze, zoals we de volgende keer zullen zien.

Terwijl de gemeenteleden de kerk binnenkwamen, vaak met heel wat drukte, werd er ... uit de bijbel gelezen! Enkele hoofdstukken, tot de tijd, dat de dienst begon.

In de dienst was er verder geen aparte Schriftlezing.

Oorspronkehjk was het lezen uit de bijbel niet eens bij alle gemeenten in gebruik.

De provinciale synode van Dordt in 1574 gaf aan, dat elke gemeente zelf kon bepalen, of men in de kerk uit de bijbel zou lezen of niet!

Van lieverlee werd de Schriftlezing echter overal ingevoerd.

Het doet ons wat eigenaardig aan, dat de lezing geschiedde, terwijl de mensen binnenkwamen.

Toch stond het zo bijvoorbeeld in de Groninger Kerkenordening van 1595: „Op de Zondagen, vóór de negen-uurpreek zal een ouderling, in plaats van het orgel-pijpen(!), één of twee hoofdstukken uit de bijbel lezen, terwijl het volk tesamen komt".

Het lijkt ons niet zo stichtelijk in het beweeg van het binnenkomen.

Aanvankelijk werd er dus gelezen door een ouderling. Al spoedig kwamen er aparte voorlezers.

Later (in 1678) klaagt Koelman er over, dat de dominees dit niet zelf doen. Zij voelen er echter weinig voor, „alsof" zegt Koelman, „zulks te gering was en weinig met hun waardigheid overeen kwam".

Aparte voorlezers dus, die meteen voorzangers waren en dus leiding gaven aan het psalmgezang der gemeente.

Niet altijd waren dit mannen van onbesproken levensgedrag, evenmin als de dominees trouwens.

Koelman had het blijkbaar niet erg op de voorlezers begrepen.

Hij zegt: „Dikwijls zijn die lieden gans niet voorbeeldig in leven en wandel, ja zeer aanstotehjk, hun lichtvaardigheid, losheid, trotsheid en waan breekt dikwijls zeer door".

Zij begonnen (stel u voor!), zegt hij, hun voorlezing „bijna als leraars" met te zeggen: hoort aan met schuldige eerbiedigheid en aandachtigheid uwer harten, het woord des Heeren.

Aan die aandacht en eerbied ontbrak het nogal eens; geen wonder, het gebeurde, „terwijl 't volk tesamen kwam".

Er waren kerkgangers bij, die gewoon met elkaar gingen zitten praten, omdat men dit bijbellezen door de voorlezer niet als een onderdeel van de kerkdienst beschouwde. De dominee was immers nog niet „op stoel".

Naast de wel wat overdreven kritiek van Koelman waren er ook meer gegronde klachten over de voorlezers.

Een zekere Hondius gaf in 1697 een geschrift uit met de titel: „Zwart register van duizend zonden". De man was dus nogal op de hoogte.

Hij spreekt daarin ook over voorlezers, die „ergerlijk en onstichtelijk zijn van leven en zich verlopen in sterke drank".

Hier en daar probeerde men er iets op te vinden. In Zeeland kwam men op het idee, om de jonge mannen, die door middel van een studiefonds voor predikant studeerden, als voorlezers dienst te laten doen. Ze konden dan meteen hun stem oefenen. Of hierbij ook de bekende vaderlandse koopmansgeest een rol speelde, die op deze wijze de gesteunden ook iets heten doen voor hun toelage, wie zal het zeggen?

Het idee zelf is eigenhjk helemaal niet zo vreemd.

Waar de voorlezer nog in ere is, zou er veel voor te zeggen zijn, deze dienst te laten verrichten door een student in de theologie. Zonder enig verband met ondersteuning dan, mogelijk wel met een welkome vergoeding.

Hij zou zo zich kimnen oefenen en de gemeente zou ook weten, dat er uit hun kring iemand zich voor het predikambt voorbereidt. Of, dat er de eerste jaren geen dominee uit hun gemeente komt. Dat zou misschien ook de voorbede om arbeiders in de oogst stimuleren, en onder de jongeren de aandacht wat meer vestigen op de mogelijkheid van „dominee worden".

Natuurlijk kon het voorlezen door een student ook maar op enkele plaatsen; je moest maar net zo'n jonge man in de gemeente hebben.

In de regel fungeerde de plaatselijke schoolmeester als voorlezer en voorzanger en velen van hen hebben dit op een voortreffelijke wijze gedaan.

Over het zingen in de kerk een volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE KERKDIENST IN VROEGER TIJDEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's