KLARE TAAL VAN CALVIJN
Hèt kenmerk van de wedergeboorte.
In onze onvolprezen Heidelb. Catechismus wordt de bekende vraag gesteld: „Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, opdat gij in deze troost zaliglijk leven en sterven moogt? ", met het antwoord over de drie stukken, nl. die van ellende, verlossing en dankbaarheid.
We leven in een tijd dat, meer dan ooit, over dit eerste stuk heen gestapt wordt en men meent zonder doorleving daarvan, deel te hebben aan de verlossing, die in Christus Jezus is.
In onze Geref. Gezindte is men, Gode zij dank, in het algemeen gesproken, zich wel bewust van de noodzakelijkheid dit stuk te doorleven. Doch in zeer brede kring wordt het doorleven van het stuk der ellende, voor zover het aan het stuk der verlossing vooraf gaat, gewaardeerd op een wijze die niet in overeenstemming is met Schrift en Belijdenis. Men stelt dit dan voor als een vrucht van wedergeboorte, als een blijk van door God geschonken leven. De oorzaak van deze onschriftuurlijke zienswijze is gelegen in het feit dat men het onafscheidelijk aan elkander verbonden zijn van geloof en wedergeboorte loochent, zodat men gaat spreken van een wedergeboorte vóór het geloof. Waaronder men dan verstaat dat een mens dagen, weken, maanden of jaren lang wedergeboren kan zijn, gedurende welke tijd men in overtuiging leeft, zonder tot het geloof te zijn gekomen dat Christus als persoonlijke Borg aanneemt en waardoor men het stuk der verlossing leert kennen. Men wil dan nog wel spreken van een „verborgen geloof', doch dat nog niet tot de aanneming van Christus gekomen is.
Wanneer men er dan op wijst dat er buiten Christus geen leven kan zijn, dan verwijst men er naar dat Gods kinderen van eeuwigheid in Christus uitverkoren zijn en dat daarom ook degenen die door Gods Geest ontdekt zijn, toch ondanks dat zij nog de geloofsvereniging met Christus missen, zich op grond van die uitverkiezing „in Hem" bevinden.
Hoe onjuist deze beschouwing is moge blijken uit de volgende uitspraak van Calvijn:
„Indien wij met het Bloed van Christus door de Geest besprengd worden tot reinigmaking, laat ons dan niet menen, dat wij vóór zulk een besprenging anders zijn, dan een zondaar, die zonder Christus is. Laat dit dus vast blijven, dat het begin van onze zaligheid is een opstanding als van de dood tot het leven; want wanneer het ons om Christus' wil gegeven is in Hem te geloven, dan eerst beginnen wij over te gaan van de dood tot het leven".
De wedergeboorte, het nieuwe leven, begint bij het stuk der verlossing. Deze Schriftuurlijke, reformatorische Waarheid vindt in onze dagen in de Geref. Gezindte helaas weinig geloof meer.
Daarom is het onze heilige roeping tot deze waarheid met alle kracht en liefde die in ons is, terug te roepen. Het gaat om de zuivere weergave van de weg des heils, om de zuivere vertolking van Gods Woord en om het geestelijk welzijn van Gods gemeente.
Wil men van wedergeboorte vóór het geloof spreken? Dit kan, mits men er aan toevoegt dat men met minstens evenveel recht kan spreken dat een mens door het geloof wedergeboren wordt, zoals Calvijn doorgaans doet. En al gebruikt Calvijn het woord wedergeboorte vaak in zeer ruim verband, zodat het gehele verdere leven van Gods kind er onder begrepen wordt, dit sluit dan toch zeker de wedergeboorte in engere zin in.
Geloof en wedergeboorte, ze zijn wel te onderscheiden, doch onafscheidelijk aan elkander verbonden.
Klare taal over het verband tussen geloof en wedergeboorte doet Calvijn ons horen in zijn commentaar op het Johannes Evangelie. Mogen wij u deze taal doorgeven, zoals ze doorklinkt in onderstaande citaten? Ze mochten wel biddend gelezen en herlezen worden, opdat God de lezing hiervan mocht zegenen tot wegneming van beschouwingen, die met de Waarheid in strijd zijn.
Bij Joh. 1: 13 schrijft Calvijn o.a.:
„Nochtans schijnt de Evangelist averechts te doen, als hij de wedergeboorte vóór het geloof stelt, daar ze toch veel meer een werk des geloofs is en daarom op het geloof volgt. Ik antwoord, dat het beide zeer wel overeenstemt: want door het geloof ontvangen we het onvergankelijk zaad, waardoor we in een nieuw en Goddelijk leven herboren worden; en nochtans is nu het geloof zelf een werk des HeiHgen Geestes, welke niet dan in de kinderen Gods woont. Zo is dan het geloof, achtervolgens de verschillende opzichten, ten eerste een deel onzer wedergeboorte en een ingang in het Koninkrijk Gods, opdat Hij ons onder Zijn kinderen telle".
En iets verder schrijft Calvijn, waarvan hij zelf zegt dat het nog klaarder en helderder is, het volgende:
„Want als ons God het geloof inblaast, zo wederbaart Hij ons heimelijk, op een verborgen en ons onbekende wijze. Maar als ons nu het geloof is geschonken, zo nemen wij aan met een levendig gevoel der consciëntie, niet alleen de genade der aanneming, maar ook de nieuwigheid des levens en alle andere gaven van de Heilige Geest. Want aangezien het geloof Christus aanneemt, zo leidt het ons om zo te zeggen, in het bezit van al Zijn goederen. Daarom zoveel ons gevoel aangaat zo beginnen we niet eerder kinderen Gods te worden, voordat we geloven".
Het volgende onderwijs geeft Calvijn ons bij Joh. 6 : 44 („Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke"):
„daarom, gelijkerwijs Christus tevoren gezegd heeft, dat de mensen niet bekwaam zijn om te geloven, zolang ze door God niet getrokken worden, zo zegt Hij nu, dat de genade des Geestes krachtig is, waarmede zij alzo getrokken worden, dat ze noodzakelijk moeten geloven".
En iets verder:
„want van God wordt in waarheid gezegd ons te trekken, wanneer Hij de kracht Zijns, Geestes ontsteekt tot een volkomen werk des geloofs".
Bij Joh. 7 : 38 schrijft Calvijn in verband met het komen tot Christus:
„komen is niet anders dan geloven, behoudens nochtans, dat ge het woord geloven recht uitlegt, gelijkerwijs te voren gezegd is, dat wij in Christus geloven, wanneer we Hem aannemen gelijk Hij ons in het Evangelie Zichzelf voor ogen stelt, nl. vervuld zijnde met kracht, wijsheid, rechtvaardigheid, zuiverheid, leven en alle gaven des Geestes".
Tenslotte merkt Calvijn bij Joh. 17 : 3 op:
„wij zijn alle te samen in de dood, tot de tijd toe dat God ons verschijnt. Die alleen het leven is; en wanneer Hij verschenen is, doordien we Hem met het geloof bezitten, zo treden we meteen in het bezit van het leven".
Hoe blijkt uit de bovenstaande citaten dat hèt kenmerk van de wedergeboorte het geloof is, waaraan noodzakelijk zal zijn vóóraf gegaan het ontdekkende werk van Gods Geest.
Geloof hèt kenmerk van de wedergeboorte. Zonder dit Christus-aannemende geloof mogen we niet veronderstellen dat er reeds wedergeboorte óf nieuw leven aanwezig is. Onze vaderen beseften dit. Vandaar dat in het formulier van het Heilig Avondmaal, welk sacrament toch uitsluitend ingesteld is voor degenen die airede wedergeboren zijn (zie art. 35 van onze Nederl. Geloofsbelijdenis), opgewekt wordt zich te beproeven of men in het geloof is. Juist omdat dit waarachtige geloof hèt onmisbare kenmerk van de wedergeboorte is.
Het heet daar immers: „ten andere, onderzoeke een iegelijk zijn hart, of hij ook deze gewisse belofte van God gelooft, dat hem al zijn zonden, alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, vergeven zijn; en de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigen toegerekend en geschonken is, ja, zo volkomen, alsof hij zelf in eigen persoon, voor al zijn zonden betaald, en alle gerechtigheid volbracht had".
Wanneer men het leven in overtuiging beschouwt als kenmerk van wedergeboorte, dan zal men bij de erkenning dat het nodig is dat God verder leidt en ook tot geloof brengt, toch in die overtuiging reeds het leven menen te vinden en dat... terwijl de geestelijke dood nog heerst. Zo nadert men tot de Dis des Heeren, terwijl men volgens Calvijn „de mond en de maag des geloofs" mist, die noodzakelijk zijn om te eten en te drinken overeenkomstig de instelling des Heeren.
Zou het niet een strik van satan kunnen zijn (en dit is het zeker!), om het zó voor te stellen, dat men reeds wedergeboren is, terwijl men met Christus door het geloof nog niet is verenigd? Dat geloof èn wedergeboorte onafscheidelijk aan elkander verbonden zijn, daarvoor wil de vorst der duisternis het oog zo lang mogelijk gesloten doen blijven. Hij heeft niets liever dan dat men de dood voor het leven aanziet. En hierin wederstaat hij de Heilige Geest, Die bij Zijn ontdekkend werk juist de mens van zijn doodstaat wil overtuigen, opdat het een afgesneden zaak worde en hij als een goddeloze door het geloof moge gerechtvaardigd worden.
Satan tracht zo lang mogelijk te voorkomen dat uit een verlost zondaarshart in ootmoed en aanbidding het nieuwe lied opklinke, dat het Lam verheerlijkt.
Laat ons de duivel wederstaan. Ook hierin, dat we trachten hem te verhinderen de ontdekte mens een blinddoek voor te doen, zodat deze meent zich reeds op het smalle pad te bevinden, zonder dat er in werkelijkheid staatsverandering heeft plaats gehad.
Er is voor de zondaar, ook voor de ontdekte zondaar, slechts één mogelijkheid tot redding: „geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden". Dat is de rijke aanbieding van Gods genade.
Zonder het, door de kracht des Geestes gewerkte geloof, hetwelk met de wedergeboorte gepaard gaat, zal er geen overgang lamnen zijn van de dood tot het leven, van de duisternis tot Gods wonderbaar licht. In de duisternis was er wel licht, doch het was het ontdekkende licht des Geestes dat verschrikte. Eerst bij de wedergeboorte, bij de overgang van dood tot leven, ontvangt en schouwt de ziel het wonderbare licht, hetgeen iets van de hemel doet smaken. Een kind des lichts is in Sion geboren.
Geloof, wedergeboorte en verlossing vallen samen.
Die in Christus gelooft, zal leven en smaken de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, als vrucht der rechtvaardiging.
Als God wederbaart moet de mens door de kracht des Geestes noodzakelijk geloven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1960
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1960
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's