Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAULUS VAN TARSUS ...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAULUS VAN TARSUS ...

10 minuten leestijd

Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen. (Jacobs zegen voor Benjamin, Gen. 49 : 27.)

Saulus van Tarsus is ongetwijfeld een van die figuren uit de Heilige Schrift, van wier leven ons het meest bekend is. Als zodanig staat hij naast mannen als Abram, Mozes en David. Een groot deel van het boek Handelingen der Apostelen geeft ons talloos vele informaties, die van zeer grote waarde zijn om onszelf een beeld van zijn leven te vormen. Ook in zijn eigen brieven vinden wij, her en der verspreid, menig belangrijk gegeven. Vooral wanneer de apostel over zichzelf spreken gaat en over de weg, die God met hem gegaan is, om alzo zijn tegenstanders de mond te kunnen snoeren. Menigmaal krijgen wij dan iets te horen over wat hem zowel vóór als na zijn bekering wedervaren is. Overigens wordt hij in het Nieuwe Testament alleen nog maar in 2 Petrus 3 : 15v. met name genoemd. Daar heet het, dat er in zijn zendbrieven sommige dingen voorkomen, die zwaar zijn om te verstaan, en die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien tot hun eigen verderf, gelijk zij ook met de andere schriften doen. Uit deze opmerking blijkt dus, dat ook onder de eerste christenen de brieven van „de geliefde broeder Paulus" moeilijk te verwerken èn moeilijk uit te leggen waren. Men heeft in dit verband ook wel gewezen op Openb. 11: 3w. Daar wordt gezegd: „En ik zal Mijn twee getuigen macht geven, en zij zullen profeteren duizend twee honderd zestig da­gen, met zakken bekleed". Deze twee getuigen zullen, volgens het woord van de engel tot Johannes, bestreden worden door het beest uit de afgrond. En wanneer zij hun getuigenis volbracht zullen hebben, zullen zij door het beest overwonnen en gedood worden. Hun dode lichamen zullen dan liggen op de straat der grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, „waar ook onze Heere gekruisigd is". Drie en een halve dag lang zullen zij onbegraven blijven. En de mensen zullen hun lijken aanschouwen. Daarna zullen zij tot grote ontsteltenis van allen weer uit de dood opstaan en vervolgens ten hemel opvaren. Men heeft wel gemeend, dat met deze twee getuigen de apostelen Petrus en Paulus bedoeld zijn 1). Is deze veronderstelhng juist, dan zouden wij hier nóg een gegeven hebben over Paulus' leven. Maar het is nog steeds de vraag, of deze uitleg recht van bestaan heeft. Vandaar dan ook, dat wij Openb. 11 : 3vv. beter buiten beschouwing kunnen laten.

Saulus is geboren in Tarsus. Dat staat vast 2). Hij is dus wat men noemt: een jood uit de verstrooiing. In de Nieuwtestamentische tijd waren vele Joden over de gehele, toenmaals bekende wereld verspreid. Soms omdat zij door hun vijanden uit hun vaderland waren weggevoerd. Soms ook omdat zij uit eigen vrije wil naar elders vertrokken waren, bijvoorbeeld om daar handel te drijven. Waarom de ouders van Saulus in Tarsus gevestigd waren, is ons niet bekend. Het is ons niet met zekerheid overgeleverd, of zij vrijwillig dan wel gedwongen naar het buitenland gegaan zijn.

De latijnse kerkvader Hieronymus (348-420 n.C.) heeft nog wel enkele overleveringen voor ons bewaard, die daarmede in verband staan. In zijn boek: „Over beroemde mannen" schrijft hij o.a.: „De apostel Paulus ... is afkomstig uit de stam Benjamin, en uit de stad Giscala in Judea; nadat hij door de romeinen gevangen genomen was, is hij met zijn ouders naar Tarsus in Cilicië verhuisd". Heeft Hieronymus hier gelijk, dan zou Saulus dus nog in het land der vaderen geboren zijn en als kleine jongen weggevoerd zijn naar Tarsus. Maar in zijn commentaar op de brief aan Philemon geeft de kerkvader ons een ander bericht door. Daar zegt hij namelijk: „(Over de vraag, ) wie toch wel Epaphras, de medegevangene van Paulus, zijn mag, hebben wij dit verhaal vernomen: men zegt, dat de ouders van Paulus uit Giscala, een streek in Judea, afkomstig zijn en dat zij, toen de gehele provincie door een romeinse bende verwoest werd en toen de Joden over de wereld verspreid werden, naar Tarsus, een stad in Cilicië, gebracht zijn; dat Paulus in zijn jeugd deze stand gevolgd is; en dat er daarom staan kan wat hij van zichzelf getuigt: zij zijn Hebreeën enz., 2 Cor. 11: 22; en weer elders: een Hebreeër uit de Hebreeën, Phil. 3:5; en de overige dingen, die hem meer tot een Jood dan tot een man uit Tarsus stempelen 3). Moeten wij aan deze informatie geloof hechten, dan zouden dus de ouders van Saulus uit Giscala komen, terwijl Saulus zelf nog niet geboren was, toen zij noodgedwongen naar Tarsus vertrokken. Over het algemeen voelt men wel het meest voor deze overlevering. Vooral ook omdat de Schrift met nadruk verscheidene malen zegt, dat Saulus in Tarsus geboren is.

De vader van Saulus was een Benjaminiet. En hij behoorde tot de „richting" der Farizeeërs 4). Dat beduidt dus, dat hij overeenkomstig de wet van Mozes nauwgezet wenste te leven. Daarom kan de apostel later verklaren: Mannen broeders, ik ben een Farizeeër, eens Farizeeërs zoon. Daaruit spruit ook voort, dat hij getuigen kan ten achtsten dage besneden te zijn. Nog immer is voor de vrome Jood de besnijdenis een gewichtig gebeuren 5). Daarmede wordt het kind „binnengevoerd in het verbond van Abraham, onze Vader". Tegenwoordig is het niet meer de vader van het pasgeboren kind, die deze rituele handeling verricht. Zij wordt voltrokken door een deskundige, Mohêl (dat is letterlijk: besnijder) genaamd, die daartoe speciaal is opgeleid en die er ook een examen voor heeft afgelegd. Waarschijnlijk echter heeft de vader van Saulus zijn kind nog wel zelf besneden. Tegelijk met de besnijdenis werd ook de naam gegeven. Zo geschiedde het volgens Lukas ook bij de Heere Jezus Christus, en bij Johannes de Doper. Uit het laatste voorbeeld weten wij voorts, dat het meermalen gewoonte was om een kind naar familieleden te vernoemen. Naar wie Saulus vernoemd werd, wordt nergens vermeld. Mogelijk is, dat zijn vader hem genoemd heeft naar koning Saul, die immers óók een Benjaminiet was. Mogelijk is ook, dat hij vasthield aan de letterlijke betekenis van de Hebreeuwse naam Saulus, die „de afgebedene" beduidt: dan zou er dus veel gebeden en gesmeekt zijn tot de God van Abraham, Izak en Jacob om de geboorte van deze zoon. Sommigen hebben er wel op gewezen, dat het niet zo voor de hand ligt om een kind te noemen naar een koning, wiens einde verschrikkelijk was. Hoe dit ook zij, in ieder geval zijn ons uit de tijd van het N.T. meer personen bekend, die de naam Saul-us gedragen hebben. Josephus, de bekende Joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw na Christus, noemt b.v. een bloedverwant van het huis van Herodes, en een aanzienliik man uit de stad Skythopolis, die beiden ook zo geheten hebben 6). Verder is daar nog Abba Saul, een gezaghebbende rabbijn uit de 2e eeuw na Christus. Bewijzen dus te over, dat men niet geaarzeld heeft zijn kind deze naam te geven, waaraan tenslotte toch maar de herinnering kleefde aan een man, die door de Heere verworpen werd.

De vader van Saulus was verplicht om zijn kind ook een romeinse naam te geven, naast de joodse. Dat hangt samen met het feit, dat hij het romeinse burgerrecht bezat, dat in die dagen een waardevol bezit heten mocht. Hoe de vader van de latere apostel dit romeinse burgerrecht verkregen heeft, is alweer een vraag, waarop geen vaststaand antwoord mogelijk is. Zijn zoon kon later zeggen: Ik bezit het door geboorte 7). Of de vader dat óók zeggen kon, is niet zeker. Behalve door geboorte kon men het namelijk ook door verlening verwerven. Wanneer een romeins burger een slaaf losliet, dan werd hem heel dikwijls meteen het burgerrecht verleend. Ook bestond de mogelijkheid om het door betaling van een grote som gelds te verkrijgen 8). Het romeinse burgerrecht bracht bepaalde verplichtingen, maar ook grote voorrechten met zich mede. Men maakte onderscheid tussen iura privata (particuliere rechten) en iura publica (staatkundige rechten). Tot de particuliere rechten behoorden conubium en commercium. Conubium was het recht om een wettig romeins huwelijk aan te gaan; en commercium gaf de bevoegdheid om volgens romeins recht zich eigendom te verwerven, het in bezit te houden en het te verkopen. Tot de tweede groep — de staatkundige rechten — behoorden vooral: het ius provocationis, of wel: het recht om zich van een vonnis van een magistraat ener stad te beroepen op een hoger gezag; het ius suffragii, of wel: het recht om in de volksvergaderingen zijn stem uit te brengen; het ius honorum, of wel: het recht om hoge staatsambten te bekleden; en het ius sacerdotiorum, of wel: het recht om zitting te nemen in voorname romeinse priestercolleges 9). Zoals men weet, heeft Saulus later van deze tweede groep rechten een goed gebruik kunnen maken, toen men hem gegeseld had. Een romeins burger had namelijk niet alleen het recht en de plicht om een romeinse naam te dragen, maar ook mocht hij niet geboeid of gegeseld worden, en niet door een of andere stadhouder ter dood gebracht worden. Een man, die het romeinse burgerrecht bezat, mocht alleen maar in Rome gedood worden, niet in de provincies van het rijk.

Op grond van dit alles is het, dat in het N.T. de latere apostel met twee namen wordt aangeduid. Saulus was zijn joodse naam. En Paulus („de kleine") zijn romeinse. Men moet daar dus geen verband met zijn bekering in zoeken, gelijk wel gedaan wordt, wanneer men het heeft over „Saulus, die een Paulus werd".

Om zich in de wereld van die dagen te kunnen bewegen, was het voor de Joden uit de diaspora noodzakelijk, dat zij de taal spraken, die in die dagen overal verstaan werd. Dat was het Koinè- Grieks. Dit Grieks vervulde de functie, die thans door het Engels uitgeoefend wordt. Als bijzonderheid zij opgemerkt, dat ook het N.T. in deze taal geschreven is. In de gezinnen der wetsgetrouwe Joden werd echter ook nog bet Aramees, de taal van het land der vaderen, bijgehouden. Zeer zeker was dat ook het geval in het gezin, waaruit de apostel stamde. Niet voor niets noemt hij zich een Hebreeër uit de Hebreeën. Dat houdt verband met de taal, die hij thuis geleerd heeft, toen hij nog een kleine jongen was. Wellicht hebben zijn ouders hem ook leren bidden in het Aramees, dat ergens door hem genoemd wordt: het Hebreeuwse dialect 10). Zou het dan een herinnering zijn aan wat hij van vader en moeder geleerd heeft, wanneer hij in Rom. 8 : 15 schrijft: „Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vrees; maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door welke wij roepen: Abba — Vader"? Dat was ook de taal, die Christus sprak. .. . 11)


I) Cf.: O. Cullmann: „Peter; disciple, apostle, martyr"; New York, 1958, pag. 88.

2) Hand. 22 : 3.

3) „De Viris Illustribus", cap. 5; „In epistilam ad Philem.", cap. 23.

4) Philipp. 3 : 5.

5) Cf. J. Soetendorp: „Symboliek der Joodse Religie", Zeist, 1958, pag. 1 v.v.

6) Cf. Flavius Josephus: „Joodse oorlog" II, 17, 4; en: II, 18, 4. •

7) Hand. 22 : 28.

8) Hand. 22 : 28.

9) Cf. P. Hoekstra: „Romeinsche Antiquiteiten", Zwolle, 1909; pag. 31 v.v. Voorts ook: T. R. Glover: „De antieke wereld", Utrecht, 1959; pag. 218—221.

10) Naar de grondtekst van Hand. 22 : 2. Dialektos betekent volgens het „Wörteribuch zum N.T." van W. Bauer, 4. Auflage, Berlin, 1952: Taal van een volk of een streek.

11) Mare. 14 : 36: „En Hij zeide: Abba, Vader! alle dingen zijn U mogelijk; neem deze drinkbeker van Mij weg. Doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt." Zie ook: G. Dalman: „Die Worte Jesu", 1. Auflage, Leipzig, 1898, S. 156.ff.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

SAULUS VAN TARSUS ...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's