Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maandag 31 oktober jl., op de herdenkingsdag van de kerkhervorming dus, heeft de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs haar 100-jarig bestaan herdacht. In de Domkerk te Utrecht vond een herdenkingsdienst plaats, die door velen is bijgewoond.

In vele kerkelijke periodieken is aan dit heuglijk feit uitvoerige aandacht geschonken. Geen wonder, want G.N.S., zoals bovengenoemde vereniging meestal genoemd wordt, vervult in het geheel van ons christelijk onderwijs een belangrijke plaats en functie. Meer dan duizend scholen, waaronder behalve lagere scholen ook vele christelijke kweekscholen en kleuterscholen, zijn lid van deze vereniging.

„Het is een treffende gedachte — zo schrijft prof. Oosterhoff in „De Wekker" —, dat het jubileum wordt gevierd op de Hervormingsdag".

Daar is verband tussen Hervorming en het Christelijk; onderwijs. Een van de rijke vruchten van de reformatie is het onderwijs, ook aan de kinderen van het gewone volk. En ook al kan men niet zeggen, dat de reformatie het volksonderwijs in het leven heeft geroepen, zij heeft dit wel uit zijn verval opgebeurd en krachtig bevorderd. En het grote doel in dat alles was de Bijbel en daardoor Jezus Christus te brengen ook tot het kind.

En dat moet het verheven ideaal van alle Christelijk onderwijs blijven, nu en altijd.

In „Hervormd Nederland" van 22 okt. jl. heeft dr. H. J. Honders, de vice-voorzitter van G.N.S. een instructief artikel geschreven over het ontstaan en de huidige positie van de jubilerende vereniging. Het is goed, als de lezers van „De Waarheidsvriend" hieruit iets vernemen, want de Hef de voor ons christelijk onderwijs zal in belangrijke mate toenemen, als wij de historie kennen.

Dr. Honders schrijft dan:

Sinds de Reformatie tot aan de Franse Revolutie was de schooi in ons land ten nauwste met de staat en met de kerk verbonden. Beide, staat en kerk, wisten zich als dienaresse van God tot een onderscheiden taak geroepen bij het onderwijs van de kinderen van ons volk.

Met de scheiding van kerk en staat, als vrucht van de Franse revolutie, werd de school een zaak van de staat. De kerk mocht aanvullend godsdienstonderwijs geven. Bij de wet van 1606 was er wel de mogelijkheid van ander onderwijs b.v. namens diaconie of namens het Nut van 't Algemeen, maar de vrijheid van bijzonder onderwijs bestond meer in theorie dan in praktijk. Op deze basis had het schoolleven van de vorige eeuw zich te ontwikkelen.

Bij die ontwikkeling rezen er allerlei vragen:

Heeft de staat als dienares van God ook ten aanzien van het onderwijs een positieve taak? Of dient zij te midden van verschillende gezindten een neutrale houding aan te nemen?

Heeft de kerk ten aanzien van het onderwijs ook een eigen taak en welke is die eigen taak? Als de kerk die taak niet ziet of de kerk, als instituut, die taak aan anderen toewijst, wie zijn dan die anderen? De gelovigen, individueel en in verenigingsverband? Of de ouders?

Voeg bij de ingewikkeldheid van dit vragencomplex een heftige politieke strijd en een niet minder heftige kerkelijke strijd (Doleantie 1886) en ge ziet het schoolleven tot een 80-jarige schoolstrijd zich ontwikkelen, die pas door de pacificatie van 1920 een, zeker niet allen bevredigend, einde nam.

Bij het begin van de schoolstrijd is de vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs ontstaan, nl. op 30 okt. 1860, en wel op initiatief van niemand minder dan mr. Groen van Prinsterer. De aanleiding was de totstandkoming van de onderwijswet van mr. Van der Brugghen in 1857, die voor Groen een grote teleurstelling betekende.

De schoolwet van Van der Brugghen in 1857 is van zeer grote betekenis geworden in de historie van het onderwijs hier te lande. Zij gaf markante bedding aan het schoolleven, zoals dat zich op grond van de wet van 1806 ontwikkeld had. Krachtens het karakter van de staat, werd de staatsschool of openbare school algemeen, terwijl daarnaast een bijzondere christelijke school de officiële vrijheid kreeg om zich een weg naar de toekomst te banen.

Deze vrijheid hield echter in„ dat de christelijke school geen financiële steun van de staat ontving. Dit veranderde wel enigszins in 1889, terwijl pas in 1920 de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs zou volgen.

Deze vrijheid hield ook in, dat de stichting van christelijke scholen door de liberale tijdgeest zeer bemoeilijkt werd. De conflicten werden heviger naarmate het verlangen naar christelijk onderwijs groter werd als gevolg van het Reveil, die geestesbeweging, die met grote zorg vervuld was ten aanzien van alles, wat de natie in haar christelijk karakter bedreigde.

Het kan de lezers bekend zijn, dat mr. Van der Brugghen persoonlijk een voorstander was van christelijk onderwijs. Door zijn toedoen is de oudste chr. kweekschool in ons land, nl. die op de Klokkenberg te Nijmegen, opgericht. Te betreuren valt het daarom, dat de schoolwet van 1857, die onder zijn ministerschap tot stand kwam, voor de neutraliteit van de staatsschool koos.

Groen daarentegen had in de 2e Kamer jaren lang gestreden voor het chr. karakter van de openbare school. Volgens Groen behoorde de nationale school de christelijke school te zijn. Nationaal en christelijk waren voor hem onafscheidelijk. Volgens zijn theocratische visie kon hij de staat geen neutraal karakter toeschrijven.

Toen de wet Van der Brugghen in 1857 een feit was geworden, sloot Groen van Prinsterer zich na enige aarzeling aan bij diegenen, die krachtens de Wet Van der Brugghen vrije scholen met een uitgesproken christelijk karakter in het leven wilden roepen, omdat de openbare school daarin tekort schoot. Zo ontstond 30 oktober 1860 de Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, waarvan Groen het erevoorzitterschap aanvaardde. De statuten dragen duidelijk het stempel van Groens visie. Als én de staat én de kerk tekort schieten in hun roeping dan is het enige „redmiddel" voor christelijk onderwijs gelegen „in een vrije school, hetzij die van de kerk uitgaat of van een vereniging".

„Zo zou Christelijk Nationaal Schoolonderwijs varen in het zog van Van der Brugghen maar onder de vlag van Groen van Prinsterer". aldus P. Oosterlee in zijn (Geschiedenis van het christelijk onderwijs".

Later zou er een andere vlag bijkomen: de vlag van Kuyper. Zijn visie op staat en kerk was een andere dan die van Groen. Krachtens het neutrale karakter van de staat volgens Kuypers gedachte, en krachtens zijn visie op de kerk als instituut en organisme, zag hij een vereniging voor christelijk onderwijs niet als nood-zaak, maar als noodzakelijk, niet als noodoplossing, maar als dé oplossing, niet als plaatsvervangend maar als alleen geldend middel.

's Is de vraag, of deze typering van Kuyper wel helemaal juist is. Kuyper heeft lang niet zo negatief over de staat gedacht als veelal wordt voorgesteld. Toch kwamen er moeilijkheden binnen C.N.S., vooral door de kerkelijke spanningen in de I9e eeuw, o.a. de Afscheiding «n de Doleantie.

Vele gereformeerden was Christelijk Nationaal Onderwijs niet gereformeerd genoeg en vele hervormden niet hervormd genoeg. Zo werd in 1868 de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs opgericht, die in 1908 haar naam veranderde in het nog bestaande Gereformeerd Schoolverband. Van hervormde zijde kwam het, vanwege de Doleantie in 1886, tot een conflict, waardoor de vereniging voor Christelijk Volksonderwijs ontstond, die nog altijd vele hervormde schoolverenigingen omvat.

Maar ondanks moeilijkheden en scheuringen, mag C.N.S. er nog zijn. Het interkerkelijk karakter van de Vereniging is tot op vandaag bewaard.

Het behoorde tot de eigen geaardheid van de jubilerende vereniging om een eenheid te willen zijn in verscheidenheid; een eenheid, ondanks de verschillende visie op kerk en staat. Krachtens haar verleden en heden is zij dan ook een verenigingspunt bij uitnemendheid van alle voorstanders van het reformatorisch onderwijs, op basis van het apostolisch christendom.

Christelijk Nationaal Onderwijs draagt aldus een interconfessioneel karakter, leden van de Nederlandse Hervormde Kerk, van de Gereformeerde Kerken, van de Christelijk Gereformeerde Kerken, van de vrijgemaakte Gereformeerde Kerken, in geringer getal ook Luthersen en Doopsgezinden werken daarin broederlijk samen. Krachtens haar karakter omvat zij zowel kerkelijke als verenigingsscholen.

Wat deed en doet de Vereniging?

Tot haar werkzaamheden behoren, geheel in de lijn van haar geschiedenis:

a. financiële en andere steun bij het oprichten van scholen. Ruim 1000 scholen zijn bij haar aangesloten;

b. de zorg voor de opleiding van onderwijzers. Deze zorg strekt zich uit over 17 aangesloten kweekscholen;

c. de belangen van het christelijk onderwijs worden op bijzondere wijze gediend door een korps van 18 inspecteurs (meest directeuren en leraren van de betreffende kweekscholen).

Dit inspectoraat werkt zeer stimulerend ten aanzien van de verhoging van het peil van het christelijk onderwijs; d. het lag geheel in de lijn van C.N.S. om actief te zijn bij de dreigende verwarring inzake het kerklied. Naar aanleiding van een nieuwe berijming der Psalmen zond zij haar missiven naar de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk en van de Gereformeerde Kerken. Gelukkig niet zonder succes.

Ook nu, sinds de financiële gelijkstelling tussen openbaar en christelijk onderwijs, heeft C.N.S. nog volop reden van bestaan.

Sinds de financiële gelijkstelling in 1920 kon de geldelijke offervaardigheid minder worden; de strijd naar binnen, die helaas andere schoolorganisaties had doen ontstaan was geluwd; de strijd naar buiten flikkerde zo nu en dan eens op.... en zo gaat de honderd-jarige voort om, in veranderde omstandigheden, met dezelfde liefde het christelijk onderwijs om Christus' wil te dienen.

Bij alles wat ondernomen is om het proces der ontkerstening van ons volksleven tegen te gaan, neemt het christelijk onderwijs en daarin ook de arbeid van C.N.S. een betekenisvolle plaats in.

En verder:

Men kan van inzicht verschillen hoe ons volksleven en zo ook het onderwijs het beste gekerstend en herkerstend moet worden. Alles wat gedaan wordt uit liefde tot Jezus, hetzij bij het openbaar onderwijs, hetzij bij ander bijzonder onderwijs, heeft recht op onze waardering en onze stem. Wanneer de christelijke organisaties daarbij eigen wegen zijn gegaan en nog gaan, dan gaat 't hen daarbij om de intensivering van het christelijk karakter van onderwijs en opvoeding. Over de nood-zaak van een intenser christelijk karakter van het onderwijs zijn, sinds het ontstaan van christelijke scholen naast openbaar en ander bijzonder onderwijs, heel wat harde en bittere woorden gevallen. De schoolstrijd heeft vele kwade geesten ontketend. De liberalen waren meestentijds heel weinig liberaal en de socialisten dikwijls weinig sociaal en de christelijken vaak weinig christelijk. Het laatste is wel het ergste, omdat deze naam met Christus te maken heeft.

Dr. Bonders eindigt zijn artikel met nog eens een streep te zetten onder de woorden „christelijk" en „nationaal".

Wanneer C.N.S. zich „christelijk" noemt, dan doet zij dit in het besef van haar menselijke onvolmaaktheid. Wel begeert zij met persoon en werk dagelijks onder de kritiek van Christus en ook onder Zijn zegen zich te stellen.

En wanneer C.N.S. zich „nationaal" noemt, dan vraagt zij niet slechts christelijk onderwijs voor eigen christelijk volksdeel, maar voor heel de natie.

Zij is confessioneel én apostolair.

Moge de jubilerende vereniging in edele wedijver met allen die het goede voor onderwijs en opvoeding zoeken, op haar weg voortgaan: tot waarachtig welzijn van de jeugd en tot eer van Hem, die ons allen, jong en oud, oproept tot Zijn blijde dienst.

En gaarne willen ook wij deze jubilerende vereniging van harte gelukwensen met haar 100-jarig bestaan, en de hoop uitspreken, dat zij metterdaad zegenrijk werkzaam mag zijn in het belang van onze jeugd. Dat is èn christelijk èn nationaal.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1960

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's