Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOT STILSTAND GEBRACHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOT STILSTAND GEBRACHT

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet dat ik het alrede gekregen heb, of alede volmaakt ben; maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben. Fhilippenzen 3 vers 12.

Op weg naar Damascus is het grote wonder geschied. Daar heeft de Heere de vervolger van Zijn gemeente in zijn ijver gestuit. Daar is aan de schitterende carrière, die naar menselijke verwachtingen voor Saulus van Tarsen binnen het Jodendom van zijn dagen was weggelegd, door Christus Jezus Zélf een einde gemaakt. Daar is het leven van de ijveraar Gods, die tot in het buitenland toe de kerk van Christus vernietigen wilde, totaal omgezet. Daar is de toekomst van de strenge Farizeeër, die mede een welbehagen had in de dood van Stephanus, omdat hij in hem alleen maar een Godslasteraar zien kon, volkomen anders geworden dan hij het zichzelf ooit had kunnen voorstellen.

Wanneer er op de weg naar Damascus niets gebeurd was, dan zou Saulus een voortreffelijk Joods Schriftgeleerde geworden zijn, in aanzien bij het gehele volk. De leerling van Gamaliel zou gedeeld hebben in de eer, die men ook aan zijn leermeester bewezen heeft.  1) Wie weet, of wij dan niet in plaats van zijn apostolische brieven enkele wijze spreuken, uit zijn mond voortgekomen, in de Misjnah zouden kunnen hebben vinden. Spreuken, die dan op naam van een zekere rabbi Saul ons overgeleverd zouden zijn. Dat hij het onder de Joden ver gebracht zou hebben, staat als een paal boven water. Reeds in zijn jonge jaren viel hij op. 2) Laat staan dan, als hij tot verstandelijke rijpheid gekomen was. Zijn grote begaafdheid staat ons daar wel borg voor.

Zonder een ommekeer bij Damascus zou het leven van Saulus van Tarsen ongetwijfeld overeengekomen zijn met hetgeen in het apocriefe boek Jezus Sirach van de goede leerling beschreven wordt. Jezus Sirach zegt van hem: „Deze onderzoekt de wijsheid aller ouden, en is bezig in de profetieën. De vertelling der vermaarde mannen onthoudt hij, en in kloeke spreuken gaat hij met hen om. Hij onderzoekt verborgen spreekwoorden, en in raadselen der spreuken oefent hij zich. Midden onder de groten dient hij, en onder de vorsten wordt hij gezien. Het land van vreemde volken doorreist hij, want hij heeft wat goed en kwaad is onder de mensen beproefd. Hij begeeft zijn hart tot de Heere, om vroeg te komen tot Degene, die hem gemaakt heeft, en tot de Allerhoogste smeekt hij. En hij doet zijn mond open tot het gebed, en smeekt voor zijn zonden. Indien die grote Heere wil, zo zal hij met de geest des verstands vervuld worden. Hij zal de woorden zijner wijsheid als een regen uitgieten, en in zijn gebed dankt hij de Heere. Hij maakt zijn raadslag en wetenschap recht, en overlegt zijn verborgen dingen. Hij brengt onderwijzing zijner leer te voorschijn, en in de Wet van het verbond des Heeren roemt hij. Velen zullen zijn verstand prijzen, en dat zal in eeuwigheid niet uitgewist worden. Zijn gedachtenis zal niet vergaan, en zijn naam zal leven tot in alle geslachten. Zijn wijsheid vertellen de volken, en de gemeente verkondigt zijn lof. Indien hij in het leven blijft, zo zal hij een betere naam nalaten dan duizend anderen; en indien hij komt te rusten, zo verkrijgt hij die voor zich."  3)

In het schema, hier door Jezus Sirach gegeven, zou dan ook de levensloop van de uitblinkende leerling van rabbi Gamaliel de Oude gepast hebben. Wat nabij Damascus plaats gevonden heeft, maakt het ons echter onmogelijk de Joodse lof op de ware Schriftgeleerde op Saulus van Tarsen toe te passen. Dat feit heeft zulke enorme gevolgen voor hem met zich medegebracht, dat het zijn levensrichting radicaal veranderd heeft. Het heeft van hem een unieke persoonlijkheid gemaakt in de heilsgeschiedenis. Voor de kerk van Christus is hij van niet te onderschatten waarde geworden. Een apostel als Paulus is er maar één geweest. Dat is een onaanvechtbare stelling. Wat Paulus in Gods kracht heeft mogen doen, dat is een Petrus niet beschoren geweest. Zijn plaats in de historie der kerk is een geheel enige. En dat de gebeurtenis in de omgeving van Damascus daarvoor van beslissende betekenis geacht moet worden, is niet voor bestrijding vatbaar. Wat hij daar heeft meegemaakt, vormde het keerpunt in zijn leven. Daar is de Joodse Schriftgeleerde bekeerd tot een discipel van Jezus Christus. Maar dat niet alleen. Dat is maar één kant van de zaak. Tegelijkertijd is hij daar ook geroepen tot het apostelschap onder de heidenen. Onlosmakelijk was het een aan het ander verbonden. Leerjongen van Christus en apostel der heidenen — Saulus werd het beide in één moment. Het getuigenis der Schrift is in dit opzicht niet onzeker. Naar onze mening heeft daarom ook Stauffer gelijk, als hij schrijft: „Paulus ist Christ und Heidenapostel geworden in derselben Stunde." 4)

In de Handelingen der Apostelen wordt op drie plaatsen uitvoerig over Saulus' bekering gesproken. De eerste maal komt zij in Hand. 9 vers 3—19 ter sprake. Hier wordt het feit als zodanig genoemd. Het is daar, om het zo maar uit te drukken, „historische stof". Lucas verhaalt, wat er is geschied, toen Saulus in zijn hartstocht voor de Joodse religie zich opmaakte om de afvalligen in de synagogen van Damascus gebonden naar Jeruzalem te brengen.

Vervolgens is daar Hand. 22 vers 6—16. Wij dienen goed in het oog te houden, dat het de apostel zelf is, die in dit hoofdstuk aan het woord is. Hij verdedigt zich voor zijn volksgenoten. Uit het 21e vers blijkt duidelijk, met welk doel hij zijn bekering vertelt: hij wil er mee aantonen, hoe hij van Godswege geroepen werd tot de zending onder de heidenen. Daarvan legt hij verantwoording af. En hij verzwijgt niet, dat het de Heere Zelf is, die hem van een ijveraar Gods (vers 3) tot een getuige van Jezus Christus heeft omgevormd.

Tenslotte is er ook nog Hand. 26 vers 12—18. Dit is eveneens een gedeelte van een rede, die Paulus zelf gehouden heeft. Hier richt hij zich echter niet tot zijn broeders naar het vlees, maar tot koning Agrippa. Hij probeert deze vorst uit te leggen, wie en wat hij is. De Joden hebben hem beschuldigd. Zij hadden tegen hem „enige vragen van hun Godsdienst, en van zekere Jezus, die gestorven was, welke Paulus zeide te leven", ingebracht. 5) Om de levende Jezus gaat het de apostel, wanneer het hem vergund wordt voor zichzelf te spreken. Vandaar, dat hij zijn eigen bekeringsgeschiedenis vermeldt, nadat hij eerst uitgeroepen heeft: „Wat? Wordt het bij ulieden ongelooflijk geoordeeld, dat God de doden opwekt? " (vers 8). Al sprekende betuigt hij dan, dat het de levende Christus is, die hem tot apostel der heidenen verkoren heeft.

Op deze drie verschillende strekkingen van het ene verhaal hebben wij terdege te letten. Kleine verschillen kunnen daaruit verklaard worden. Verschillen, waaraan men anders een overdreven gewicht zou gaan hechten. Nog immer geldt het voor de exegeet, dat hij dan pas recht doet aan zijn stof, wanneer hij het verband, waarin zijn gegevens staan, niet over het hoofd ziet. Dat bewaart voor al te voorbarige conclusies, en dat doet voorzichtigheid betrachten met hetgeen geschreven staat. Te vaak worden geringe verschillen toegeschreven aan vergissingen van de auteur, in dit geval: van Lucas, die er zelf niet bij geweest is, toen Paulus bekeerd werd; of ook aan bronnen, die van elkaar afgeweken zouden hebben. Wat voor ieder prediker elke week weer een vaststaande regel moet zijn, dat moeten wij ook thans in acht nemen: Geef goede aandacht aan het verband; want als ge u daarom niet bekommert, dan kan uw preek nog zo mooi zijn, zonder dat zij de gemeente bepaalt bij het Woord Gods, dat blijft tot in eeuwigheid, en waarvan gij slechts dienaar hebt te zijn. En een dienaar heeft tot taak om te dienen, niet om te heersen!

Wanneer wij nu de drie beschrijvingen van Paulus' bekering in de Handelingen der Apostelen met elkaar vergelijken, dan komen wij tot het volgende beeld van hetgeen er zich heeft afgespeeld:

Op zijn reis naar Damascus was de vervolger van Christus' gemeente tot dicht bij zijn doel genaderd.

Plotseling omscheen hem een licht, helderder dan de glans der zon. En niet alleen hem, maar ook degenen die met hem reisden. Het woord, dat gebruikt wordt, duidt aan, dat het licht hen geheel en al omsloot.

Ook het tijdstip wordt aangegeven: in het midden van de dag, omtrent de middag.

Jezus, de Heere, verscheen hem. En Saulus zag Hem.

Hij viel ter aarde; desgelijks het gezelschap, dat hij bij zich had.

Hij hoorde een stem, die tot hem sprak, in de Hebreeuwse taal.

De stem zeide tot hem: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is u hard de verzenen tegen de prikkels te slaan.

Hierop antwoordde Saulus: Wie zijt Gij, Heere?

De Heere maakte zich aan Hem bekend: Ik ben Jezus, de Nazoreeër, die gij vervolgt.

In zijn ontreddering vroeg Saulus: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?

Toen nam de Heere wéér het woord, en sprak tot hem: Sta op. Richt u op uw voeten. Ga in de stad Damascus. Aldaar zal u gezegd worden, wat gij doen moet en hetgeen u geordineerd is te volbrengen.

Saulus stond van de aarde op. Hij deed zijn ogen open. Hij zag niemand. Dat kwam vanwege de heerlijkheid van het licht.

De mannen, die bij hem waren, namen hem bij de hand. Zij brachten hem in de stad. In het huis van een zekere Judas, dat in de straat, genaamd de Rechte, gelegen was. Daar verbleef hij drie dagen. Zonder eten of drinken te willen gebruiken. Met blindheid geslagen. In gebed verzonken.

Daar kreeg hij ook een gezicht: Hij zag een man, Ananias geheten, binnenkomen. Deze Ananias legde hem de handen op. Het doel van die handoplegging was, dat hij weer zien kon.

Dat gezicht is in vervulling gegaan. Ananias kwam, door de Heere zélf daartoe aangedreven, omdat hij bezwaar maakte. Hij legde Saulus de handen op. Deelde mee, wie hem gezonden had. Verhaalde, waarom hij Saulus de handen op moest leggen: opdat hij weer zou kunnen zien en met de H. Geest vervuld zou worden. Riep het de gebrokene toe: Saul, broeder (!), word weer ziende. Op hetzelfde ogenblik kreeg Saulus het gezichtsvermogen terug. Hij zag Ananias. Hij stond op.

Ananias bracht hem een boodschap: De God onzer vaderen heeft u tevoren verordineerd om Zijn wil te kennen, de Rechtvaardige te zien, en de stem uit Zijn mond te horen. Want gij zult hem getuige zijn bij alle mensen van hetgeen gij gezien en gehoord hebt.

Hiertoe was Jezus hem verschenen: om hem te stellen tot een dienaar en getuige der dingen beide, die hij gezien had en in welke Hij hem nog verschijnen zou. Hij zou tot de heidenen gezonden worden om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht, en van de nacht des Satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Jezus Christus.

Ook voegde Ananias hem toe: Laat u dopen en uw zonden afwassen, aanroepende de naam des Heeren.

Toen werd Saulus gedoopt. Hij nam spijze tot zich. En hij werd versterkt.

Een volgende keer hopen wij hier enige aantekeningen bij te geven.


1) Zie De Waarheidsvriend, jaargang 1960, no. 29, pag. 228.

2) Gal. 1 : 14.

3) De wijsheid van Jezus Sirach, XXXIX vers 1—15, naar de uitgave van J. H. Kok, met voorwoord van prof. dr. W. C. van Unnik, deel I, pag. 228 V.

4) E. Stauffer, Theologie des Neuen Testaments, Gütersloh, 1948, S.21.

5) Hand. 25 : 19.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

TOT STILSTAND GEBRACHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's