Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat kan een mens, in de verwarring van de vele strijdvragen die er op theologisch gebied in deze tijd liggen, zich toch op allerlei punten verkijken. Bent u zich b.v. wel steeds klaar bewust dat er in de roomse kei'k miljoenen oprechte kinderen Gods zijn? Ze mogen dan, om met de taal van onze catechismus te spreken, elke dag in het misoffer, dus in het cardinale punt in het hoogtepunt van hun godsdienst, bezig zijn met het verloochenen van de enige offerande en het lijden van Christus en met het plegen van een vervloekte afgoderij; dit alles neemt toch niet weg, dat deze miljoenen met een levend geloof en hartelijke liefde Christus als hun Koning en Heer belijden en op Zijn Woord voortdurend acht geven.

Dit wordt ons namelijk verteld door prof. dr. A. D. R. Polman in het Geref. Weekblad (Kok) van 18 augustus. In een drietal artikelen handelt hij in de rubriek „van week tot week" over het oecumenisch concilie dat paus Johannes XXIII voornemens is bijeen te roepen. Hans Küng, R.K. hoogleraar te Tubingen, die er zeer enthousiast over is, verwijt in zijn boek: Concilie en hereniging de Calvinisten over heel de wereld, dat zij in deze vreugde spelbrekers zijn. Prof. P. wil nu de vraag beantwoorden of we dat inderdaad moeten zijn, dan wel of ook de calvinisten mee moeten doen. Bij de beantwoording van deze vraag laat hij de historie meespreken.

Op het Vaticaans concilie werden ook wel protestanten enz. uitgenodigd, maar in die dagen (1870) bezaten we maar weinig mannen die hier een gezaghebbend woord konden spreken. Dat concilie kunnen we voor onze onderwijzing dus niet gebruiken. Rest nu alleen nog het concilie van Trente (1545-1563). Het antwoord van de Duitse vorsten op de pauselijke uitnodiging was fel afwijzend. Zij weigerden aan dit concilie deel te nemen om een drietal redenen:

Het zou allereerst tegen alle goddelijke en menselijke wetten ingaan om als rechter te laten optreden en de controversen te laten beslechten door de paus, die de dissenties en de scheuringen in de kerk heeft doen ontstaan en nog altijd de klare, hemelse waarheid bestrijdt en vervolgt. In de tweede plaats was het een grove leugen te beweren, dat er zoveel evangeliën waren als leraars. Zij bezaten immers de Confessie van Augsburg, waarin de zuivere leer van het evangelie gevonden en beleden wordt en in de kerken geleerd en geloofd wordt. En in de derde plaats waren zij niet lichtzinnig of in dwaling tot een breuk met Rome gekomen, maar uit de vaste overtuiging, dat in de dwalingen en bijgelovige praktijken van de Roomse kerk de ware leer van het evangelie onderdrukt werd, wat zij voor heel de wereld duidelijk achtten. En daarom hadden zij met een pauselijk concilie niets van node.

Uit de brieven van Calvijn heeft nu prof. P. ook de reactie van deze reformator op de uitnodiging opgediept. Calvijn vindt een vrij en universeel concilie metterdaad noodzakelijk om aan de verdeeldheid in het Christendom een einde te maken. Hij stelt echter drie eisen. Ten eerste een geschikte plaats van samenkomst. Maar ten tweede:

Hij acht het allereerst een onbillijke zaak, wanneer het concilie alleen bestaan zou uit bisschoppen met beslissende stemmen, daar zij in het gerezen geding partij zijn en dan toch als competente rechters optreden. En al laat men hun de autoriteit, waarop zij beweren recht te hebben, zo is bovendien niemand van hen vrij, maar gebonden en dienstbaar door de eed, die zij de paus gezworen hebben om zijn zetel te handhaven, wat direct tegen de vrijheid van een christelijk concilie ingaat.

Als derde eis stelt Calvijn dan, dat alle deelnemers aan het concilie ook altijd aanwezig mogen zijn om steeds in vrijheid van repliek te kunnen dienen. Men moet dus niet van de voorstanders van de reformatie eisen, dat zij hun voorstellen schriftelijk of mondeling indienen, terwijl dan daarna in hun afwezigheid de prelaten verordenen wat hun behaagt. Verder wil Calvijn nog verschillende concessies doen en wekt hij krachtig op om geen spelbrekers te zijn en zich te onttrekken, wanneer deze billijke condities aanvaard worden. Om te beginnen hebben we er niet van gehoord, dat Calvijn of één der zijnen op het concilie geweest zijn. De roomse kerk heeft zich ook bepaald niet laten beïnvloeden door deze uitspraken van Calvijn, want zo lezen we in het artikel van 11 augustus:

De Heilige Schrift moet uitgelegd naar de zin, die de kerk daarin leest. Zo sprak reeds het concilie van Trente in haar vierde zitting uit: „Bovendien om gesubordineerde geesten te bedwingen besluit het heilig concilie, dat in zaken van geloof en zeden tot opbouw van de christelijke leer niemand het wagen mag de Schrift te buigen naar zijn gevoelens en haar te verklaren tegengesteld aan het gevoelen van de heilige Moederkerk, wier bevoegdheid het is te oordelen over de ware zin en interpretatie der Heilige Schriften".

En de roomse kerk gaat in deze lijn ook zo door:

In juni 1910 werd de volgende eed aan alle kerkelijke leraars der Schrift voorgeschreven: „Ik onderwerp mij met alle eerbied en hang met oprecht hart aan alle beslissingen, verklaringen en voorschriften van de apostolische stoel of van de paus over de Heilige Schrift en de rechte wijze van haar verklaring. Ik beloof, dat ik de grondstellingen en decreten, die door de apostolische stoel en de pauselijke Bijbelcommissie uitgegeven Zijn of nog zullen worden uitgegeven, als hoogste norm en regel der studies trouw, onbeperkt en oprecht en onverminkt houden zal". Dit wordt nog eens vastgelegd door de bekende antimodernisteneed van 1910, die door alle professoren, predikers, biechtvaders en wereldlijke geestelijken moest worden afgelegd, waaruit ik alleen maar citeer: „Ik verwerp eveneens elke wijze van beoordeling en uitlegging van de Schrift, die de overlevering der kerk, de analogie van het geloof en de norm van de apostolische stoel achteruit stelt".

Dit alles vermag echter toch niet het optimisme van prof. P. uit te doven. Allereerst vanwege zijn visie op de huidige roomse kerk, die we aan het begin van ons persoverzicht neerschreven en dan verder nog vanwege een uitspraak die hij eens van een R.K. collega hoorde:

Daarop sprak de Roomse collega, die met blijde dankbaarheid getuigde van de totaal veranderde koers in brede kringen van de Rooms-Katholieke theologen, die in voortdurende confrontatie met de Bijbel en in gesprek met de reformatorische christenen alle controverse punten opnieuw willen bezien. Op mijn verbaasde vraag: Wat doet u dan met al die uitspraken, die u eenvoudig de taak opleggen de Schrift naar de gevallen beslissingen uit te leggen? stelde hij de merkwaardige tegenvraag: „Zegt het u dan niets, dat de paus deze binding telkens en telkens opnieuw moet inscherpen? U als protestant hebt u op tal van encyclieken beroepen, maar een Rooms- Katholiek weet alleen, wat precies de waarde van een encycliek is".

Gedachtig aan de artikelen van ds. Rullmann waar we al eens op gewezen hebben en die in hetzelfde weekblad stonden als deze uitingen van prof. Polman; en ook nog denkend aan het artikel van de journalist Jan Abt in „Hervormd Nederland" van 8 juli, dat ook door de „Waarheidsvriend" overgenomen werd, zijn we toch nog steeds van gedachte, dat als zijne heiligheid zegt: „Het is uit", dat het dan ook nu nog uit is, alle nieuwe roomse bezinningen ten spijt. We kunnen gerust met de voorwaarden die Calvijn stelde thuis blijven, want die hebben ook nu, nog minder dan in de dagen van Trente een schijn van kans. Volgens Jan Abt is de indruk te Rome dat de „andersdenkende" afgevaardigden uit de noordelijke landen een machteloze minderheid vormen tegenover de honderden concilieleden uit de roomse landen. Men krijgt zelfs in Rome steeds sterker de indruk, dat het concilie beslist niets zal afdoen aan de geprivigelieerde starheid van de roomse kerk en dat zij na het concilie nog even resoluut zal vasthouden aan het principe, dat de enige eenheid mag zijn een onvoorwaardelijke eenheid in de r.k. kerk onder het oppergezag van de paus van Rome.

Overigens kwamen er ook nog andere gedachten bij ons op t.a.v. de artikelen van prof. P., voornamelijk toen we een artikel lazen van dr. Schelhaas in Waarheid en Eenheid van 18 augustus. Deze schrijver behoort dus tot dezelfde (gebonden) Geref. Kerken als prof. Polman. Dr. S. schrijft dan:

Op de conferentie van Woudschoten is ook uitgesproken — maar niet door de conferentie zelf — dat de eenheid geen soort van ideaal, maar het grondgegeven van de christelijke kerk, het haar opgedrukte levensmerk is. Men staat eenvoudig verstomd, wanneer men dit uit protestantse mond hoort. Denken wij alleen maar aan de R.K. kerk, die altijd zo sterk gemanoeuvreerd heeft met de eenheid. Als het zo staat met de eenheid, zoals het op deze conferentie door de Hervormde spreker gezegd is, dan heeft dit niet alleen consequenties voor de protestantse kerken maar evenzeer voor de verhouding reformatie- Rome.

Ik neem niet aan, dat de spreker, die dit gezegd heeft, er nu aan toe is om de eenheid met de R.K. kerk te zoeken naar de norm, die hij zelf heeft aangegeven. Van zulk een opvatting moeten wij ons ten enenmale distanciëren. Er waren reeds in de Nieuw-Testamentische tijd ketters, die de grondwaarheden van het christendom loochenden, hoewel zij zich tot de Christenen rekenden. Wat is de houding van de apostelen te dien opzichte geweest? Leest daarover maar eens rustig de tarieven van de apostel Johannes, en dan is het duidelijk genoeg, dat de ketters met grote kracht bestreden werden en voorzover mogelijk werden uitgebannen uit de kerkgemeenschap.

We hebben zo de indruk, dat deze schrijver niet eens zo ver van huis behoeft te gaan om helemaal naar een hervormde protestantse spreker te luisteren. Misschien zal hij eenvoudig al verstomd staan als hij, thuisblijvende, dit alles uit een gereformeerde protestantse mond hoort.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's