Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VOORTBESTAAN NA DE DOOD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VOORTBESTAAN NA DE DOOD

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VI)

Conditionele onsterfelijkheid ?

Met conditionele onsterfelijkheid wordt bedoeld, dat er alléén voor de gelovigen een eeuwig voortbestaan is, maar dat de ongelovigen eenmaal zullen ophouden te bestaan. De onsterfelijkheid hangt dus af van de conditie (voorwaarde) van het geloof. Alleen wie in dit leven hun betrouwen op Jezus Christus gesteld hebben, leven straks in eeuwige heerlijkheid voort, maar wie Hem ongehoorzaam geweest zijn, zullen straks voor altijd vernietigd worden. Hun lot is uiteindelijk dus hetzelfde als dat van de redeloze dieren, wanneer zij sterven.

Reeds onder de kerkvaders zijn er enkelen geweest, die inderdaad leerden, dat de ziel kortere of langere tijd na de dood te gronde ging. Zo b.v. Arnobius, rhetor te Sicca in Numidië. (plm. 300). Hij leerde een langzame vertering, ook van de ziel, ten gevolge van het bitter lijden na dit leven, wanneer wij althans in dit leven Christus in het geloof niet omhelsd hebben.

Een bepaalde léér werd de conditionele onsterfelijkheid het eerst bij de Socinianen (volgelingen van een zekere Faustus Socinus (1539—1604), die vele cardinale leerstukken van de H. Schrift verwierpen, o.a. de leer van de Drieëenheid). De ziel (beweerden zij) is van nature niet onsterfelijk, maar verkrijgt deze gave van God pas, wanneer zij aan Gods wet gehoorzaam is geweest. Daaruit volgt logisch, dat de goddelozen eenmaal ophouden te bestaan. Als de onsterfelijkheid een loon is op gehoorzaamheid, dan verdwijnen straks zelfs de duivelen. De tweede dood (Openb. 21) is dus als een vernietiging te beschouwen.

Tot in de negentiende eeuw werd dit gevoelen van de Socinianen vrij algemeen verworpen. Vanaf omstreeks 1875 wordt deze leer echter weer met kracht gepropageerd, vooral onder invloed van Charles Taze Russell (1852-1916), de geestelijke vader van de Jehova-getuigen. Zijn geschriften worden ook nu nog bij honderdduizenden over de wereld verspreid. De Jehova-getuigen van thans worden terecht dan ook wel Russellieten genoemd. Niet alleen via de sekten stak deze dwaalleer weer de kop op, maar ook door verschillende kerkelijke theologen werd zij aanvaard. Zo was de ethische Groningse hoogleraar dr. A. J. Th. Jonker (1851—1918) ook voorstander van deze leer.

Uitgangspunt van de leer van de conditionele onsterfelijkheid is de barmhartigheid Gods. Deze zou een eeuwige straf niet toelaten, omdat deze in strijd zou zijn met Gods liefde. Maar men vergeet, dat Gods liefde nooit ten koste gaat van Gods gerechtigheid. Men mag de liefde Gods niet gaan afmeten aan het menselijk gevoel. Dat doet de Schrift nergens. Tegenover het eeuwige leven staat de eeuwige dood, d.w.z. de eeuwige godverlatenheid.

Dat is de huiveringwekkende ernst van de bijbelse boodschap, waar wij niets van af mogen doen. Het gevoel zal ook hier het zwijgen opgelegd moeten worden, want het is het gevoel van een bedorven, Gods vijandige natuur. Niet alleen ons verstand is verduisterd door de zonde, maar ook ons gevoel is onzuiver. Daarom moeten al onze overwegingen getoetst worden aan het Woord Gods. De zonde is veel dieper ons leven binnengedrongen dan wij vermoeden. Wetsovertreding is schennis van de majesteit Gods en daar kunnen we nooit een adequate (aan de werkelijkheid beantwoordende) voorstelling van vormen. Wel weten wij, dat de zonde in haar eigenlijke wezen de poging is om de eeuwige God van Zijn plaats te dringen. Haar natuur en karakter is, eeuwig tegen God in te gaan. God straft haar dan ook eeuwig.

Meer kunnen wij hier niet van zeggen, omdat wij ook hier gebonden zijn aan Gods openbaring. En deze leert in ieder geval duidelijk, dat er een eeuwige straf is. In Jes. 66 : 24 lezen we „En zij zullen henengaan en zullen de dode lichamen der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben, want hun worm zal niet sterven en hun vuur zal niet uitgeblust worden, en zij zullen alle vlees een afgrijzing wezen". Hier wordt in oud testamentische taal weergegeven wat eenmaal het eindgericht voor de verlorenen zal betekenen. Tegenover de heerlijkheid van Sion staat de rampzaligheid van de goddelozen.

Niemand minder dan Christus Zelf heeft deze woorden uit Jesaja geciteerd. Wanneer Hij het heeft over de ergernissen dan zegt Hij: Het is beter verminkt tot het leven in te gaan dan twee handen hebbende te gaan in de hel, in het onuitblusselijk vuur, waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt (Mark. 9 : 44). Dat Jezus hier niet aan het dodenrijk dacht maar aan de hel in de eigenlijke zin van het woord, blijkt uit het woord „Gehenna" en uit de toevoeging „in het onuitblusselijk vuur". Gehenna betekent eigenlijk: dal van Hinnom (waarop Jesaja zinspeelde). Dit vuurdal, dat ten Zuiden van Jeruzalem lag en de plaats was der vuilverbranding en van de Moloch-dienst, wordt gebruikt als beeld van de plaats van de eeuwige rampzaligheid.

Ook Daniël spreekt in positieve en negatieve zin over een eeuwige toekomst. In hoofdstuk 12 : 2 lezen we: „En velen van hen, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven en genen tot versmaadheden en tot eeuwige afgrijzing". Hoewel dit slothoofdstuk in eerste instantie de verbitterde strijd behandelt tussen Antiochus Epifanes en de Joden, strekt deze profetie zich toch vooral uit naar de eindstrijd van de Antichrist en het daarop volgend eindoordeel.

In het Nieuwe Testament spreekt Christus daarover in Mattheüs 25. Daar horen we van mensen, die aan de rechterhand en linkerhand van Christus geplaatst zijn. Eerstgenoemden beërven het Koninkrijk Gods, maar tot degenen, die aan de linkerhand zich bevinden zal het klinken: „Gaat weg van Mij, gij vervloekten in het eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is" (vers 24). Een woord om van te huiveren, intussen waar, omdat het uit de mond der Waarheid komt.

In navolging van zijn grote Meester spreekt ook Paulus daarvan in 2 Thess. 1 : 8, 9, waar hij het heeft over het vlammend vuur, waarmee God wraak doen zal over degenen, die Hem niet kennen en over degenen, die het Evangelie van Christus ongehoorzaam zijn geweest. Deze zullen tot straf lijden het eeuwig verderf van het aangezicht des Heeren en van de heerlijkheid Zijner sterkte. Ook Johannes spreekt in zijn Openbaring (21 : 8): „Maar de vreesachtigen en ongelovigen en gruwelijken en doodslagers en hoereerders en tovenaars en afgodendienaars en al de leugenaars is hun deel in de poel, die daar brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood". Met de tweede dood wordt hier bedoeld: de eeuwige dood (godverlatenheid).

Dat ook direct na het sterven de ongelovigen zich in een verschrikkelijke toestand bevinden, heeft Jezus Zelf ons bekend gemaakt in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus. Hier worden van beiden dingen verteld, die plaats hebben vóór de opstanding. Direct na het sterven ging ieder naar zijn plaats, óók de rijke man naar een vreselijk oord. Hij heeft met zijn sterven zijn bewustzijn niet verloren en verkeert na zijn dood niet in een toestand van slaap of bewusteloosheid, maar wéét waar hij is en voelt wat hij lijdt.

Samenvattend kunnen wij zeggen, dat de leer van de voorwaardelijke onsterfelijkheid in strijd met de Heilige Schrift is, dus een menselijk verzinsel.

Des te meer moge de ernst van de eeuwige dood de gewetens klemmen om de welaangename tijd, de dag der zaligheid niet voorbij te laten gaan. „Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem" (Joh. 3 : 36).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET VOORTBESTAAN NA DE DOOD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's