Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET OUDE TESTAMENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET OUDE TESTAMENT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE ROEPING VAN JESAJA. (Jes. 6.)

II

Een diepe indruk heeft de verschijning in de tempel op de profeet gemaakt; telkens weer spreekt hij van de Heere als de Heilige Israels (hoofdstuk 1: 4; 5 : 19 enz.). De lofzang van de Seraphim spreekt ervan, dat God zich niet van deze wereld losmaakt: Hij blijft er Zich mee bemoeien!

Het gehele heiligdom werd vervuld van de rook (vs. 4). Waar kwam die vandaan? Sommige 'uitleggers herinneren aan Ezechiël (1 : 13), waar wij lezen, hoe de gedaante van de dieren was als brandende kolen vuur, als een gedaante der fakkelen. Het was, zegt men, rook uit de mond der Seraphim: Hun adem werd bij het zingen als rook zichtbaar. De lofzang van de engelen was het geweldige offer, dat zij den Heere brachten. Vreemd is niet de uitdrukking: „de rook hier is de mist die ontstaat als de heiligheid en de zonde elkaar aanraken". Liever, al staat er verder niets van in de tekst, denk ik aan de rook van het reukaltaar in het aardse heiligdom.

Wat is Jesaja's reactie? Aangezicht tot aangezicht tegenover de Heilige moet hij eigen vonnis uitspreken; welk een tegenstelling met de lof der engelen!, Hij is geen uitzondering. De heiligen zijn altijd verslagen geweest, als zij de tegenwoordigheid Gods gewaar werden; als door vreze des doods werden zij verslonden (Calvijn, Inst. I, 1, 3). Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben en woon in het midden van een volk, dat onrein van lippen is (vs. 5). „Onszelf verheerlijken, betekent God verwerpen en omgekeerd", tekent Luther hierbij aan. Deze vrome man belijdt eigen onreinheid van lippen; hij wijst niet in de eerste plaats op de goddeloosheid en ontrouw van Israël. Hij begint bij zichzelf. Waarom spreekt hij van de onreine lippen? Hier ligt een tegenstelling met de lof der engelen. Zij maken God groot; hoe zal hij het kunnen? Onrein en met schuld beladen, in het midden van een volk, dat hem mee zoekt te slepen naar beneden... Neen, het gaat niet om het feit, dat hij slechts schepsel is, dat hij nietig is en klein, maar veelmeer om het benauwende van de dodelijke schuld, die ook Jesaja uitsluit van de zalige gemeenschap met God. Zijn bevlekte lippen kunnen alleen eigen doodvonnis uitspreken; hij ervaart de vreselijke samenhang, tussen zonde en dood.

Zou een mens rein zijn tegenover zijn Maker (Job. 4:19)? Laat af van de mens, want waarin is hij te achten? (Jes. 2 : 22). Zo wordt alle mond gestopt: de ganse wereld ligt verdoemelijk voor God (Rom. 3 : 19).

Ik ben een verloren man; vide zal voor Hem bestaan? Alleen met reine lippen zal de mens Gode de eer geven (Zef. 3 : 19).

Jesaja kent het volk: het uitverkoren volk des Heeren beschrijft hij als een volk van zware ongerechtigheid, als verdervende 'kinderen (hoofdstuk 1:4). Zij hebben de Heere verlaten; zij hebben de Heilige Israels gelasterd; zij versmaden het Woord van de Heilige Israels; het vertrouwt op verdrukking en goddeloosheid.

Mijn ogen hebben de Koning, de Heere der heirscharen gezien. De profeet zag iets van de koninklijke majesteit Gods, van de gebieder van het ganse heelal De uitdrukking Heere der heirscharen herinnert hier aan de heirscharen van Seraphim. Overigens vinden wij deze uitdrukking menigmaal in verbinding met de ark. Het gaat om drieërlei heirscharen: de heirscharen van engelen, de heirscharen van sterren, die Hij alle bij name roept en de heirscharen van Israël en wee, wie de slagorden van de God van Israël hoont.

Jesaja valt in de handen des Heeren, dat betekent zijn dood en vandaar zijn klacht, ik ben wég, want ik ben een zondig mens. Maar het betekent ook zijn leven: Het wonder geschiedt, dat een mens God ziet en blijft leven. Het betekent, zegt Luther, zijn opstanding uit de doden. Een van de serafs vloog toe en raakte met een kool, van het altaar genomen, de lippen van de profeet aan en hij zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; zo is uw ongerechtigheid geweken en uw misdaad is verzoend. Het vuur van het altaar heeft reinigende kracht. Het vuur van Gods heiligheid moest hem verteren, maar hij wordt gereinigd en daarmede tevens voorbereid voor zijn profetische opdracht. Zijn geweten klaagt hem niet meer aan: het is goed geworden tussen God en mens: „God en mijn ziel waren vrienden geworden" (Bunyan). Hij blijft zondaar in zichzelf, maar God zal de ongerechtigheid 'hem niet toerekenen.

Maar hij, die behouden wordt alzo als door vuur, wordt geroepen tot een voor een mens haast te zware taak. Jesaja krijgt een opdracht. Hij wordt niet gedwongen, maar hij kiest zelf, bewust. Weet Jesaia wel, wat hem wacht? Bij de roeping van Jesaia lezen wij van geen enkele tegenwerping. Hij wil zijn leven inzetten om Gods wil. Hij is bereid om om Gods wil het offer te brengen. Als de Stem weerklinkt: Wie zal Ik zenden en wie zal Ons heengaan, dan is Jesaia bereid. Ik kom om Uw wil te doen. Wij denken aan de raad Gods, waarvan wij lezen in de geschiedenis van Micha (1 Kon. 22) en in de geschiedenis van Job (hoofdstuk 1). Hij is geheel overgegeven aan de wil des Heeren. De Heere heeft een gewillig volk op de dag van Zijn heirkracht.

En hij trokt zich niet terug, ook al hoort hij hoe moeilijk de weg zal zijn, die hij te gaan heeft. De Heere zeide tot hem: Ga heen en zeg tot dit volk: Horende hoort en verstaat niet, ziende ziet, maar bemerkt niet.

Aan dit volk; in die uitdrukking ligt iets van verachting en verwerping. Het woord zal kómen tot een volk, dat van dat Woord niet gediend zal zijn. De gelijkenis van de boze wijngaardeniers vindt hier zijn voorspel. Hij weet het tevoren: succes zal hij niet hebben. Integendeel, de harten zullen verstokt worden, dat zij naar de Heere niet vragen. Benauwender opdracht is nauwelijks denkbaar. Moet hij daarvoor als profeet uitgaan? En toch, hij aarzelt niet: De Heere is getrouw, die het ook doen zal.

Jesaia, de profeet van de verstokking en verharding. Dat kan dus, dat het enige effect van de profetische verkondiging is, dat het hart van de mens zich verhardt.

„Wat is dat, een verhard hart? Dat is een hart, dat niet vertederd wordt door godsvrucht, noch geroerd door gebeden, dat niet wijkt voor bedreigingen en dat door de kastijdingen nog harder wordt. Het is een hart, dat de weldaden ondankbaar laat, dat trouweloos is in zijn gedachten, onbarmhartig in zijn oordelen, dat onbeschaamd is in zijn schande, ontoegankelijk voor de vrees, onmenselijke dingen, stoutmoedig en onbeschaamd in de goddelijke, vergeetachtig voor het verleden en vol van onachtzaamheid voor hét tegenwoordige en van zorgeloosheid voor de toekomst. Tenslotte, om het samen te vatten: een verhard hart, is even weinig in staat God te vrezen als mensen te respecteren" (Bernard van Clairvaux).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT HET OUDE TESTAMENT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's