Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

IK HEB GEZONDIGD . . .

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb gezondigd, verradende het onschuldige bloed. Mattheüs 27 vers 4a.

„Berouw over de zonde komt nooit te laat", zegt men gewoonlijk, en dat is ook zo, als het maar oprecht berouw is. Helaas echter is 'n berouw, dat laat komt, menigmaal niet oprecht. Dan kan 't wel gebeuren dat iemand zijn zonden kent en daarover droefheid gevoelt, dat hij overtuigd is van zijn schuld en daarover diepe spijt aan de dag legt, ja, dat zijn geweten hem pijnigt en zijn hart verslagen is, maar dat hij met dit alles nog geen waar berouw heeft, géén berouw, dat door de Heilige Geest in hem gewerkt is. Ook dreigend gevaar immers of vrees voor de dood kan er de oorzaak van zijn.

Hieraan moeten we denken, nu het hierboven geschreven woord ons het wanhopig verwrongen gelaat van Judas Iskarioth voor ogen stelt, de man, die als apostel begon en als zelfmoordenaar eindigde.

Een kille huivering overvalt ons ais wij ons de bange toestand trachten in te denken van deze vertwijfelde zondaar. Het is hier alles donkerheid, zonder een enkele lichtstraal; de zon van Gods genade gaat hier geheel en al schuil achter de donkere walken van de verschrikkelijkheid van Zijn oordeel over de zonde. O, wat komt er van een zondaar terecht als hij zijn hart verhardt en aan zijn zonden vasthoudt....

Judas is zo goed begonnen. Van zijn aanvankelijke verhouding tot Jezus zijn goede dingen te zeggen. Hij heeft zich ongetwijfeld tot de Heiland aangetrokken gevoeld en aan Diens roepstem gehoor gevend, heeft hij alles verlaten en is hij Hem nagevolgd. Drie jaar lang heeft hij dit volgehouden en al die tijd heeft hij lief en leed met Hem gedeeld. Tussen hem en de andere apostelen was ogenschijnlijk geen verschil. Ook hij is uitgezonden om van dorp tot dorp het Evangelie te verkondigen en om in Jezus' Naam krachten en wonderen te doen. Ook hij heeft Christus' onderricht genoten en Zijn teerste gesprekken bijgewoond en Zijn liefdevolst vermaan aangehoord. Men vergete ook niet, dat deze man onder zijn medediscipelen een geziene figuur is geweest, die hun volle vertrouwen genoot. Zie alleen maar het feit, dat hij de beurs droeg. Ja, Judas is góéd begonnen, maar ach, hoe slecht is het met hem afgelopen. Zijn zonden bestreed hij niet, naar Christus' vermaningen luisterde hij niet, de banden met de duivel werden inplaats van doorgesneden, steeds strakker door hem aangehaald, al verder gleed hij naar omlaag, totdat tenslotte zijn genegenheid tot Jezus in felle vijandschap omsloeg en een vurige haat in hem oplaaide. En het eind van dit alles was, dat hij het schandloon van het verraad dorst aannemen en op gemene wijze — door Hem hartstochtelijk te kussen — zijn Meester in de handen van Zijn vijanden uitleverde. Daarna echter begon zijn geweten te knagen ; hij begon in te zien wat hij gedaan had en vooral toen hij Jezus als een ter dood veroordeelde naar Pontius Pilatus zag brengen, besefte hij ten volle het grote kwaad, dat hij gedaan had. Hij zag zich als aan de rand van een afgrond, waaruit met opengesperde muil een afschuwelijk monster op hem aankwam, het monster van zijn verraad.

Hevige wanhoop greep hem aan, de wroeging verteerde zijn ziel en deze werd des te heftiger naarmate hij voelde dat zijn daad onherroepelijk was en niet meer goed gemaakt kon worden. Hij hoefde er geen ogenblik aan te twijfelen : Jezus' lot was bezegeld. Er was voor Hem geen ontkomen meer. En hij, Judas, had daaraan meegewerkt. O, wat had hij toch gedaan ? ! Hij had onschuldig bloed verraden. Hij was een moordenaar geworden. Toen kreeg hij het zó benauwd, dat hij het niet langer uit kon houden. Zijn folterend geweten dreef hem in radeloze angst naar zijn medeplichtigen en deed hem vertwijfeld uitroepen : „Ik heb gezondigd, verraden het onschuldig bloed".

Bezien we deze noodkreet oppervlakkig, dan zijn we geneigd te zeggen : „Judas, je bent op de goede weg, man. Je hebt tenminste zondekennis en je hebt berouw van je kwaad en je belijdt je schuld en voor degenen, die dat doen is er nog hoop". Ja, oppervlakkig bezien zijn we geneigd zó te redeneren, maar vergis u niet. Het blijkt immers zo duidelijk dat wij hier niet met waarachtig berouw te doen hebben, waar hartveranderende genade aan ten grondslag ligt, doch alleen maar met hevige spijt, waarbij het meer over de gevolgen van het kwaad gaat. Let er maar op, dat Judas niet met een verbroken hart tot God ging, maar dat hij zich met zijn schuldbelijdenis tot de overpriesters en de ouderlingen van het volk wendde. Zijn belijdenis was totaal anders dan b.v. die van David, toen deze zei : „'k Heb tegen U, ja, U alleen gezondigd en gedaan wat kwaad was in Uw ogen".

't Is van belang, lezer(es), dat wij dit goed zien en ernstig ter harte nemen. Zo wij berouw hebben van onze zonden, laten wij onszelf dan nauw onderzoeken of dat berouw wel oprecht en niet een Judas-berouw is. Laat Judas' einde ons ter waarschuwing zijn. Doordat hij niet tot God, maar tot mensen de toevlucht nam, kwam hij beschaamd uit. Om zijn schuld te ontvlieden moest hij het leven ontvluchten en ijlings ging hij heen, sloeg zich een touw om de hals en verworgde zich. Hoe vreselijk dit schouwspel! Achter hem valt het doek der eeuwigheid. We huiveren echter als wij bedenken wat er naar Gods rechtvaardig oordeel daarna nog over de verrader gekomen is. De verschrikkingen der hel rijzen voor ons op : onpeilbare smart, eeuwige wroeging, grenzenloze onrust, buitenste duisternis, wening en knersing der tanden. Zie, dit was het einde van Judas.

Gode zij dank, is er echter ook een andere mogelijkheid. Er is ook een einde als dat van Petrus, van wie wij zeker geloven mogen dat een troon in de hemel zijn deel werd. Toch had ook Petrus een vreselijke misdaad begaan en ook hij werd door onrust en wroeging gekweld. Hij zocht echter niet de vernietiging, de ongedaanmaking van zijn zonde. Hij zocht vergeving ervoor en legde daartoe voor Gods aangezicht oprechte schuldbelijdenis af. Hij zocht de uitweg niet ia de zelfmoord, maar in de zelfvernedering, in de verootmoediging, en in die weg ontmoette hij — om Christus' wil — een ontfermend Vaderhart. Laat daarom ieder bidden om ware zelfontdekking door de Heilige Geest, opdat hij zijn zonden en schuld lere kennen en waarachtig berouw daarover moge hebben.

En hoe weten wij nu of ons berouw echt en oprecht is ?

Als het oprecht is, dan bestaat het niet alleen uit angst en wroeging, maar dan zal het ons uitdrijven tot Gods genadetroon en doen smeken: „Gena, o God, gena, hoor mijn gebed I" Dan zal het bij ons zijn: „Ik Beken, o Heer, aan U, oprecht mijn zonden, 'k Verberg geen 'kwaad dat ia mij wordt gevonden". En zie, als het zó met ons gesteld is, dan hoeven we niet benauwd te zijn, dat ons berouw aan dat van Judas gelijk is, maar dan rijst achter de berg van onze schuld, waartegen wij aan zitten te staren, het kruis van Christus op en krijgen we de troost van het Evangelie te ervaren, dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde, ja, dat er bij de Heere vergeving is, liefde en ontferming, ook voor de meest vertwijfelde zondaar en dan leren wij met de psalmdichter zingen:

Ik beleed, na ernstig overleg. Mijn boze daan; Gij naamt die gunstig weg.

(Waarder)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's