Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tekenen in de geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tekenen in de geschiedenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

We keren terug tot Kaïn.

Kaïn ging weg. Hij werd de vader van de aardse cultuur, en een teken voor het nageslacht. Wel is hij niet het hoofd, maar hij staat aan het hoofd van een ontelbare schare, die als willige werktuigen van de oude slang, welke is de duivel, door alle eeuwen hebben gebouwd aan het grote Babylon (Openbaringen 18), ideaal van de autonome mens, en aardse tegenhanger van de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is. Ziedaar, het zaad der slang, dat op aarde schijnt te heersen en zeer voorspoedig schijnt te zijn. Abel is dood en Kaïn sticht een rijk.

Men concludere uit deze positie niet, dat allen, die onder die schare optrekken, — en dat zijn van huis uit alle mensen, — stuk voor stuk verloren zijn, want God trekt de Zijnen uit alle volk en tong en natie. Hij zoekt het verlorene en rechtvaardigt zondaren. Doch Kaïn en zijn medebouwers zijn als een teken in de wereldgeschiedenis tot aan haar voleindiging.

Een ander zaad voor Abel.

Seth, een ander zaad voor Abel. Zo werd hij door Eva ontvangen: „God heeft mij een ander zaad gezet voor Abel" (Genesis 4 : 25). De Schrift herinnert, voordat ze zijn geslacht tot op Noach meldt, er aan, dat God de mens naar Zijn beeld heeft geschapen en dat Adam een zoon gewon n.l. Seth, naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, m.a.w. dat hij evenals zijn vader geroepen was beeld Gods te zijn en dat te openbaren. De Heere God houdt er dus aan vast ook in onze gevallen staat, dat we naar Zijn beeld geschapen zijn.

Aanvankelijk ontbrak het in de tenten van Seth niet aan vreze Gods. Onder Enos, de zoon van Seth, begon men de naam des Heeren aan te roepen (Genesis 4 : 26). Deze bijzondere vermelding kan moeilijk op het persoonlijk gebed betrekking hebben, want men kan niet onderstellen, dat in het gezin van Adam en Seth niet gebeden werd. Bovendien kon men, indien dat het geval ware, vermelding van een bijzondere aanleiding van Gods wege verwacht hebben. Daarom denken we aan een zodanige uitbreiding van de familie, dat men samenkomsten ging instellen om gemeenschappelijk Gods naam aan te roepen.

De onderscheiding met het geslacht van Kaïn wordt, naar we aannemen, daarin uitgedrukt, dat Kaïns geslacht wordt aangeduid als mensen, terwijl dat van Seth met de titel kinderen Gods wordt versierd (Genesis 6 : 2). Mogelijk hebben zij zichzelf met die naam vereerd, zich beroemende op een man als Henoch, van wie geschreven staat: dat hij met God wandelde (Genesis 5 : 24). Mogelijk ook werden ze in Kaïns tenten zo genoemd. In ieder geval tekent het de twee lijnen van het zaad der slang en het zaad der vrouw in de historie af.

Dat is echter zo niet gebleven. De Godsvreze en het geloof verslapte bij de 'kinderen van Seth, terwijl de Kaïnieten in cultmeel opzicht grote vorderingen maakten. En wat men steeds weer in de geschiedenis der mensheid kan opmerken, heeft zich ook in de voor-zondvloedse wereld voorgedaan. De vorderingen der cultuur oefenen een schier onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de „minder ontwikkelde" gebieden, zodra deze met haar goederen: macht, heerschappij, comfort in aanraking komen. Welnu, dat is toen ook zo geweest met de nakomelingen van Seth. Wederzijdse uitbreiding heeft ze wellicht geografisch dichter bij elkander gebracht en de kooplieden zorgen wel voor nadere bekendheid en uitwisseling van goederen, gebruiken en leefwijze. Het onderling verkeer wordt in een paar generaties intensiever, gewoner, vrijer, levendiger. De weerstand verzwakt in het geslacht der Sethieten, de nivellerende invloed der cultuur laat zich sterker gevoelen en ziet, die vanwege hun traditie nog „zonen Gods" genoemd werden in onderscheiding van de Kaïnieten, werden tenslotte niet meer weerhouden zich met hen te verzwageren. De cultuurgoederen hébben de overhand genomen, het openbaar gelaat van deze gemengde saamleving was het gelaat der aardse cultuur en had de trekken van geloof en Godsvrucht ingeboet. Ongebreideld leefde de verdorven natuur van de gevallen mens zich uit en God het het komen tot een hoogtepunt (Genesis 6 : 1—8). Hij gaf ze over tot het oordeel.

Van wrevel en oordeel.

Veel weten we niet van dat vóór-zondvloedse geslacht. Het is een geslacht van reuzen geweest (Genesis 6 : 4). Na de vloed wordt ook nog wel melding gemaakt van reuzen, maar mij dunkt, dat we uit de aangehaalde tekst moeten begrijpen, dat Adam en zijn nakomelingschap aanvankelijk, en in het generaal tot op de zondvloed veel groter van gestalte zijn geweest dan daarna. Men moet ook aannemen, dat ze naar evenredigheid veel meer physische kracht hebben gehad. Op zich zelf ligt daarin ook een argument voor de verklaring, dat de mensen niet door het wild gedierte zijn verslonden. Zij konden de roofdieren zonder wapenen wel meester blijven. Dit argument wint aan kracht nog, als we bedenken, dat God na de zondvloed de dieren vrees en verschrikking inboezemt voor de mens (Genesis 9 : 2), terwijl we daarvan te voren, zelfs na de val, niet vernemen. Het is een geslacht van Lamechs kinderen geweest, geweldigen, mannen van naam. Denken we voorts aan de hoge leeftijden, welke zij bereikten, dan blijkt ook daaruit een enorme physische kracht, en welk een machtige pyramide stelt zich voor onze verbeelding, als we ze zien, de jongelingschap, de vaders, grootvaders.... en ga nu maar door tot de bovenste rijen van edelvaders, die hun leeftijden bij eeuwen tellen, geweldigen, die van ouds af zijn geweest, mannen van grote daden en daarom van naam. De voor-zondvloedse historie stond daar in die patriarchale pyramide „in levende lijve" voor de toenmalige mensheid. Hoe machtig en hoe verheven stonden die topfiguren daar boven het aankomend geslacht. En wat een indruk moet de dood van Adam, die als de eerste en oudste negen eeuwen reeds te boven was, op zijn zonen en dochteren gemaakt hebben (Genesis 4 : 23).

Omtrent de beschaving van dat reuzengeslacht weten we niet veel. We lezen van de uitvinders Jabal, Jubal en Tubal- Kaïn. Ze woonden in tenten op de wijze der nomaden, waren veehouders (Genesis 4 : 20), kenden verschillende muziekinstrumenten, waren op de hoogte met de bewerking van koper en ijzer, zoals ons wordt medegedeeld. Na de vermenging met de Sethieten werd de cultuur van de Kaïnieten ook onder hen gemeen goed en het geslacht bleef een geslacht van reuzen, niet minder geweldig dan voorheen in de gescheiden saamleving. Ook nam de boosheid toe, de maat der ongerechtigheid werd vol en God besloot tot verdelging van de mens: het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen, want de aarde is door hen vervuld met wrevel (Genesis 6 : 11—13), d.i. vol koppig verzet tegen God (De nieuwe vertaling heeft: geweldenarij). De Statenvertaling heeft met de vertaling wrevel wellicht gedacht aan de honderd twintig jaren (zie Genesis 6 : 3), die God ze nog gegeven had tot bezinning en bekering. In hetzelfde vers heeft Hij hun doen aanzeggen, dat Zijn lankmoedigheid ten einde was. Zij hebben zich echter niet bekeerd, ondanks de tekenen van het naderend oordeel: o.a. de bouw van de ark door Noach.

De bouw van de ark.

Ook de bouw van de ark werpt enig licht op de cultuur van dat geslacht en op de situatie, waarin Noach zich bevond. Of de scheepsbouw als zodanig in de voor-zondvloedse periode zulke vorderingen had gemaakt, dat men vaartuigen construeerde, die in afmetingen wedijverden met de grootste moderne schepen, (150 meter lang en 25 meter breed) is niet waarschijnlijk, maar ook niet op goede gronden te ontkennen of te bevestigen. Doch bouwkunst en bewerking der materialen moeten echter zuIk een hoogte bereikt hebben, dat het mogelijk was een gevaarte ais de ark te bouwen, zeerwaardig te maken en te voorzien van alle inrichting en benodigdheden, welke haar bestemming eiste.

En Noach zelf? Hij was, zo staat er geschreven, een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten (N.V. onder zijn tijdgenoten). En Noach wandelde met God (Genesis 6:9). Evenals in de eerste hoofdstukken in de ontmoetingen met Adam, moet ook in dit verfband worden aangenomen, dat God op een zeer duidelijke wijze met Noach heeft gesproken, van persoon tot persoon, zodat hij niet twijfelen kon. Noach moet vertrouwelijk met God zijn omgegaan. Dat zegt ook de uitdrukking: hij wandelde met God. Men kende hem als zodanig, vond hem misschien wat zonderling of „uit de tijd", maar men geloofde aan zijn oprechtheid. Deze mededeling geeft aanleiding tot een tweetal onderstellingen: Ten eerste: Noach is een levende prediking voor zijn tijdgenoten, een voortdurende vermaning en een roep tot bekering met woord en daad gedurende al de jaren van de bouw van de ark. Hoelang die bouw heeft geduurd, valt niet te bepalen, maar God heeft hem gedurende honderd twintig jaar tot een profeet in zijn geslachten — ziet dat wellicht op de Sethieten en Kaïnieten? — gezet.

Maar daaraan sluit een tweede onderstelling aangaande de situatie, waarin Noach, uit sociaal oogpunt beschouwd, verkeerde. Er is geen denken aan, dat Noach persoonlijk en alleen de ark heeft geconstrueerd, ook niet als we de veel grotere physische kracht van het toen levende geslacht in rekening brengen. Het schijnt minder onwaarschijnlijk, als we aannemen, dat zijn drie zonen hebben medegewerkt, maar ook dan blijven er vragen: hoe kregen ze beschikking over zoveel materiaal als ze daarvoor nodig hadden? Hebben ze dat alles zelf gedaan? Kappen, vervoeren, bewerken en aanbrengen? En dan sproken we nog slechts over het hout, doch er was zoveel meer nodig. Veel vrijwillige hulp zal zich niet aangeboden hebben. Daarom wil het ons voortkomen, dat ook Noach onder de beter gesitueerden van zijn tijd behoorde en een positie innam, die hem in staat stelde de aanwezige hulpbronnen te exploiteren en te organiseren. Hij zal dat zeker niet gedaan hebben op de onder de geweldigen gebruikelijke wijze van doen, doch op een zodanige, die bevorderlijk was aan een ongedwongen hulpvaardigheid.

Hoe het ook zij, de bouw van de ark was een zichtbare prediking en een teken in het rumoerig gedruis van de toenmalige ten ondergang neigende wereld.

De ank nadert haar voltooiing. Dagen achtereen worden grote voorraden aangevoerd en naar binnen gedragen. Het teken spreekt intenser vanwege de zekerheid en volharding, waarmede het wenk geschiedt.

Het regende, het regende de ganse week. Een nieuw teken: de dieren, allerlei dieren, wild en niet wild, komen daar aangelopen, het mannetje en het wijfje, paarsgewijze naar de ark. Wie heeft ze gestuurd? Waarom komen er maar twee van iedere soort? Dat is toch wonderlijk. Zou het dan toch waar zijn? Zou Noach toch gelijk hebben?

Weer een teken!

De piasregen barst los, de fonteinen der aarde opengebroken, de sluizen des hemels open, in woeste stromen water, overal water. Geen ontkomen aan de dood mogelijk. Naar de ank! Zij drijft weg met Noach en de zijnen. Onbereikbaar. En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen.

De zondvloed bewaart in het profetische woord — een teken voor de na-zondvloedse wereld. Lankmoedig en groot van goedertierenheid is de Heere! Hij is de Rechter der ganse aarde, die Zijn recht niet laat varen en de schuldige geenszins onschuldig houdt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Tekenen in de geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 mei 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's