Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

WANDEL IN DE HEMELEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar onze wandel is in de hemelen. Filippenzen 3 : 20.

Het is een vertrouwd beeld, waarmee de Apostel Paulus in het teksthoofdstuk het leven van Gods kinderen tekent. Het is dat van een wedloper, die alles, wat hem zou kunnen hinderen aflegt, om zich geheel te kunnen inzetten en zo te zegevieren.

Zo leerde Paulus ook te jagen naar het wit, het doelwit, de prijs der roeping Gods en nu spoort hij allen, die met hem eenzelfde hoop deelachtig werden aan tot zo'n totale inzet om de kroon der overwinning te behalen,

Weest mijne navolgers, broeders en zusters! Er zijn bepaalde redenen, die de Apostel er toe nopen dit te schrijven. Hij moet immers wenende zeggen, dat velen, die beweren Christus toe te behoren, toch zo geheel anders wandelen. Ze bedenken niet de dingen, die boven zijn, waar Christus is aan de rechterhand van Zijn Vader, maar de dingen, die van beneden, van de aarde, zijn. Het is een vraag, wie wij onder die „velen" te verstaan hebben. Zijn het libertinisten, die de genade wilden gebruiken om er maar op los te kunnen zondigen? Of Judaisten, die zich zelf door het doen van de werken der wet voor God dachten te rechtvaardigen? Het wordt niet zo duidelijk, maar hoe dit ook zij, Paulus kan helaas niet anders van h^i zeggen dan dat het vijanden van het kruis van Christus zijn. In ieder geval heeft Hij Christus en het leven in Hem anders leren kennen.

Toen de Heere hem stilhield en op de weg van het verderf omkeerde, is Paulus niet een man geworden, dat het met z'n bekering en z'n systeem kon doen. Die er zogezegd was en daarom niets meer nodig had. Integendeel! Toen is de strijd in zijn leven gekomen. De strijd, of hij het ook grijpen mocht, waartoe hij ook van Christus Jezus gegrepen werd. Die velen, die anders wandelden, gedragen zich als mensen, die er zijn. Zij menen het leven in eigen hand te hebben en schijnen Christus de kracht van Zijn opstanding te kunnen missen. Zij hebben aan hun godsdienstig stelsel genoeg en weten niet, dat zij zonder de Heere en de bediening Zijns Geestes arm en blind, jammerlijk en naakt zijn.

Het is tegen deze zo verderfelijke geest dat Paulus de gemeente waarschuwt. Men late zich toch niet meevoeren. Het leven en de zaligheid zijn er immers mee gemoeid. Daarbij maakt de Apostel dan gebruik van een tweede beeld: Onze wandel is in de hemelen.

We moeten dat vooral niet als een verzekering opvatten, dat Paulus altijd maar in de hemelse dingen zou leven. In tegenstelling met die anderen, die als een zwijn in het slijk, steeds maar in de aardse dingen wroeten.

Dat zou in volkomen tegenspraak zijn met zijn betuiging, dat hij nog niet volmaakt is en dat men vooral toch niet moet denken, dat hij het zelfs reeds zou hebben gegrepen.

Paulus weet immers maar al te goed, dat hij steeds weer gevangen geleid wordt onder de wet der zonde, hoezeer het ook strijdt met de wet van zijn gemoed. Naar de inwendige mens heeft hij een vermaak in de wet Gods. Maar als hij het goede wil doen, ligt het kwade hem bij.

We moeten dus bij die wandel in de hemelen aan iets anders denken. De kanttekeningen van de Statenvertaling geven de betekenis: burgerschap. Dat heeft Paulus in de hemelen en hij wil, dat de Filippenzen het ook goed zullen weten, dat zij dat ook daar boven hebben. De kerk des Heeren is immers, gelijk de apostel dat elders verklaart, met Christus gezet in de hemel (Efeze 2 : 6). Want God ziet de kerk aan in haar Hoofd, Christus, Die ten hemel opvoer vol eer en nu aan de rechterhand Gods is gezeten in heerlijkheid. De kerk heeft daar haar vlees tot een zeker pand, dat Christus, als het Hoofd, allen, die Hem van Zijn Vader gegeven zijn, ook eens als Zijn leden tot Zich zal nemen. Zij heeft nu in Hem om zo te zeggen domicilie in de hemelen gekregen".

Maar, en daaraan wil Paulus de gemeente te Filippi herinneren, dat moet dan ook, als het goed is, in het leven uitkomen. Dat men burgerschap in de hemelen heeft. Daar een thuis beeft en op weg is naar die stad, waarvan God Zelf kunstenaar en bouwmeester is. Het zal strijd (betekenen. Met de wereld en overste van de wereld, die beiden de heerschappij willen hebben. Maar vooral ook met het eigen ik, dat uit de aarde aards is. Paulus spreekt in een van zijn brieven over de noodzakelijkheid van het doden der leden, die op aarde zijn. Daartoe wordt men door het burgerschap in de hemelen opgeroepen. Het leven wordt een worsteling om daarin door de kracht Gods vordering te mogen maken.

Kennen wij deze strijd? Het is zo erg aan de worstelingen vreemd te zijn. Want zonder deze strijd, die God door Zijn Geest in het leven der Zijnen uitwerkt, zal niemand de Heere aanschouwen.

Evenwel nog zegt de Heere: Als u iets ontbreekt, vraagt het Mij! En nog nimmer sprak Hij: Zoek Mij tevergeefs. O, volk in smart, stort voor Hem uit uw ganse hart. Hij is een toevlucht te alle tijden.

Maar het kan er in die worsteling heet naar toe gaan. Wat brengen we het er ook slecht af! Paulus klaagde daarvan, dat hij er achter gekomen was, door schade en schande, hoe er in hem, dat is in zijn vlees, geen goed woonde. Daarom blijft de vermaning om waardig het Evangelie te wandelen, steeds zo nodig. Vandaar de herinnering aan de Filippenzen: Onze wandel is in de hemelen. Bedenkt dan de dagen, die boven zijn, waar Christus Jezus is en niet die op de aarde zijn.

Het is echter niet alleen een vermaning. Het is ook een troostrijke belofte. Men zegt wel, dat de apostel met het beeld van de wandel in de hemelen zinspeelt op het feit, dat de Filippenzen ook het burgerrecht van de stad Rome bezaten. Dat betekende, dat zij in bepaalde omstandigheden een zeer bijzondere bescherming genoten. Zij konden, om zo te zeggen, altijd op hun stad, op Rome, dat het voor zijn burgers opnam, rekenen. Hoeveel te meer, wil Paulus zeggen, kimt u, die door genade van een burgerschap in de hemelen moogt spreken, dan aan op Hem, Die na het volbrengen van Zijn werk aan de rechterhand des Vaders zit om als Koning over Zijn gemeente te regeren! Hij is daar ten goede van Zijn kerk en maakt waar, wat Hij beloofde: als Ik eenmaal verheerlijkt zal zijn, zal Ik hen allen tot Mij trekken.

Ja, het gaat nog door strijd en verdrukking. Straks moeten we ook nog de koning der verschrikking ontmoeten. Maar zalig zij, die het heimwee kennen naar de stad, die fundamenten heeft, dat betere en hemelse vaderland. Dat is immers een werk van de Geest des Heeren, Die Hij Zijn kerk uit de hemel zendt als een tegenpand, waardoor Zijn kinderen zoeken wat daarboven is, waar Christus is ter rechterhand Gods en niet wat op aarde is. Zalig, die het heimwee kennen. Want zij zullen thuiskomen. Daar, waar de Heere is. Om altijd met Hem te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 mei 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's