Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het Nieuwe Testament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Nieuwe Testament

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET CHILIASME

37

Openbaring 20

De vorige maal schreven wij, dat wij eerst een historisch overzicht van het Chiliasme zouden geven.

Dit Chiliasme staat op het standpunt, dat de inhoud van Openbaring 20 chronologisch (naar de tijd) volgt op datgene, wat wij lezen in Openbaring 19. Zij plaatst dus het Duizendjarig Rijk aan het einde van de geschiedenis, in de toekomst. Zij verwacht nog een periode in deze geschiedenis, vóór het laatste oordeel, waarin Christus op een bijzondere wijze als Koning op aarde zal regeren. Eerst zal Hij nog verschijnen, niet om het eindgericht te houden, maar om de Satan te binden en voor een periode „van duizend jaren onschadelijk te maken" (Openbaring 20 : 1—3). Gedurende die tijd zal de Satan geen verleidende kracht op de volkeren kunnen doen uitgaan. Maar Christus zal dan op een bijzondere wijze heersen. En Zijn Rijk zal een rijk zijn van bijzondere heerlijkheid.

Mét Hem zullen dan regeren allen, die deel hebben aan de eerste opstanding (Openbaring 20 : 4—5). Die eerste opstanding moet in lichamelijke zin worden opgevat. Bij die bovengenoemde verschijning van Christus zullen velen lichamelijk verrijzen. Die velen zijn degenen, die tot dat mede-regeren zijn uitverkoren.

Aan dit Rijk zal echter nog weer een einde komen. En dan zal Christus weer ten hemel varen met Zijn uitverkorenen. En de heerlijkheid van dit Rijk zal zich in de hemel terugtrekken. Zelfs zal de Satan daarna weer voor een tijd ontbonden worden (Openbaring 20 : 7) en nog weer vrij spel op aarde krijgen. Dan zal het voor het volk Gods, dat in die dagen nog op aarde wezen zal, een zeer zware tijd zijn. Want de Boze zal de volkeren nog éénmaal mogen verleiden en opzetten tegen God. Een vreselijke worsteling zal plaats vinden. Doch ook in die worsteling zal de Boze het moeten afleggen. Christus zal wederom verschijnen, als een bliksem uit de hemel. En dan zal het eindgericht plaats vinden, waarin de geschiedenis haar voleinding zal vinden en waarbij de Satan en zijn aanhang hun eeuwige straf zullen ontvangen en anderzijds het eeuwige Koninkrijk van Gods heerlijkheid een aanvang zal nemen (Openbaring 20 : 9—10).

Dit zijn wel de voornaamste trekken van het Chiliasme. Met deze hoofdgedachten verbindt het echter allerlei andere gedachten. Het brengt Openbaring 20 in nauw verband met bepaalde profetieën uit het Oude Testament, die spreken van een bekering en terugkeer van het volk Israël. En zo koestert het ook bijzondere verwachtingen omtrent dit volk en verwacht het een herstel van het Joodse Rijk in Palestina. Meestal zoekt het het centrum van de Christusregering gedurende het Duizendjarig Rijk dan ook daar. Allerlei beloften uit het Oude Testament moeten dus, volgens het Chiliasme, nog aan het „vleselijk" Israël vervuld worden.

Wel vinden wij bij het Chiliasme veel onderscheidingen. Vaak worden de hoofdgedachten op een bizarre wijze uitgewerkt en is men het op allerlei punten niet met elkaar eens. Dan wreekt zich wel heel duidelijk het feit, dat men méér wil weten en zeggen, dan God ons openbaart.

Zo is men het b.v. niet eens over de vraag, waar precies de troon van de verheerlijkte Christus op aarde zal staan. Volgens velen zal dit dus Jeruzalem zijn; bij anderen blijft dit in het vage. Niet anders staat het met de vraag, wie in het Duizendjarig Rijk met Christus heersen zullen. De martelaren of de Joden of alle gelovigen, die in de loop der eeuwen zijn gestorven? Ook hierover zijn de meningen verdeeld. En hoe zal alles zijn in dit Rijk? Zullen de dingen zich op dezelfde wijze voordoen en ontwikkelen als tevoren, omdat dit Rijk nog behoort tot déze bedeling? Of zal het alles toch anders zijn? En, zal er in dit Rijk nog Zending bedreven worden of wordt deze bij de eerste verschijning van Christus afgesloten?

Verschillende vragen, waarop onderscheidene antwoorden gegeven worden!

Eigenlijk is het Chiliasme een bonte verzameling van allerlei voorstellingen, welke alle betrekking hebben op de eindtijd en zich alle groeperen om de centrale gedachten van een bijzonder Rijk, dat nog komen moet. In nauw verband hiermee neemt het Chiliasme dus aan, dat er nog tweemaal een opstanding zal plaats vinden, met een grote tijdsruimte daartussen. De eerste voor het begin van dit Rijk, waarin alleen „de uitverkorenen" zullen delen; de tweede aan het einde van dit Rijk, waarin allen zullen delen. En zo weet het Chiliasme dus tevens van twee „wederkomsten" van Christus. Terwijl ook de bekering en het herstel van Israël meestal een grote rol spelen in haar gedachtengangen.

Dit Chiliasme is al zeer oud. Opmerkelijk is, dat de wortels van verschillende van haar gedachten terug te vinden zijn bij het oude Jodendom. In oude Joodse geschriften treffen wij eveneens gedachten aan omtrent een nog komend aards Messiaans Rijk en een herstel van de troon van David. Allerlei profetieën, vooral van Ezechiël, worden hierop betrokken. En met de Messias zal Israël regeren, terwijl de heidenen Israël zullen dienen. Ook hier de gedachte, dat dit Rijk nog niet het eeuwige Koninkrijk is; het zal nog weer een einde vinden in de laatste eindstrijd der volkeren tegen de heerschappij van de Messias.

Opmerkelijk is hierbij ook, hoelang men zich de duur van dit Rijk denkt. Soms is dat vierhonderd jaar. Soms echter duizend jaar. Want, — zo vinden wij hier —, de wereld is door God in zes dagen geschapen, daarop volgde de sabbath. Eén dag is bij God als duizend jaren. Zo zal op het bestaan van de wereld van zesduizend jaren een sabbath van duizend jaren volgen, welke dus nog valt binnen het raam van déze geschiedenis.

Prof. dr. K. Dijk brengt in zijn uitvoerig werk over het Duizendjarig Rijk als zijn mening naar voren, dat op deze verwachtingen van het oude Jodendom wel van invloed zal geweest zijn het feit, dat de Joden ook toen vele jaren zwaar onder allerlei verdrukkingen van de grote wereldmachten hebben moeten lijden. Dit zou hen temeer hebben doen uitzien naar een herstel van het oude rijk van David, nog binnen déze geschiedenis.

Persoonlijk vragen wij ons af, of hiermee wel voldoende recht is gedaan aan deze verwachtingen van het Oude Jodendom. Is hun toepassing van de Oud Testamentische profetieën alleen maar onjuist, of bevatten zij een kern van waarheid?

Maar het gaat ons nu om het historisch overzicht van het Chiliasme. Opvallend is, dat wij ook in de oude christelijke kerk het Chiliasme aantreffen. De eerste christenen waren voor een gedeelte uit de Joden en de eerste christen-gemeenten kregen al spoedig vervolgingen te verduren. Deze dingen zullen van invloed geweest zijn. Verschillende gedachten over de eindtijd, uit bet oude Jodendom, vinden wij terug in de oude christelijke kerk. Doch met déze principiële wijziging, dat hier alles betrokken is op de Christus van 't Nieuwe Testament. In Hém vonden de christenen dé Messias. Ook hier groeperen zich allerlei gedachten rondom Openbaring 20 en wordt de inhoud van dit hoofdstuk toegepast op datgene, wat nog ia de eindtijd geschieden zal.

Andere factoren echter zullen stellig van invloed geweest zijn op het ontstaan van chiliastische gedachten in de oude christelijke kerk.

Daar was in de oude kerk het zgn. Gnosticisme. Dit Gnosticisme maakte o.a. een sterke tegenstelling tussen de stoffelijke en geestelijke wereld. Het kwaad zou nauw met het stoffelijke zijn verbonden. En God kon onmogelijk de Schepper van déze wereld zijn. Dat was het werk van een lagere God. Daarom moest dit Gnosticisme natuurlijk ook niets hebben van de uit het Oude Testament afgeleide, realistische opvatting aangaande de laatste dingen. Er zou geen opstanding der doden, in letterlijke zin zijn. Maar de ziel zou in de eeuwige toekomst voortleven en tot volle kennis der waarheid komen.

Tegenover deze louter geestelijke en onbijbelse toekomstverwachtingen stelde het Chiliasme een sterk realistische verwachting, — één van een zichtbaar vrederijk nog binnen het raam van deze geschiedenis.

In dezelfde tijd werkte in de oude kerk een geest door, die meer Grieks, dan Bijbels was, en die ook allerlei profetieën uit de Schrift alleen maar geestelijk wilde verstaan en zelfs allerlei dingen uit de Schrift vergeestelijkte. Ook hiertegenover had het Chiliasme haar betekenis. En moeten wij het zien als een poging, om aan bepaalde gegevens in de Schrift béter recht te doen. Of deze poging juist was?

Bij verschillende oude „vaders" (leraren der kerk) vinden wij het Chiliasme, o.a. bij de apologeet en verdediger van het christendom Justinus Martyr, bij Papias, Irenaeüs en Tertullianus, die allen van betekenis zijn geweest in de oude christelijke kerk.

Echter, veile andere theologen in de oude kei'k verklaarden zich tegen het Chiliasme. Het bleek dus, dat afwijzing van een louter geestelijk toepassen van de profetieën en van het vergeestelijken van allerlei gegevens in de Schrift nog niet in zich besloot, dat men daarom aanhanger van het Chiliasme moest zijn. Men ging hier óók andere wegen.

Daarbij kwam, dat enkele omstandigheden de chiliastische verwachtingen naar de achtergrond drongen. Daar was de achteruitgang van de meer Joodsgeaarde kerken in Palestina en omgeving en de uitbreiding van de kerk naar het Westen. Daar was het einde der vervolgingen. Onder keizer Constantijn de Grote werd de kerk een erkende kerk, een kerk in ere, Staatskerk. Een bijzondere prikkel tot een vurig verwachten van de wederkomst des Heeren en van datgene, dat daarmee samenhing, viel weg.

Het waren echter niet alleen déze omstandigheden, die het Chiliasme naar de achtergrond drongen. Belangrijk is, dat de geheel andere opvatting omtrent Openbaring 20, n.l. dat, wat Johannes in dit hoofdstuk ziet, niét chronologisch volgt op wat in Openbaring 19 staat, de overheersende werd in de kerk. Volgens deze opvatting is het Duizendjarig Rijk dus niet iets, dat naar de eindtijd verschoven moet worden.

Doch hierover nader een volgend keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Uit het Nieuwe Testament

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's