Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERHARDING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERHARDING

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De uitleg van Jesaia 6, waar wij lezen van de roeping van de profeet stelde ons voor het probleem van de verharding. Als Jesaia geroepen wordt, dat weet hij, dat de uitwerking van zijn prediking niet zal zijn bekering, maar verharding.

Vele malen wordt in het Oude Testament hiervan gesproken. U herinnert zich de geschiedenis van de Farao uit de dagen van Mozes. Mozes krijgt opdracht naar de Farao te gaan: Gij zult spreken alles wat Ik u gebieden zal en Aaron uw broeder zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israels uit zijn land zal laten trekken. Doch Ik zal Farao's hart verharden (Ex. 7 vs 3). En reeds eerder lezen wij: Zie toe, dat gij al de wonderwerken doet voor Farao, die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal zijn hart verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan (Ex. 4 vs 21). En later weer: Doch Ik heb zijn hart verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat Ik deze Mijn tekenen in het midden van hen zal zetten.

Doch de Heere verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk de Heere tot Mozes gesproken had (Ex. 9 vs 12; 10 vs 20; 10 vs 27; 11 vs 10; 14 vs 4, 8, 17).

De Farao van Egypte is niet de enige van wie wij lezen, dat de Heere zijn hart verhardde. Waarom wilde Sihon de koning van Hesbon het volk niet laten doortrekken? De Heere verhardde de geest van de koning en verstokte zijn hart (Deut. 2 vs 30). En van de dagen van Jozua wordt ons verhaald, dat het van de Heere was om het hart der volken te verstokken, dat zij Israël met oorlog tegemoet gingen, opdat hij hen verbannen zou, dat hun geen genade zou geschieden, maar opdat hij ben verdelgen zou, gelijk als de Heere Mozes geboden had (Joz. 11 vs 20).

Maar daarmede heeft de Schrift niet alles gezegd. Er is nog een andere kant, die met deze uitspraken in volkomen tegenspraak schijnt. Het een schijnt niet te rijmen met het ander. De Schrift wijst er voortdurend op, dat Farao zijn hart verhardde. Daaruit blijkt, dat de verharding, die ze rechtstreeks op God zelf wordt teruggebracht en op Zijn werk, niet buiten het hart van Farao omgaat. Farao wordt de verkeerde kant niet uitgedreven, hij wordt niet gedwongen tot de verharding en de ongehoorzaamheid; hij wil zelf niet anders. Hij wordt voor de eis Gods gesteld, maar verzet zich ondanks aanvankelijke goede voornemens telkens weer. Daar zien wij wat het kenmerkende is van verharding: volharden in het verzet; ondanks voortdurende waarschuwing doorgaan met koppig neen te zeggen tegen de eis Gods. In de wonderen Gods tegenover Egypte gaat het om een krachtproef, waarin Farao de verliezende partij zal zijn. Wie heeft zich tegen de Heere verhard en heeft vrede gehad? Eeuwen later wordt Farao tot een afschrikwekkend voorbeeld gesteld aan de Filistijnen. Waarom zoudt gij uw hart verzwaren, gelijk de Egyptenaren en Farao hebben gedaan? (1 Sam. 6 vs 6).

Maar logisch klopt dit toch niet? Of het een is waar of het ander, maar niet beide kunnen juist zijn!

En toch zal het goed zijn geen van deze twee lijnen te verwaarlozen. Als wij de profeten lezen, dan vinden wij bij hen ook menigmaal de klacht over een verhard volk; voor hen is de verharding van Israël een antwoord Gods op de gevoelloosheid van de mens voor de boodschap des Allerhoogsten. Israël heeft een hart als van steen; het reageert noch op de dreiging noch op de beloften des Heeren. Hun hart is koud als een steen, hand en ongevoelig als een steen. Hun aangezicht is harder dan een keisteen; zij hebben geweigerd zich te bekeren. Gij hebt hen geslagen, maar zij hebben geen pijn gevoeld (Jer. 5 vs 3). Zij schamen zich voor hun zonde niet (Jer. 6 vs 15). Een geest van diepe slaap heeft de Heere over het volk uitgestort en hun ogen toegesloten; profeten en zieners heeft Hij verblind (Jes. 29 vs 10).

De verharding is dus een oordeel Gods over de zonde van de mens, die het Woord niet acht. Zoals de Heere genade met genade kroont, zo straft Hij ook zonde met zonde. En daarbij zullen wij niet vergeten, dat de Heere in het bestraffen van zonde met zonde souverein vrij is (1 Sam. 2 vs 25; Richt. 9 vs 23 v.).

Zo zien wij het ook in het Nieuwe Testament. God heeft, zegt Paulus (Rom. 1 vs 24vv.), de heidenen overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten, hen overgegeven in een verkeerde zin om te doen dingen, die niet betamen, vervuld met alle ongerechtigheid. De apostel wil als het ware zeggen: Hij laat de zondaar zijn gang gaan. Op de weg des verderfs is nu eenmaal geen stilstand evenmin trouwens als op de weg der genade. Het gaat bij de zondaar van kwaad tot erger. De verdrukking en de nood veranderen het hart niet, veelmeer wordt de vijandschap erger; bitterheid en wrevel vervullen het hart. De roepstemmen worden in de wind geslagen, de genade veracht en welbewust gaat men voort op het pad der zonde.

Meerdere malen wordt in het Nieuwe Testament naar het woord uit het roepingsvizioen van Jesaia verwezen. Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaia wederom gezegd heeft: Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard (Joh. 12 vs 40; zie ook Matth. 13 vs 14; Mark. 4 vs 12, 14; Luc. 8 vs 10).

De prediking van de verharding stelt Israël en allen, die het Woord horen voor de verantwoordelijkheid voor het Woord. Vermaant elkander alle dagen, zolang als het heden genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde (Hebr. 3 vs 13).

Daaruit zien wij, dat verharding geen noodlot is, dat „maar zo" over de mens komt. Het is maar iets waaraan een mens zich heeft te onderwerpen, omdat hij nu eenmaal de loop der dingen niet veranderen kan. Nietzsche zeide: Gij houdt het niet uit onder uw noodlot? Bemin het, een andere keus is er niet. Maar dit leert de Bijbel nergens. Wel worden wij gesteld voor de raadselen van de regering Gods. Met onze rede kunnen wij niet in de mysteriën Gods indringen, maar de Schrift leert wel, dat ook het kwade staat onder de ordinantie Gods. En dan moeten wij ons geen ogenblik er voor schamen, dat wij niet weten, hoe God alles ordineert. Nu zeggen wij wel, dat God de zonde toelaat, maar de Schrift gebruikt in bovengenoemde teksten veel scherper en voor de mens veel moeilijker te verwerken uitdrukkingen, als uiteindelijk van God gezegd wordt, dat Hij het is, die het hart van Farao verstokt en dat Hij zelfs het hart van een volk verhardt. In deze laatste woorden wordt alles, zélfs de zonde gelegd onder de absolute souvereiniteit Gods. God liet niet maar de zonde van Farao toe. Trouwens deze uitdrukking helpt ons ter verklaring van de verharding van het hart in generlei opzicht. Als ik de zonde toelaat, terwijl ik die door persoonlijk ingrijpen kan voorkomen, dan heb ik deel aan de schuld van die zonde. Wij moeten soms veel zonde laten gaan, dat is onze machteloosheid. Wij laten de zonde soms toe uit gemakzucht, een houding als van Gallio, die zich van geen deze dingen iets aantrok.

Augustinus placht te zeggen, dat de zonde wel tegen Gods wil ingaat, maar nooit buiten de wil Gods om geschiedt. Dit blijft een omschrijving van onze onwetendheid, maar het is beter onze onwetendheid in deze te belijden, dan (om met Calvijn te sproken) ons „door onmatige en brooddronken nieuwsgierigheid" te laten leiden.

Gods wil is de laatste oorzaak der dingen, zegt Calvijn en dat is naar de Schrift. Hij verhardt wien Hij wil en Hij ontfermt zich over wie Hij wil (Rom. 9 vs 17). Maar Hij is niet de auteur der zonde; Hij wil niet de dood van de zondaar, maar daarin heeft de Heere lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. De Kerk Gods twijfelt niet aan de rechtvaardigheid van de oordelen Gods. Onnaspeurlijk en ondoorgrondelijk zijn Gods wegen en oordelen.

Onze Belijdenis zegt (art. 13): Zijn macht en goedheid is zo groot en onbegrijpelijk, dat Hij zeer wel en rechtvaardig Zijn werk beschikt en doet, ook wanneer de duivelen en goddelozen onrechtvaardig handelen. En aangaande wat Hij doet boven het begrip van het menselijke verstand, dat willen wij niet curieuselijk onderzoeken meer dan ons begrip verdragen kan, maar wij aanbidden met alle ootmoed en eerbied de rechtvaardige oordelen Gods, die ons verborgen zijn, ons tevreden houdende, dat wij leerjongens van Christus zijn om alleen te leren, hetgeen Hij ons aanwijst in Zijn Woord, zonder deze perken te overtreden.

Een hoofdstuk van de Institutie draagt tot opschrift: Dat God alzo de dienst der goddelozen gebruikt en de harten buigt om Zijn oordelen uit te voeren, dat Hij Zelf zuiver blijft van alle feil en gebrek. Dit stuk eindigt Calvijn aldus: Wanneer er gezegd wordt, dat, de wil Gods de oorzaak van alle dingen is, zo Wordt zijn Voorzienigheid gesteld tot een bestuurder en regeerder over alle raadslagen en werken der mensen, opdat zij niet alleen haar kracht betone in de uitverkorenen, die door de Heilige Geest geleid worden, maar ook de verworpenen tot onderdanigheid dwinge. En zegt Calvijn iets verder (Inst. 14—18, 4): Onze wijsheid moet niet anders zijn dan deemoedig met een hart, dat bereid is om te leren alles aan te nemen wat in de Schrift ons wordt voorgehouden zonder ook maar iets uit te zonderen.

Achter de verharding staat het rechtvaardige gericht Gods. Is dat dan onherroepelijk en onherstelbaar? Bij een kind van God kan een tijd van verharding geestelijk ontzaggelijk veel schade doen, maar er komt een keerpunt, een ogenblik waarop met Israël geklaagd zal worden: Heere, waarom verstokt gij ons hart, dat wij naar U niet vragen (Jes. 63 vs 17). Ook in de dreiging van een oordeel der verharding zit iets van het ultimatum Gods. Een volk zonder hart (Jer. 5 vs 21) wordt van aangezicht tot aangezicht gesteld met het Woord van Hem, die een overblijfsel zal behouden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VERHARDING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's