Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

EEN KLOPPENDE HEILAND

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop: indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en met hem avondmaal houden, en hij met Mij. Openb. 3 : 20.

Aan elk van de zeven Klein-Aziatische gemeenten moest de Ziener van Patmos een brief schrijven, die door de verrezen Heiland gedicteerd werd. De inhoud van die 'brieven is van de grootste betekenis voor de kerk van alle eeuwen. De tekst voor deze overdenking is ontleend aan de brief, die gericht was aan de gemeente van Laodicea. Laodicea was een rijke, welvarende gemeente. In vruchtbare dalen graasden grote kudden schapen. Een levendige wolhandel had zich in die stad ontwikkeld. Het ging de Kerk Gods op natuurlijk terrein des levens naar den vlese.

Twee ernstige bezwaren werden er echter tegen deze stad ingebracht. De mensen waren lauw ten opzichte van de eeuwige dingen. Men was tevreden met een historisch geloof. Men was niet zo koud, dat men de goddelijke waarheden ook maar op enig punt loochende, maar men kon ook in de gemeente van Laodicea niet zeggen met de Emmaüsgangers: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg en als Hij ons de Schriften opende. En omdat men noch koud noch heet was, liep de gemeente gevaar, dat de Heere tot haar zou zeggen: Ik zal u uit Mijn mond spuwen.

Van een tweede bezwaar lezen we in het derde vers: „Want gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt".

O, wat waren ze blind voor de ernstige toestand, waarin ze zich bevonden. Er was geen plaats in hun harten voor de tollenaarsbede: O God, wees mij zondaar genadig. Men leefde voort in Farizeïsche eigengerechtigheid en zelfgenoegzaamheid.

Inderdaad was het nodig, dat ze naar de heils-apotheek van Koning Jezus zouden vluchten om ogenzalf te verkrijgen, opdat ze ziende zouden worden.

De dreiging van de Heiland om hen uit Zijn mond te spuwen was inderdaad verschrikkelijk. Toch was Hij in de toorn des ontfermens gedachtig. Luister maar naar onze tekst: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.

Door dat kleine woordeken „zie" wil de Heere in ons leven telkens onze aandacht prikkelen.

Het is ook zo nodig. Immers het hart van een mensenkind wordt zo in beslag genomen door de vragen van het tijdelijke leven: „Wat zullen we eten, en wat zullen we drinken en waarmee zullen we ons kleden? " De radio en de televisie, de wereld, leggen zulk een beslag op de zielen van de mensenkinderen. Door de werking van Zijn Woord en Geest wil de Heere God de aandacht van de zondaar richten op de eeuwige dingen. Onze tekst zegt, dat de Heiland aan de deur van het mensenhart staat te kloppen. Het is wel droevig, dat de Heiland buiten moet blijven staan. Satan en al zijn trawanten hebben er gedurig toe-gang. Zij behoeven niet te kloppen. Is dat niet beschamend voor een zondaar, dat er plaats is voor alles in het mensenhart maar voor God en Zijn heilig kind Jezus niet?

En toch is hier sprake van onuitsprekelijke ontferming. Iemand anders, die zo lang moest wachten om te worden binnengelaten, zou stellig al lang zijn vertrokken. O onbekeerde lezers van deze overdenking: De Heere Jezus staat al van af de dagen uwer jeugd vóór de deur van uw hart.

Wat is die deur toch stevig gegrendeld! Wat zitten er een grendels voor!

Het slot van de hoogmoed, van de geldgierigheid, van de tomeloze driften, van de boze hartstochten, van de dronkenschap, van de wereldgezindheid. Ga zo maar voort. Wie zal al die sloten en grendels bij name noemen?

Eén slot moeten we er echter toch nog aan toevoegen: het slot van het ongeloof.

Zou dat niet de zwaarste grendel wezen? De Heiland staat niet werkeloos voor de deur. Neen, telkens laat Hij de klopper neer op de deur van de harten van de Laodicenzen. Ook op de deur van onze harten.

Nu eens klopt Hij zacht en teder en dan weer bonst Hij op de deur.

De Heere klopt in de weg van lief en in de weg van leed. Hij komt nu eens met voorspoed en dan weer met rampspoed. We maken allen tijden mee van ongekende zegeningen. Maar dan volgen er ook weer tijden, waarin de luchtkastelen, die we hebben gebouwd, met groot gedruis in elkaar storten.

De Heere klopt in het grote wereldgebeuren, in de aardbevingen, in de grote droogten, in de overstromingen, in de pestilenties, in de revoluties en in de dreigende oorlogsgevaren.

Maar de Heere klopt ook elke dag in het dagelijkse leven aan de deur van ons hart. Wie van de lezers zou durven beweren, dat de Heere nog nooit heeft geklopt aan de deur van zijn hart? Niet alleen dat de Heere klopt, maar Hij laat ook Zijne stem horen. Hij roept de zondaar toe: Ken uw ongerechtigheid, want waarom zoudt gij sterven. Hij roept op tot bekering. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijne gedachten en hij bekere zich tot de Heere, zo zal de Heere Zich zijner ontfermen. Komt dan, laat ons tezamen richten, zegt de Heere; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol. Die kloppende Heiland predikt het ons, dat geen deugd noch plichtsvervulling ons kan redden en zaligen. Alleen Zijn dierbaar bloed kan reinigen van al onze zonden en onze schuld.

Zonder waarachtige wedergeboorte en levensvernieuwing kan nooit iemand het Koninkrijk Gods zien.

En niet alleen, dat de Heere klopt aan de deur van het hart van de mens, die midden in de zonde leeft. Hij klopt ook aan de deur van het hart van Zijn kind, wat in de genade verachterd is.

In het 5e hoofdstuk van het Hooglied van Salomo wordt ons de bruidskerk getekend in haar zorgeloze rust. Ze had haar voeten gewassen en haar rok uitgetogen en legde zich neder op haar rustbed. Maar toen kwam haar geliefde bruidegom in het holst van de nacht aan de deur kloppen. De stem mijns liefsten, die klopte, was: Doe mij open, mijn zuster, mijn vriendin, mijn duive, mijn volmaakte, want mijn hoofd is vervuld met dauw, mijn haarlokken met nachtdruppels. Maar de bruid dacht er niet aan om op te staan en de deur open te doen. Ze verontschuldigde zich: Ik heb mijn rok uitgetogen, hoe zal ik hem weder aantrekken? Ik heb mijn voeten gewassen, hoe zal ik ze weder bezoedelen?

Wat een vertraging en een verachtetering!

Het schuldgevoel onder de as bedolven. Geen uitgangen des harten naar de troon van Gods genade. Geen oefeningen des geloofs. Geen blijdschap des evangelies.

Zal de bruid de stem van de kloppende bruidegom horen. Lees nog eens onze tekst: „indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen. Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij."

Met recht lezen we telkens in deze zeven brieven: Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Van nature zijn we blind en doof. Welk een genade, als de oren geopend mogen worden en als de schellen van de ogen mogen vallen. Dan zien we onze verloren staat. Dan blijft er maar één weg open; de weg van de tollenaar, die zich met de hand op de borst sloeg en het uitriep: O God, wees mij zondaar genadig!

Ik hoop niet, lezers, dat ge van mening zijt, dat we hier te doen hebben met een tekst van Remonstrantse inslag. Alsof het zo zou wezen, dat de Heere klopt, maar dat het nu voor rekening van de mens ligt om zelf de deur voor de Heiland open te doen.

Neen, de redding en de zaliging van een mens is van het begin tot het einde het werk Gods. Het is niets van ons. Het is al van Hem. Zo reist men naar Jeruzalem.

Ik hoor u zeggen, dat de bruid uit het Hooglied toch ook is opgestaan om haar bruidegom open te doen.

Stellig, maar het mag niet vergeten worden, dat het de Heiland was, die Zijn hand stak door de deuropening en de mirre des Geestes van Zijn vingeren liet druppelen.

Ja de heerlijke geur van de mirre des Geestes heeft de bruid doen opstaan om haar liefste bruidegom open te doen.

De mens is bij de redding en zaliging zijner ziel echter geen stok en geen blok. De gaven van hoofd en hart en hand, die vroeger op de zonde waren gericht, richten zich nu op de Heere. Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal, zo bad Paulus op de weg naar Damascus, toen hij eigen zin en wil leerde verzaken.

O wat is dat heerlijk als het arme zondaarshart zich onder de werking des Geestes mag openstellen, opdat Christus inkome en met hem avondmaal houde.

We hebben bij dat woord „avondmaal" niet te denken aan de sacramentele maaltijd. Neen, de hoofdmaaltijd werd in 't oosten gehouden in het avonduur, als de dagtaak volbracht was.

Dan was er uitwisseling van gedachten, een gezellige sfeer onder het genieten van de spijzen.

Zalige tijden als Christus met Zijn genade woning komt maken in het arme zondaarshart. Hij komt het wassen en reinigen van al de zonde en de schuld.

Hij zal de zonde achter zich werpen in de oceaan der vergetelheid. Hij zal geen zonde meer zien in Jacob en geen overtreding in Israël.

Hebt ge het kloppen van de Heiland al gehoord? Hebt ge de deur uws harten ook al door genade ontsloten voor Hem?

Lezers, weet dit, dat Christus eenmaal zal ophouden om te kloppen.

De dwaze maagden klopten ook aan de deur, die gesloten was. Het was middernacht. De deur was voor eeuwig gesloten. En daarom, heden zo gij Zijn stem hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1962

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's