VREDEVORST
En men noemt Zijn Naam... Vredevorst. Jesaja 9 : 5.
Wie wordt zo genoemd?
Wanneer wij de verklaarders een antwoord op deze vraag laten geven, dan blijkt het, dat de antwoorden nog al wat uitéén lopen.
Zo Ieren de Joden, dat hier gesproken wordt van de geboorte van Hiskia. Maar, hoe is dat mogelijk? Wij kunnen toch niet van Hiskia zeggen, dat hij is „sterke God, Vader der eeuwigheid"? Neen, wij kunnen ons met deze gedachtengang niet verenigen. Integendeel, wij zeggen, dat hier gesproken wordt van de Heere Jezus Christus. O, wat is dat dan schoon, dat hier van Hem gezegd wordt: „Een kind is ons geboren." Hoe zou er sprake zijn van zalig-worden als de Heere Jezus niet als kind geboren was? Wij allen worden toch ontvangen en geboren in zonden. Onze menselijke natuur is verdorven door de val en overtreding in Adam. Op deze menselijke natuur rustte ook de vloek Gods. En nu geloven wij, dat de Heere God ook machtig geweest was, om een mens opnieuw te scheppen, maar dan was deze mens niet onzer één geweest. Dan zou er in der eeuwigheid geen mogelijkheid van zalig worden geweest zijn.
Wanneer wij dit dan ook lezen: een kind is ons geboren, dan is dit voor de mens een reden om te wenen over zijn diepe val.
Niemand toch is bij machte om zich op te heffen uit zijn verdorven staat, en niemand is in staat om zijn schuld te betalen.
Maar aan de andere zijde is er blijdschap, dat het door de prediking bevestigd mag worden: „Een kind is ons geboren". Maar van dit Kind staat ook aangetekend: „een Zoon is ons gegeven."
De Heere Jezus is op een bovennatuurlijke wijze door Maria ontvangen.
Hij is ontvangen van de Heilige Geest. Hierdoor was het mogelijk, dat Hij wel de menselijke natuur aannam uit vlees en bloed van Maria, doch dat Hij Zelf rein bleef, zonder erfschuld en smet. De Heilige Geest heeft daartoe de Heere rein gehouden. Dat leert ook de Schrift: „De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen: daarom ook, dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden."
God gaf dus Zijn Zoon. „En het woord is vlees geworden, en het heeft onder ons gewoond."
Welk een wonder! Dat God, tegen Wie wij gerebelleerd hebben. Zijn Zoon geeft. Dat is niet te vatten. Het kan slechts bewonderd worden door allen, die hier hun schuld en zonde hebben leren kennen.
Doch staan wij er thans bij stil, wat nu van de Heere Jezus gezegd wordt: En men noemt Zijn Naam: Vredevorst.
Wel wonderlijk, dat er niet staat: „Hij is Vredevorst." Maar al staat dit er niet, toch wordt dit er juist mee bedoeld. Want draagt de Heere de Naam „Vredevorst", dan is Hij het óók. Dat is niet altijd zo onder de mensen. Judas was een schone naam, maar Judas zelf was een zoon des verderfs. Zo kunnen wij de naam hebben, dat wij leven, doch dat de Heere God moet zeggen: „gij zijt dood." Dat is droevig.
Doch de Heere heet Vredevorst, omdat Hij het óók is. En men noemt zijn Naam „Vredevorst".
Wat wil dat nu zeggen?
Wanneer Christus op deze wereld komt, geachte lezer(es), dan is dit eigenlijk het begin niet. Het begin moeten wij zoeken voor de schepping van de mens, n.l. in de hemel. Christus was toch van eeuwigheid. En nu waren er bij God, ja in God gedachten des vredes, om nog mensenkinderen uit het gevallen menselijke geslacht zalig te maken. Van het verbond nu, dat gesloten werd tussen de Personen uit het Goddelijk Wezen, werd Christus nu de Middelaar. Hij sprak: „Zie, Ik kom!"; „Vader, Ik wil. Ik heb lust om Uw welbehagen te doen." God moest God blijven. Zijn eer moest hersteld. En daartoe was Christus bereid, doch Hij was niet alleen bereid. Hij kwam ook.
En waar zien wij Hem dan als Vorst? Komt Hij als een vorst op deze aarde? Neen, Hij ligt in de kribbe, in een beestenstal, doch wel worden Hem vorstelijke geschenken gebracht. Is Hij dan geen vorst? Ja wel, doch niet gelijk de vorsten der aarde in overwinnende zegepraal. Neen de Heere heeft Zich vernederd. Hij achtte het geen roof, Gode evengelijk te zijn. Hij werd vernietigd tot in de dood aan het kruis van Golgotha. Wat Kerstfeest is, dat is het beste te verstaan in het licht van Golgotha, in het licht van de morgen der Verrijzenis. Want door Zijn dood en opstanding heeft Christus bewezen dat Hij Vorst is, maar tevens ook Vredevorst. Zijn werk, hetwelk een volkomen werk was, is geweest tot bevrediging van de Vader. Maar is Hij Vredevorst, dan is Hij ooi, machtig deze Vrede uit te delen.
En dat is toch ook zeer noodzakelijk. Want, wat zou het zijn te weten, dat er een Vredevorst is en dat wij de Vrede missen voor eigen hart. Zeker, daar zijn vele mensen, ook vandaag, die liever een valse vrede hebben dan een heilige oorlog. Ze roepen: „Vrede, vrede, en geen gevaar". Dat de Heere nog eens onvrede mocht werken in uw hart, opdat het u ga naar het woord van Augustinus: „Ons hart is tot God geschapen en daarom vindt het geen rust, totdat het rust vindt in God^'.
Vrede met God, dat is alleen maar mogelijk door de Heere Jezus Christus.
Wie denkt, vrede te hebben met God en dat met een openstaande schulderrekening, vergist zich. Neen, dan leert Paulus bet anders: „Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus."
Vredevorst: Hij is onze vrede. Hij deelt deze vrede ook uit. „Mijnen vrede geef Ik u".
„Niet gelijkerwijs de wereld." Die vrede is alleen in Zijn bloed. Die vrede is een vrede, die de kennis te boven gaat. O, die vrede! „Bidt met een algemene stem, om vrede voor Jeruzalem."
Vrede met God. Wat de engelen eenmaal gezongen hebben boven Efratha's velden, dat wordt door de begenadigde kerk overgenomen: „Ere zij God, in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen."
Vrede op aarde. Dat wil zeggen: Vrede met God door Christus. Vrede in het hart. Vrede met al Gods werken en wegen. Hoe donker ooit Gods weg moog wezen. Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Maar dan zegt Calvijn in zijn verklaring op het boek Jesaja: „Vredevorst" bedoelt niet, dat Christus' volgelingen nimmer zouden mogen strijden." Integendeel. Vrede met God, als dat gekend wordt, sluit in: strijd tegen wereld, satan en eigen vlees.
En dat zijn doodsvijanden. En wie zal staande blijven? Is er niet dagelijks een verlies als wij zien op ons zelf? Satan en wereld zijn machtig, doch een vijand binnen de vesting is niet te onderschatten.
Vrede met God, dat is dus hieraan gelijk „de strijd is uitgeroepen". Is er raad? Er is raad. Ziende op de Vredevorst mag het beleden worden: „In deze zijn wij meer dan overwinnaars."
Komt, laat ons dan henengaan naar Bethlehem. „Want een kind is ons geboren; een Zoon is ons gegeven... En men noemt Zijnen Naam... Vredevorst".
Is Hij dat ook voor u?
(Elspeet)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1962
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1962
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's