Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE CATECHISMUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CATECHISMUS

15

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Adam verloren

Vraag en antwoord 7.

Vr. Vanwaar komt dan zulke verdorven aard van de mens?

A. Uit de val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouders, Adam en Eva, in het Paradijs, waar onze natuur alzo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden.

Het lijkt ons nuttig de gescheidenis van de val wat nader te bezien. Onze voorouders — en wij in hen — wandelden in oprechtheid met God, totdat het besilissende ogenblik, toen de verzoeker verscheen, kwam. Ook hierin werd — ondoorgrondelijk mysterie — de raad Gods vervuld. De satan mocht zijn goddeloos werk verrichten; de mens — rijk begaafd en bij machte om hem te wederstaan — stond tegenover hem.

De gehele Schrift maakt duidelijk, dat in de slang de satan zijn instrument gevonden had. Hij wordt genoemd — kennelijk teruggrijpend naar de éérste bladzijden van de openbaring — de oude slang, de lasteraar Gods en de verleider van de beginne. De Schrift laat het licht op hem vallen, zo veel nodig is: opdat we weten zouden, dat God niet de auteur der zonde is. De satan was eenmaal een goed geschapen engel, maar is van God afgevallen. En met hem zijn veel engelen gevallen en duivelen geworden, besloten onder het oordeel, zonder uitzicht op verlossing.

Hoogmoed en zelfverheffing worden aangewezen als oorzaak van hun val. Zij hebben hun beginsel — onderwerping aan God — met bewaard en zijn in de waarheid niet staande gebleven (Joh. 8 : 44). Zijdelings valt er licht op zijn bestaan vanuit het woord van Paulus tot Timotheus, waardoor laatste vermaand wordt geen nieuweling in het ambt te stellen: Legt niemand haastig de handen op, opdat hij niet opgeblazen worde en in het oordeel des duivels valle (1 Tim. 3:6).

De brief van Judas spreekt van 't verlaten van hun beginsel, zoals we reeds opmerkten. Een gedeelte der engelen is derhalve onder hun aanvoerder in hoogmoed opgestaan tegen God. Ze zijn van God afgevallen door Hem de gehoorzaamheid op te zeggen. In de hemel is de eerste revolutie geweest. Zo zijn zij gevallen uit de gemeenschap Gods. God heeft ze geheel losgelaten voor eeuwig, hoewel zij niet aan Zijn regering onttrokken zijn. In de hel geworpen, worden zij onder de banden bewaard tot het oordeel van de grote dag (2 Petrus 2:4).

Hoe anders is het gegaan met de mens. Deze viel ook uit de gemeenschap met God. Maar God heeft hem, terwijl Hij hem wegwierp, terug gegrepen. Hier is niets te verklaren, slechts te aanbidden het welbehagen Gods.

Geheel losgelaten is de duivel de mensenmoorder van de beginne. Geen algemene genade werkt temperend op hem in. Hij is de vader der leugen. Hij kan niet dulden, dat er één schepsel gelukkig kan zijn. Daarom loerde hij op het hoofd der schepping om de gehele schepping te kunnen veranderen. Zelf in de rampzaligheid kan hij niet zien de gelukstaat van anderen, maar wenst hij lotsverbondenheid in de ondergang en alzo met helse vreugde te lachen in hun verderf. Vijand van God zijnde zet hij alles op alles om allen tegen God op te zetten. — Maar — geweldige tragiek voor hem en allen, die hem dienen — zij kunnen niet anders dan Gods Raad dienen. Ondanks zichzelf moet ook hij, de vader der leugenen, meewerken tot verheerlijking van Gods deugden.

Zo kwam de verleider door middel van de slang tot de mens. Het meest schrandere dier koos hij als zijn instrument, en de vrouw, die zelf het gebod uit 's Heeren mond niet gehoord had, zocht hij als zijn eerste slachtoffer. We moeten hierbij bedenken, dat de slang niet deed huiveren zoals nu. Door de vloek is het dier immers veranderd. Daarom moet ook het spreken van de slang tot de vrouw niet verwonderen, zonder dat we echter ook maar iets naders daarvan kunnen zeggen. We weten niet, hoe dat geweest is, maar in ieder geval heeft de vrouw de slang verstaan. Dit nader te willen omschrijven is rationalistisch, doch het te ontkennen evenzeer.

Wel wordt ons hier een voorbeeld gegeven van de wijze, waarop de duivel pleegt te werk te gaan. Eerst komt hij twijfel zaaien aangaande hetgeen God heeft gezegd. Dan weet hij ook het hart te doen twijfelen aan de gevolgen der zonde. En tenslotte maakt hij driestweg God tot een leugenaar. Zo werkt hij altijd nog.

Tot Eva kwam hij met de sluwe vraag: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van alle boom dezes hofs? — Zo werd de vrouw bijzonder opmerkzaam gemaakt op het feit, dat zij niet van alle bomen mocht eten.

Het eerste werk van de vorst der duisternis is altijd om het hart overhoop te gooien. Argwaan te wekken is zijn lust. Die de goede keuze mochten doen, weten daar maar al te veel van. Zij komen verstrikt te zitten in allerlei vragen, die hen benauwen.

Hier rijst echter de vraag, hoe de duivel bij de zondeloze mens iets dergelijks kon te weeg brengen. Er kon geen ontwikkehng der zonde zijn, zoals bij ons, zondaren. Er was geen aanknopingspunt. — Hier staan we weer voor vragen, die we onbeantwoord moeten laten. We bekennen onze onwetendheid en buigen voor de werkelijkheid van Gods Waarheid, die zo schrijnend gekend wordt.

Dat er in een ondeelbaar ogenblik een ovengang was van de zondeloze in de zondige staat, en aldus argwaan in het hart van de vrouw gezaaid was, blijkt uit haar antwoord: Van de vrucht der bomen van deze hof zullen wij eten; maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft. — Uit dit antwoord blijkt, dat de vrouw definitief anders stond tegenover het gebod dan eertijds. Zij heeft het gebod Gods scherper gemaakt, als is het haar een knellende band geworden, terwijl ze met mildere woorden spreekt over het oordeel. Volgens haar mogen ze de boom zelfs niet aanroeren, hoewel Gods gebod daarvan niet gewaagde. En in plaats van te zeggen, dat de zondaar „de dood sterven zou", gebruikt zij eenvoudig het woord „sterven".

De satan nam dan ook zijm kans waar. Hij zag een nauwe opening om ibinnen te sluipen en zich te vestigen in de stad mensenziel. Vandaar zijn gif: God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.

Zijn tactiek is oog altijd dezelfde. Leren we daarom toch uit zijn wijze vast optreden hier, voor hem op onze hoede te zijn. Onderhandelen met hem en de zonde — ook al staat hij nog maar aan de deur — bewijst, dat we het reeds verloren hebben.

Hoe in-goddeloos is de verleider. Hij beschuldigde God van kwaadwilligheid en afgunst. Zo duivels zijn zijn woorden, dat in zijn laster en leugen zelfs nog een element van waarheid zit. „Gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad". God kent het goed en het kwaad als Wetgever. Hij stelt vast, wat goed en kwaad is. Welnu, dat moet de mens uit Gods hand in eigen handen nemen. Hij moet eten van de boom, dan zal hij zichzelf voortaan wetgever zijn en zelf op de troon zitten en een god zijn, autonoom zijn.

Hiermee zijn we bij het wezenlijke van de zonde gekomen. Want zij is eigenlijk niets dan God willen onttronen en ontkronen en zichzelf tot God uitroepen.

Dat is de zonde. De uitleving ervan wordt door de algemene genade nog gestuit. Naarmate de tijd naar het einde voortschrijdt, vallen de remmingen steeds meer weg. Van de antichrist wordt dan ook gezegd, dat hij in de tempel Gods zal zitten en aanbidding zal opeisen. De leugen zal hij goed heten en de waarheid leugen, het recht onrecht en het onrecht recht. Hij zal God verbannen en zelf de god zijn. De machten, in welke de geest van de Antichrist in de loop der eeuwen werkzaam was vertoonden dan ook duidelijik deze zelfde trekken. De wortel daarvan vinden we in de verleiding van Satan in het paradijs: Gij zult als God zijn .. . Satan wil de mens naast zich hebben in het oordeel en daarom verleidde hij hem zich te vergrijpen aan de souvereiniteit Gods.

En hij bereikte zijn doel. De vrouw zag op naar de boom. Voorheen kon ze er heen blikken zonder verkeerde begeerte, nu ziet ze echter in begeerlijkheid van het vlees op naar de boom. En de begeerlijkheid baart de zonde: Zij nam van de vrucht en zij at, en zij gaf haar man en hij at; en . . . de zonde voleindigd zijnde baart de dood.

Neen, de begeerlijkheid des vleses is er niet altijd geweest. Dat leert Rome. Dan zou eerst de inwilliging van de begeerte zonde zijn geweest. Maar dat is een dwaling, die eigenlijk de totale verdorvenheid van de menselijke natuur na de zondeval ontkent. De mens stond echter in de staat der rechtheid volkomen ongerept, ook zonder begeerlijkheid des vleses. God was al zijn begeerte. En daarom is hij thans veroordeeld ook om de minste boze begeerlijkheid, die woelt in de diepte van zijn ziel, ook al willigt hij die niet in.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE CATECHISMUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1963

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's