Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro-existentie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro-existentie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

voor u gegeven ... voor u vergoten... Lucas 22 vs. 19, 20.

In de grote politiek speelt het begrip coëxistentie een belangrijke rol. Men duidt ermee aan een vorm van samenleven van Oost en West, waarbij geen der partners uit is op wereldheerschappij, maar waarbij men de ander in zijn anders-zijn naast zich verdraagt en zelfs bereid is tot communicatie met hem op allerlei wijze.

In staatkundig opzicht is deze coëxistentie wellicht een respektabele doelsteling. Maar dit begrip schiet tekort als wij omschrijven willen, waartoe de Heere God mensen en groepen roept en verkiest. Dan gaat het niet om coëxistentie, maar om proëxistentie. Dit woord betekent: bestaan (er-zijn) terwille van (ten dienste van) iets of iemand anders.

Een mooi voorbeeld van deze roeping tot proëxistentie vinden wij in 1 Petrus 2 vs. 9. Daar wordt de gemeente aangesproken als „een heilig volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht".

De gemeente is geroepen tot de lof Gods, evenals eertijds Israël (Jesaja 43 vs. 21 !). Israël en de gemeente zijn er terwille van de lofzang Gods. Daarop troont de Heere! (Psalm 22 vs. 4).

Behalve tot de dienst van God is het volk Gods óók geroepen tot de dienst aan de naaste. Proëxistentie heeft in de Heilige Schrift altijd deze beide kanten en het is onschriftuurlijk-eenzijdig als men hier het ene aspekt, ginds het andere aspekt verwaarloost.

Van dit „bestaan ten dienste van anderen" wordt door God gesproken in de roeping van Abraham: Ik zal u zegenen: en wéés een zegen! (Gen. 12 vs. 2). Gezegend ten zegen zijn, daarin is eigenlijk Israels roeping en verkiezing tot uitdrukking gebracht.

Israël heeft deze roeping telkens weer verzaakt. Het heeft wel de zegen willen hebben, maar niet om ermee tèn zegen te zijn. De „geslachten des aardrijks", waarvoor Israël, naar luidt van het Godswoord tot Abraham, ten zegen moet zijn, worden afgeschreven als „honden". En als Jezus in de synagoge van Nazareth laat zien dat zijn Vader de heidense weduwe van Sarepta Sidonis en de heidense officier Naaman redt vóór Israël, dan worden allen in de synagoge met toorn vervuld en willen zij Jezus van de steilte afwerpen. Zozeer heeft Israël zijn roeping tot proëxistentie verzaakt!

Wat Israël zo schuldig heeft laten liggen, heeft Israels Messias opgenomen en vervuld. Zijn leven is proëxistentie : bestaan tot de dienst van God en tot dienst van de naaste.

Tijdens de Paschaviering neemt Hij brood, breekt het en zegt: Dat is mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven Moordt.

En even later neemt Hij de drinkbeker en spreekt dezelfde woorden: ... Mijn bloed, hetwelk voor u vergoten wordt.

In onze Bijbels staat boven deze pericope meestal: instelling van het Heilig Avondmaal. En dat is waar. Maar we mogen niet vergeten dat Jezus hier allereerst zijn eigen leven, zijn messiaanse bestaan verklaart.

Hij vervult als Knecht des Heeren, inzonderheid in Zijn offer, Israels roeping : proëxistentie ! Voor u gegeven, voor u vergoten mijn lichaam en mijn bloed — gezegend was en is Hij ten zegen en zó heeft Hij alle gerechtigheid vervuld.

Voor u ! Voor wie ?

Voor die allen die Hem van de Vader gegeven zijn; uit Israël en uit alle geslachten des aardrijks.

Dat zijn allen die in de nood en de dood van eigen existentie in Hem, in zijn proëxistentie, hun Heil, hun hoogst geluk beschouwen.

Dat zijn allen die geloven dat deze Jezus Gods Messias is.

Wat een rijke tijd wordt de lijdenstijd, als wij in het gepredikte Woord of in het bediende Avondmaal deze proëxisterende Jezus mogen zien met de ogen van ons hart! Dan eten en drinken wij tot leven en vergeving zijn lichaam en bloed met de mond onzer ziel.

Dan zal er zijn in ons leven de lof Gods.

Dan zal er ook zijn de gezindheid van Christus; de gelijkvormigheid aan zijn Beeld; om nu zelf, achter Hem aan, er te zijn ten dienste van God en de ander (Romeinen 12 : 1).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Pro-existentie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's