Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDEDEELBARE EIGENSCHAPPEN GODS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDEDEELBARE EIGENSCHAPPEN GODS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze titel doet al niet aangenaam aan. Zeggen wij de onmededeelbare deugden Gods, daarbij doelende op de in het voorafgaande behandelde stof, dan is er in dat onmededeelbare nog iets, dat ons met eerbied vervult en klein maakt. Een onoverbrugbare afstand tussen ons en God. Als we zeggen onmededeelbare eigenschappen, dan is het woord eigenschappen niet zo vijandig, want wij weten het eigenlijk niet.

Voor zover God in Zijn woord tot ons komt en onze taal spreekt, wordt de onmetelijke afstand tussen ons en God niet alleen geopenbaard, maar ook genadig overbrugd. Hij is de Verhevene, Hij woont in de hoogte en ook bij de nederige.

Maar — mededeelbare eigenschappen Gods —! Ja, wij zijn naar Zijn beeld geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid, en de mens verbeeldde zich God te zijn. Dat was zijn zonde en dat is nog altijd zijn zonde. Nog altijd is dat een verbeelding, die hem in de weg zit om te komen tot de uitnemende kennis van Christus Jezus en hem er zelfs toe verleidt het Evangelie te verachten door theologische speculaties. Het is immers zo, dat de eerste Adam naar Gods beeld geschapen werd, van God wezenlijk onderscheiden, zoals het geschapene afhankelijk en van God onderscheiden is, zodat de zogenaamde „mededeelbare" eigenschappen van God slechts bij wijze van gelijkenis de mens werden medegedeeld. Daardoor bleven die menselijke eigenschappen in grond en wezen verscheiden van Gods deugden.

De grondonderscheiding ligt reeds in het woord: God is Geest, niet een Geest, maar God is Geest. (Joh. 4 : 24). Daardoor is de Heere God van alle schepsel onderscheiden. Ook het woord Geest is in schepselmatige zin: de menselijke geest, de engelen zijn gedienstige geesten, onderscheiden van 't woord. Geest als aanduiding Gods.

Eigenlijk kan men niet van mededeelbare eigenschappen of deugden spreken. Bij de reine mens in het paradijs zou men kunnen denken aan een afschijnsel der goddelijke deugden. Het woord mededeelbaar gaat echter voor de mens te ver en dat is het, wat wij tegen de uitdrukking hebben.

Dat wil echter niet zeggen, dat we niet over de deugden Gods kunnen spreken, n.l. voorzover ze ons geopenbaard zijn en mits we voor ogen houden, dat we dus daarvan alleen in de menselijke taal en bij gelijkenis kunnen spreken. Het mededeelbare nemen we dan in de zin van „bij gelijkenis" mededeelbaar, of „op schepselmatige wijze" mededeelbaar.

Hoe dat zal zijn met de uitverkorenen, met de kinderen Gods, als ze in heerlijkheid zullen zijn opgenomen, zullen wij hier niet uitvinden, maar het is wèl zo, dat zij uit de Christus geboren en nieuwe mensen zullen zijn, onverderfelijk en onsterfelijk (zie 1 Cor. 15 : 53). Daarin is een goddelijk wonder, waarvan ook Petrus spreekt: „door welke ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid. (2 Petr. 1:4). Dit ziet op een nieuwe en blijvende verwantschap der uitverkorenen met Christus, een deel hebben aan Zijn goddelijke natuur. Wèl te verstaan, niet aan Zijn goddelijk Wezen, maar aan Zijn goddelijke natuur, d.i. openbaringsvorm van het wezen. Zij worden geen goden, maar herboren mensen. Daarin ligt een uitnemende belofte omtrent hun eeuwige staat, waardoor de nieuwe mens pricipieel onderscheiden zal zijn van de oude. De oude mens is uit de gevallen Adam, maar de nieuwe mens zal uit de Christus geboren worden. (Zie Efeze 2 = 10). Daardoor heeft hij deel aan de goddelijke natuur.

Wanneer we over de deugden Gods spreken, laat ons bedenken, dat we alleen over de dingen, die ons geopenbaard zijn en binnen de grenzen der openbaring daarvan kunnen spreken. En voorts hebben we te bedenken, dat we over goddelijke dingen spreken, die ons in menselijke taal zijn medegedeeld.

Het kan duidelijk zijn, dat ook de z.g. mededeelbare eigenschappen onderscheiden zijn van de onmededeelbare deugden, omdat de mens in de reinheid zijner schepping enige gelijkenis daarmede mocht hebben. Vandaar het woord mededeelbaar. Men onderscheidt dan eigenschappen des verstands, zedelijke eigenschappen, eigenschappen der souvereiniteit, maar het is duidelijk, dat het goddelijke oneindig ver verheven is boven het menselijke, zodat het woord mededeelbaar slechts betrekking kan hebben op een gelijkenis uit de verte. Geschapen naar het beeld Gods, leert de Heilige Schrift. Zo zijn de hier bedoelde menselijke gaven niet meer dan een beeld van de deugden Gods, En hoe staat het met deze gaven van het beeld Gods bij de gevallen mens? Het is goed, dit voortdurend voor ogen te houden.

Verstand.

God is licht, volkomen licht, zonder enige schaduw. „Dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben, en wij u verkondigen, dat God een Licht is, en gans geen duisternis in Hem is". (1 Joh. 1:5). Hij woont in een ontoegankelijk licht (1 Tim. 6: 16). Hij is de Bron van alle licht (Ps. 4 : 7; Ps. 27 : 1; 36: 10; 43:3; Joh. 1 : 4, 9).

In God is geen schaduw of duisternis. Wij mogen deze uitdrukking vertolken in de zin van een volkomen goddelijk bewustzijn. God is licht. Hij woont ïn het licht en alle licht in deze geschapen wereld, ook het verstandelijk licht in de mens komt van Hem. Hij toch is de Bron van alle licht in de wereld, want de wereld is door Hem geschapen.

Wij staan daarbij gewoonlijk niet stil, en dit is tot onze schade en schande. Dat is onze zonde. Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen. ( Joh. 1:5). Alle gaven van verstand en hart zijn gaven des Lichts.

Daarom is het licht symbool van reinheid, heiligheid en van zaligheid en wordt de duisternis een beeld van onkunde, dwaling, zedelijke verdorvenheid en ellende.

Het licht maakt openbaar, wat verborgen is, terwijl de zonde het licht schuwt en de duisternis zoekt. (vgl. Ef. 5 : 13). De zonde schuwt het licht en wijkt steeds verder af van de kennis van de ware gestalte en de waarheid.

Doch Christus is het licht. Als Hij in ons hart schijnt en Zijn licht laat schijnen over ons én onze werken der duisternis, als Hij die werken openbaart en de heerlijkheid Gods laat zien, is er ontdekking in ons binnenste, van wie wij zijn en wie wij moesten zijn. De waarheid wordt ons openbaar en de waarheid wordt ons lief en heilzaam.

Wij komen tot de ontdekking, dat God licht is en dat er geen duisternis bij Hem is, dat Hij alles weet, dat alle dingen naakt en geopend zijn voor Zijn aangezicht, (Hebr. 4 : 13) en dat al onze overleggingen, onze oorsprong, ons wezen Hem bekend zijn (1 Joh. 3 : 20). Hij weet dit alles, niet door studie of onderzoek niet bij voortdurende waarneming en pas daarna, maar het is Hem alles bekend van eeuwigheid (1 Cor. 2 : 7; Rom. 8 : 29; Ef. 1: 4,5;  2 Tim. 1:9).

De Heilige Schrift leert deze dingen en de kerk leeft bij de Schrift. Dat is het voorrecht van de kerk en de vrucht van de onderrichting van de Heere Jezus Christus door Zijn Heilige Geest.

De Heilige Schrift, d.w.z. God zelf, leert, dat niets verborgen is voor Gods alwetendheid of daaraan onttrokken. Wij mensen leren kennen door waarneming, wij kennen ten dele. Maar God weet alles van vóór het bestaan der dingen. Voor Hem staat alles in eeuwige presentie.

Het ligt voor de hand, dat wij geen voorstellingen kunnen maken van de goddelijke alwetendheid. Dat moeten we ook niet proberen, want dan vervallen we in de moeilijkheden van de theologen, die dat wel gedaan hebben o.a. Marcion. Het loopt uit op een ongerijmde beperking van God, het wereldbestuur wordt aan God onttrokken en de mens wordt souverein althans in zijn verbeelding en onwetendheid. 

Laat we ons houden aan de ge-openbaarde dingen en de Heere schenke ons door genade de rijkdom daarvan te mogen verstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDEDEELBARE EIGENSCHAPPEN GODS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's