Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET VERRASSENDE KOMEN VAN GOD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET VERRASSENDE KOMEN VAN GOD

Meditatie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Sam. 3 : 10 : Toen kwam de HEERE en stelde zich daar en riep gelijk de andere malen: „Samuel, Samuel!" En Samuel zeide: Spreek, want Uw knecht hoort".

De roeping van Samuel is één van de mooiste geschiedenissen uit het Oude Testament. De jeugd spitst de oren bij het vertellen ervan en zelfs ouderen komen nog onder de bekoring van de diepe schoonheid van deze geschiedenis.

U kent de loop van het verhaal: in het heiligdom van Silo is alles in diepe rust. Eli slaapt al en ook Samuel heeft zijn bed opgezocht. Het zal zo ongeveer tegen het begin van de nieuwe dag geweest zijn — want de lamp Gods brandde nog! — toen Samuel zich plotseling bij zijn naam hoorde roepen. Als hij bij Eli komt, moet hij onverrichterzake terugkeren: „Ik heb niet geroepen, ga maar weer liggen", zegt Eli.

Evenwel hoort Samuel voor de tweede maal zijn stem, maar hij krijgt van Eli hetzelfde antwoord.

Als Samuel voor de derde maal geroepen wordt, begint het langzaam tot Eli door te dringen, dat de Heere de jongen roept. Daarom zegt Eli: Ga maar weer liggen en als Hij u roept, zegt dan: „Spreek, Heere, want Uw knecht hoort".

Toen kwam de Heere en stelde Zich daar en riep gelijk de andere malen: Samuel, Samuel. En Samuel zeide: „Spreek, want Uw knecht hoort".

„Tóén kwam de Heere". Het valt ons helemaal niet meer op, dat dit iets bijzonders is. We zijn zo gewend aan de gang van deze geschiedenis, dat we het niet meer ongewoon vinden. Toch is het een wonder, dat God tóén kwam. Dat wordt des te verwonderlijker, als we letten op de tijdsomstandigheden van toen.

De zaak van het Koninkrijk Gods stond er in die dagen niet zo rooskleurig voor. Allereerst was het Woord des Heeren toen dierbaar. Bovendien was er geen openbaar gezicht.

Dat was heel erg voor het volk, want daar moest het het juist van hebben. Israël had toen nog niet 't Oude Testament in handen zoals wij. Dat kunnen wij ons niet indenken. Wij hebben het Woord van God op de kansel liggen of dragen het mee in onze tas of binnenzak. Dat was in de dagen van Eli anders. Men wachtte toen op de stem Gods, zoals die door zieners en profeten sprak. Alleen de Heere God had het in de hand, wanneer deze stem te horen was. En zo kon het gebeuren, dat God zweeg, omdat de zonde van het volk scheiding maakt tussen Hem en 't volk.

Het Woord des Heeren was in Israël schaars. Als iets schaars is, wordt het kostbaar, dierbaar, zoals brood vanwege de schaarste in de hongerwinter van 1944 ons dierbaar werd. Welnu, — zó was Gods Woord in die dagen dierbaar. Er werden nog wel offers gebracht en gebeden opgezonden tot God, maar men moest niet vragen hoe! Het hart, waarom de Heere immers vroeg, was uit de eredienst. Vandaar het feit, dat de woorden des Heeren schaars waren. God zweeg om de zonden van het volk, dat Hem tevreden wilde stellen met een loze vormendienst zonder hartelijke vreze Gods.

Bovendien ging er niets van de leiding van het volk uit. Eli greep niet krachtig genoeg in, toen hij hoorde van de zonden van zijn zoons Hofni en Pinehas. Zij bleven zonder sterk verzet van hun vader het beste van de gebrachte offers voor zich kiezen.

Dan was er nog een jongen, die wèl de Heere diende, maar Hem nog niet kende. Dat kan: dat we God dienen en Hem toch niet kennen. Dan moet u bij dit kennen niet denken aan de stof, die een eindexamencandidaat moet kennen. Samuel — hij is die jongen — wist veel van de dienst des Heeren. Als u hem b.v. gevraagd zou hebben: „waarom brandt de lamp Gods!" had hij daarop zeker een antwoord gegeven. Maar met dit alles kende hij de Heere nog niet in die intieme betekenis van het woord, zoals een ouder zijn kind of een man zijn vrouw kent.

Misschien lijkt u in dit opzicht wel op Samuel. U dient de Heere door een gedeelte van uw geld aan Hem te geven, door uw krachten in Zijn dienst te besteden, misschien als leider van een vereniging of als ambtsdrager. Als men u een moeilijke vraag zou voorleggen over God en Zijn dienst, zou u daarop met niet al te veel moeite een antwoord kunnen geven. Maar als iemand u vraagt: „Kent u de Heere nu door het geloof als uw Heere en Zaligmaker ? wat is dan ons antwoord ?

Samuel diende de Heere, maar hij kende Hem nog niet. Is dat ook van u te zeggen? Dan moet dit u wel in het bijzonder aanspreken, dat God in het leven van Samuel kwam: tóén kwam de Heere. Is dat geen wonder? Wie had dat ooit gedacht, dat God nog zou komen?

Eli niet. Hij had Samuel nog niet eens er op voorbereid, dat de Heere kon komen.

Hofni en Pinehas niet. Ze zagen God liever gaan dan komen, anders ging het met hun zondige praktijken niet goed. Maar juist dan, als we het niet meer verwachten en zeggen: „Nu staat de zaak des Heeren er hopeloos voor!" dan komt God. Vraagt u mij de oorzaak van Zijn komst ? Dan is die alleen gelegen in het feit, dat Hij de Heere is.

In uw Bijbel ziet u dit woord met hoofdletters staan: HEERE. Dat wil zeggen, dat het hier gaat over de God van het verbond. Hij blijft de getrouwe, ook al is Zijn volk Israël nog zo ontrouw. Hij gedenkt aan Zijn verbond. We zingen die prachtige psalm 105 graag na de bediening van de H. Doop, maar Zijn trouw blijkt niet alleen bij de Doop van een kindje. Zijn trouw blijkt dan het grootst, als wij Hem niet meer verwachten, want Zijn verbond weet van geen wankelen: tóén kwam de HEERE.

De HEERE komt, zo zeker als Hij de God van het verbond is. Hij komt, als u en ik er niet meer op rekenen.

Hij komt, als u en ik met onze mogelijkheden zijn vastgelopen. Dat heeft Hij bewezen in het leven van Israël. Dat heeft Hij ten diepste bewezen in Zijn Zoon Jezus Christus. Toen kwam Hij onder ons wonen om Zijn leven te geven aan het kruis voor ieder, die bij zichzelf geen mogelijkheid meer vindt om zalig te worden en in de nood van zonde en schuld op Hem leert hopen.

Het kan zijn, dat we bij het licht van Gods Woord en Geest onszelf leerden kennen als zondaar voor God en door de wanhopige gedachte worden bedreigd: „De Heere zal mij met Zijn genade niet te hulp komen". Dan moet u weten, dat de Heere komt, zo zeker als Hij toen in het leven van Samuel kwam, opdat u Hem leert kennen als de HEERE, Die komt, niet om uw dienen, niet om iets van u, maar alleen om Zijn trouw verbond, dat van geen wankelen weet.

Toen kwam de Heere en Hij stelde zich daar. In de grondtekst krijgt dit laatste woord „daar" niet zo'n zware klemtoon als in de vertaling, maar toch is het zuiver aangevoeld om dit woord „daar" naar voren te halen: „toen stelde de Heere zich daar!" Dat mag aan onze aandacht niet voorbijgaan, want God stelt zich dus in die corrupte gemeenschap van het heiligdom te Silo. Waar ambtsdragers als Hofni en Pinehas zich vergrepen aan wat de Heere toebehoorde, waar alles een en al traditie was zonder geloofsbeleving, daar stelde de Heere zich.

Deze wetenschap is leerzaam en vertroostend voor de kerkelijke situatie, waarin we leven. De een meent de Hervormde Kerk te moeten verlaten, omdat hij hoe langer hoe meer de band met de Schrift losser ziet worden, de ander blijft, maar weet ook niet, wat beter is. Dan zullen we vandaag dit oude Godswoord uit 1 Samuel 3 horen: de Heere stelde zich daar in het heiligdom te Silo.

Toen niemand er op hoopte en de jonge Samuel sliep, toen zonder enige aansluiting bij de feitelijke gegevens, tóén kwam de Heere als de God van het verbond, in deze diep gezonken plaats, die de naam „heiligdom" eigenlijk niet meer met recht kon dragen. Daar stelde de Heere zich ! En dat is ook de enige hoop voor de kerk nu ! Het kromme en het zondige zullen we in „de Kerk der vaderen" niet verbloemen of goedpraten. Als kerk en als enkeling moeten we ons bekeren tot de levende God, maar we mogen weten, dat die HEERE, Die Zich daar in Silo stelde, ook nu nog Dezelfde is. Daarom kiezen we niet de weg, die aangenaam is voor ons vrome vlees, maar blijven we de Heere verwachten, Die Zijn verbond houdt tot in het duizendste geslacht en machtig is Zich daar te stellen, waar wij het allerminst verwachten.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HET VERRASSENDE KOMEN VAN GOD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's