Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GENESIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GENESIS

GENESIS 1

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. dr. J. Severijn

Gaarne willen wij trachten te voldoen aan een verzoek van enigen der onzen betreffende het eerste hoofdstuk der Heilige Schrift.

Tal van mensen, geleerd en ongeleerd, gelovig en ongelovig, hebben zich daarmede in de geschiedenis bezig gehouden, of zijn er telkens weer mee bezig, worden er bij betrokken, als enige kwestie ter sprake wordt gebracht, welke men met de eerste hoofdstukken van de Bijbel verbonden acht of daarmede in verband brengt.

Met name in onze tijd, die gekenmerkt wordt door bijzondere vordering der natuurwetenschappen en door wetenschappelijke beschouwingen, die in strijd schijnen te zijn — en ook wel zijn — met in de kringen der gelovigen en kerkelijke mensen heersende opvattingen en voorstellingen, welke zij menen te mogen verbinden aan de eerste hoofdstukken der Heilige Schrift, heeft deze aangelegenheid grote belangstelling, niet het minst onder de jongeren.

Wij kunnen dat uit verschillend oogpunt verstaan. De wijsgerige ontwikkeling der laatste eeuwen, de critische houding tegenover de Heilige Schrift, welke daaraan gepaard ging, de buitengewone vorderingen der natuurwetenschappen zijn zeker niet vreemd aan verschijnselen, die sedert de laatste wereldoorlog zeer opvallend de aandacht trekken, zowel van een oecumenische beweging als van een geestelijke verarming van het kerkelijk leven.

Liturgische vernieuwingen, nieuwe Bijbelvertaling, nieuwe theologische beschouwingen schijnen eer bevorderlijk aan een schier algemeen verloop, met name onder de jongeren, dan dat ze dit zouden keren.

De reformatorische Confessie, die tot voor de laatste oorlog nog geleerd en geëerd werd door vele leden der Kerk in verschillende kring of groepering, schijnt het buiten de kringen der orthodoxie niet meer te doen. En — voorzover men er nog belang in stelt — zou men ze willen wijzigen in een meer gemoderniseerde zin.

Het is waarlijk voor onze jonge mensen niet gemakkelijk. En in zo'n tijd de Bijbel! Wacht even!

Maar de Bijbel is geen gewoon boek!

Ja, het is in menselijke taal geschreven. Hebreeuws, Grieks, en dan in zo vele talen, die mogelijk heel ver van de grondtalen afstaan, overgezet. Zeker, en er zullen nog wel onjuiste en min of meer onjuiste vertalingen ingeslopen zijn, sedert die Bijbel meer en meer onder de volkeren werd verspreid en dat ondanks de velerlei studie onder de geleerden uit zovele landen.

Dat kan alles zo zijn, maar nóg eens, de Bijbel is geen gewoon boek. Het is een heel bijzonder boek. Zij, die het in zijn bijzonderheid verstaan, noemen de Bijbel Gods Woord. Zij spreken van de Heilige Schrift, als van één doorlopend getuigenis van de heilige God.

Zou het dan niet beter zijn, dat de Kerk de Heilige Schrift, zijnde Gods Woord, een beetje apart hield en niet zo maar in ieders bereik stelde ? Dat heeft de Roomse Kerk wel gedaan, hoewel dat in de laatste jaren ook verandert, maar de reformatorische Kerk heeft van meet af bevorderd, dat de Bijbel in de landstaal werd vertaald en dat hij verkrijgbaar was en onder de mensen bekendheid verwierf.

De Heere waakt over Zijn Woord.

Intussen heeft dat ook tot gevolg, dat velen dat Woord, de Bijbel, niet verstaan in zijn goddelijke betekenis en geestelijke strekking, maar daarmede bezig zijn naar aanleiding van hun vakkennis, wereldbeschouwing en ongeloof. Het ligt voor de hand, dat dan niet de Bijbel die mens aanspreekt, maar dat die mens zoekt de Bijbel aan te spreken, zonder te verstaan, dat hij aan zijn eigen oordeel werkt.

Het gebeurt echter ook, dat de Heere God zulke ijveraars der eigengerechtigheid de Schrift opent en haar licht ontdekkend aan hun ziel doet opgaan.

Men behoeft zich dus niet te verwonderen, dat de eerste hoofdstukken van Genesis, die gaan over de schepping der wereld, de wording van het licht, van zon, maan en sterren, van de planten, van de dieren en van de mens. vele geleerden en ongeleerden aangetrokken hebben met hun vragen en redeneringen ter vergelijking van wat zij omtrent dat alles meenden ontdekt te hebben of geloofwaardig achten. Met het schier algemeen droevig gevolg, dat zij er toch onbevredigd weer van weken.

Wie een indruk wil hebben van de veelvuldigheid van meningen en beschouwingen van de geleerde wereld, die in aanraking kwam met het eerste hoofdstuk uit de Heilige Schrift, leze de verhandeling van Prof. Dr. Nic. H. Ridderbos, Hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam: Beschouwingen over Genesis I - 2e druk - J. H. Kok N.V., Kampen 1963.

In de inleiding merkt de schrijver op: „Er is al zeer veel over geschreven, maar het debat erover is nog geenszins tot rust gekomen", (blz. 7).

Het is niet in de eerste plaats nodig een soort overzicht te geven van de meningen en stellingen, die zich bij mend en vijand van de Heilige Schrift voordoen naar aanleiding van het eerste hoofdstuk van Genesis.

Van meer belang komt het ons voor er op te wijzen, dat de Heilige Schrift geen leerboek is van aardrijkskunde en aanverwante vakken, maar een boek van geestelijk leven. „En wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is, en gij doet wél, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte en de morgenster opga in uw harten. Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigene uitlegging. Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door de wil eens mensen, maar heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken". (2 Petrus 1 : 19—21).

„Niet voortgebracht door de wil eens mensen!" Dan zou de Schrift ook overeenkomen met de wil eens mensen. Hoe dat is, behoeft geen nadere aanwijzing. De bibliotheken zijn er vol van.

Maar de Heilige Schrift wordt van de hoeken der mensen onderscheiden en afgezonderd. „Al de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is, opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust". (2 Tim. 3 : 16, 17).

Dat is het bijzonder karakter van de Heilige Schrift. Zij is geschreven voor de aardse mens, die van zijn eeuwige toekomst vervallen, in zonde en ongerechtigheid zijn weg gaat, om hem te roepen tot bekering en een nieuw leven.

Bestemd voor de mens, richt zij zich tot de mens in zijn taal en in zijn bezigheid. Zij spreekt goddelijke taal op menselijke wijze, naar menselijke voorstellingen en menselijke zwakheden. De Schrift, het Woord Gods, is als de Christus, die ons in alles is gelijk geworden, uitgenomen de zonde. De Schriftgeleerden kenden de Christus niet, hoewel Hij tot hen sprak, toen Hij op aarde was, omdat zij niet van de Heilige Geest werden onderwezen. Zo ook verstaan wij de Schrift niet, die ons de Christus wil openbaren, tenzij wij van de Heilige Geest worden onderwezen.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

GENESIS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's