Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET NIEUWE TESTAMENT

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Corinthe 11 : 25 v.v.

• IX.

1 Cor. 11 : 25 v.v.

Enige tijd geleden schreven wij enkele artikelen over dit gedeelte van 1 Corinthe 11. Thans nemen wij de draad weer op en letten op wat Paulus in dit gedeelte nader schrijft over de inzetting van het Heilig Avondmaal.

De laatste maal handelden wij uitvoerig over vs. 24 en schreven iets over de Rooms Katholieke opvatting aangaande het Avondmaal en over de opvattingen van Luther en Calvijn. Wat de eerste betreft, gaven wij iets weer van de officiële kerkleer van Rome. Het blijkt de laatste tijd wel, dat er ook binnen de Rooms Katholieke Kerk van de zijde van de Nieuwe Theologie belangrijke en critische vragen rijzen ten opzichte van de leer der Transsubstantiatie.

Ditmaal gaan wij nog nader in op vs. 25. De apostel schrijft hier dus, dat Jezus bij de inzetting van het Avondmaal ook de drinkbeker nam en daarbij zeide: „Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed".

Bij de Paasfeestviering in Israël was er een afwisselend gebruik van spijze en wijn. Dit vinden wij terug bij de inzetting van het Avondmaal, dat Jezus instelde onder de twee tekenen van brood en wijn.

Natuurlijk kon Hij wél het brood, niét de wijn in Zijn handen nemen. De beker nam Hij in Zijn handen. Daarbij sprak Hij eveneens enkele woorden, die aan deze beker een bijzondere betekenis gaven. Hij maakte ze door deze woorden tot een zichtbare heenwijzing én bevestiging van het Nieuwe Testament in Zijn bloed. En Hij zeide dus niét: „deze beker is Mijn bloed", maar wel: „deze beker is het Nieuwe Testament". Wijst dit er niet temeer op, dat het niét de bedoeling geweest is door de gesproken woorden bij de inzetting van het Avondmaal een wezensverandering tot stand te brengen? Hoe kunnen beker en wijn in een Testament veranderen?

Wel wilde Jezus door wat Hij hier zeide, een bijzonder verband leggen tussen beker en Testament!

Van belang is, dat Hij hier dus, volgens de apostel, sprak van het Nieuwe Testament. Het woord Testament is in de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament, de weergave van het Hebreeuwse woord voor Verbond, 't Gaat hier om het genadeverbond, dat de Heere opgericht heeft met Abraham en diens zaad. In dit Verbond openbaart Hij Zich als een God, Die uit vrije genade van doen wil hebben met zondaren. Hen toezegt alles wat nodig is tot hun eeuwige zaligheid, tot eer van Zijn Naam en van hen eist geloof en bekering. Deze eis is echter in Zijn Verbond tegelijk een belofte. Hij belooft Zelf door Zijn Geest dit geloof en deze bekering in zondaarsharten te werken.

Nu ligt in het Hebreeuwse woord voor Verbond vooral de gedachte opgesloten, dat twee partijen met elkaar verbonden worden, hier dus wel twee zeer ongelijke partijen. God en de zondaar. In 't Griekse woord, weergegeven door Testament, ligt dan de gedachte, dat er Eén is. Die sterft en dat door Diens sterven de toegezegde zegeningen van het Verbond testamentair vastliggen. Daarom kunnen deze zegeningen niet veranderd worden en zullen ze zeker allen, die tot waarachtig geloof en bekering komen, niet ontgaan, 't Is duidelijk, dat Jezus bij de inzetting van het Avondmaal, dit woord gebruikende, weer doelde op Zijn eigen sterven aan het kruis. Hij moest sterven, om het Verbond kracht te verlenen. Gewelddadig sterven, - zodat er bloed vloeide. Zijn bloed!

Van belang is verder, dat Jezus sprak van een Niéuw Testament. Er is een oud en nieuw Verbond, - een oud en nieuw Testament. Natuurlijk mogen wij deze onderscheiding niet in volstrekte zin nemen, als ging het hier om een tegenstelling. Het gaat hier immers om één zelfde Verbond, het genadeverbond. De Heere heeft dit reeds in de Oud- Testamentische Bedeling geopenbaard, wel nog rijker in de Nieuw-Testamentische Bedeling. In beide bedelingen waren en zijn er dezelfde beloften en dezelfde eisen. In beide bedelingen lag en ligt dit Verbond vast in het offer van Christus. Echter, in de Oud-Testamentische Bedeling werden de heilige noodzaak, dat Christus Zijn bloed zou geven en het feit, dat er zonder deze bloedstorting geen vergeving bestond, schaduwachtig aan Israël voorgesteld. In Exodus 24 b.v. lezen wij, dat Mozes voor de ogen van het volk bloed nam om er het volk mee te besprenkelen en toen zeide: „Ziet, dit is het bloed des Verbonds, hetwelk de Heere met ulieden gemaakt heeft over al die woorden". Dit bloed wees heen, vroeg om dat andere bloed, dat eens vloeien zou.

Dit schaduwachtige was het oude. Maar aan het eerste Avondmaal zat Jezus aan. Die straks Zijn bloed geven zou. Dan zou de schaduw overgaan in werkelijkheid. Dit was en is 't niéuwe! In Zijn bloedstorting wordt het voor alle eeuwen duidelijk, waarin dat Verbond der genade, met zijn beloften en eisen, waarlijk vast ligt. Zo sprak Jezus ook van het Nieuwe Testament in Zijn bloed. Het betekende: doordat, omdat Ik alzo sterf, ligt dat Verbond vast!

In vs. 24 en 25 komen nog enkele woorden van Jezus voor, waaraan wij tot nu toe nog geen aandacht hebben geschonken. N.I. deze : „Doet dat tot Mijn gedachtenis" in vs. 24 en „zo dikwijls als gij die zult drinken, doet dat tot Mijn gedachtenis", in vs. 25.

Deze woorden vinden we niét in de berichten aangaande de inzetting van het Avondmaal bij Mattheüs en Marcus, wel bij Lucas. Wij kunnen hier vragen: vinden wij hier een bewijs van invloed van Paulus op Lucas? Deze was toch metgezel van de apostel op diens zendingsreizen, en stond immers in nauwe relatie met Paulus? In elk geval, - volgens de apostel heeft Jezus dus ook déze woorden gesproken bij de inzetting van het Avondmaal.

Uit deze woorden is het dan weer duidelijk dat het Jezus' bedoeling niet was, alleen voor tóen, en voor éénmaal het Avondmaal te houden, doch dat dit als een blijvende inzetting zou gelden. Ook straks, wanneer Hij van de aarde zal zijn heengegaan, moet het in de kring van Zijn discipelen en in Zijn Kerk gevierd worden. Deze bedoeling wordt nog bijzonder onderstreept door wat Hij zeide bij het uitreiken van de beker: „zo dikwijls als gij die zult drinken". Hierin ligt niet minder dan een duidelijke aanwijzing, dat het Avondmaal niet maar zo nu en dan, op ongeregelde tijden, gevierd moet worden, doch geregeld en frequent.

Bovendien is hier van betekenis, wat staat in vs. 26: „totdat Hij komt". Deze woorden hebben nog andere zin, - wat wij bij de behandeling van dit vers zullen bespreken; - er ligt echter ook een bepaling in voor de duur van de tijd, waarin het Avondmaal moet gevierd worden. Tot aan Jezus' wederkomst, — tot de afsluiting van de wereldgeschiedenis door het laatste gericht!

Niet minder van betekenis bij dit alles is natuurlijk het feit, dat Jezus in bevelende vorm heeft gesproken: „Doét dat tot Mijn gedachtenis". Neen, de viering van het Avondmaal is geen vrijblijvende zaak! Evenals bij de prediking van het Woord hebben wij bij deze viering met een bevel des Heeren te maken. En wij hebben dit bevel te eerbiedigen en in de practijk daarnaar te handelen. Wel ligt het bij het komen tot het Avondmaal anders dan bij het komen onder het Woord. Het Avondmaal, als Sacrament, is ingezet ter versterking van het geloof.

In de volgende verzen van 1 Corinthe 11 wijst de apostel met ernst op het feit, dat niemand in de gemeente zómaar, zonder de rechte zelfbeproeving op dit punt, zou aangaan. Dit komt bij de bespreking van deze verzen nog nader aan de orde.

Hier echter merken wij weer op: het ligt stellig evenmin goed, wanneer wegblijven tot een gewoonte wordt en men daar niet eens meer innerlijk last van heeft. Men kent geen innerlijke strijd meer op dit punt, en heeft er geen werkzaamheid meer mee, dat men ongehoorzaam staat tegenover het bevel des Heeren!

Wij weten ook wel, dat de onthouding van het Avondmaal een verschijnsel is in het kerkelijk leven, dat historisch gegroeid is én haar oorzaken vindt vaak in verkeerde opvattingen over wat „gekend" moet worden om aan te gaan én over de zekerheid des heils. Alleen liefdevolle. Schriftuurlijke, geduldvlle prediking en pastorale zorg kunnen hier leiding geven en onder Gods zegen klaarheid brengen.

Wij willen zeker geen lans breken voor een komen tot het Avondmaal, met een zeker gemak, als sprak dit vanzelf, zo, dat het wónder ervan weg is! Wel zeggen wij hier, in verband met wat de apostel in deze verzen schrijft over de inzetting van het Avondmaal: nooit mogen wij vrede hebben met het feit, dat in een gemeente zelden of niet Avondmaal gehouden wordt. Of dat men daar als maar van weg blijft, juist als men tegelijk niet ontkennen durft, dat de Heere een goed werk begonnen is. Kan men hier vrede bij hebben, dan is er toch in het geestelijk leven iets niét in orde. Wat voor God niet te verantwoorden valt! Deze veronachtzaming van het Sacrament is geen teken van geestelijke bloei. En er moet dan gevreesd, dat, waar Christus in het allerheiligste niet wordt gehoorzaamd, al verder gaande geestelijke verwelking zal intreden. De bewijzen daarvan zijn er! Waar ook in deze niet, wat het ook koste, op de wegen des Heeren gewandeld wordt, doch op eigenwillige paden, - daar kan het licht van Gods vriendelijk aangezicht niet, rijk zegenend, over ons zijn. Daar wordt dit licht verduisterd en verbergt het zich!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's