Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorgeschiedenis van het Doopsformulier

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorgeschiedenis van het Doopsformulier

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Voordat ik tot de beloofde bespreking van de Doopvragen overga, wil ik graag iets vertellen over de voorgeschiedenis van ons formulier. Dat leert ons meteen iets zien van de achtergronden, waartegenover de opvattingen van ons formulier des te duidelijker spreken.

Gaarne zou ik ook het formulier in z'n geheel bespreken. Ik geloof ook niet, dat het een overbodige zaak zou zijn. Maar ik vrees, dat de aandacht dan te lang gevestigd zou zijn op dit ene onderwerp. En wij, mensen van 1965 hebben nu eenmaal geen grote spanningsboog.

Daarom alleen enige opmerkingen vooraf. Het lijkt me nl. goed, dat we ons duidelijk voor ogen stellen, dat het formulier, zoals het daar in de Orde van dienst voor de bediening van de Heilige Doop I voor ons ligt, z'n geschiedenis heeft gehad en dat de opvattingen van de betekenis van dit Sacrament en van de bediening er van samenhangen met verschillende theologieën en denkbeelden en gevoelens van verschillende perioden uit de kerkgeschiedenis.

Er is niets nieuws onder de zon. Wordt de kinderdoop in onze tijd door velen als onvoldoende op bijbelse gronden berustende of zelfs als tegen de Bijbel strijdende terzijde geschoven, hetzelfde, zij het dan van uit andere achtergronden, is reeds geschied in de oude christelijke kerk.

Sommige theologen van onze tijd menen, dat de Heilige Doop in de eerste tijd niet bediend werd aan de kinderen, zodat de kinderdoop eerst later zou zijn ingevoerd. Maar daarvoor is geen enkel bewijs aan te voeren. Ook bestrijders van de kinderdoop uit de eerste eeuwen, argumenteren nooit met de beschuldiging, dat de kinderdoop een nieuwigheid zou zijn. De bestrijding bewijst alleen de aanwezigheid van de bediening van dit Sacrament aan de kleine kinderen, ook in die oude tijden.

Deze bestrijding hangt samen met ontsporingen ook ten opzichte van andere elementen uit het christelijke geloofsleven.

Tertullianus (160-220 n. Chr.) b.v. meent, dat het dopen van kinderen geen zin kan hebben, omdat ze nog zonder zonde zijn.

Wonderlijke afdwalingen naar verschillende kanten zijn reeds in de oude christelijke kerk op te merken.

In de derde en vierde eeuw na Chr. treffen we de neiging aan de Doop ook van de volwassenen al maar uit te stellen. De Doop was immers de grote spons, die onze lei, volgeschreven met talloze overtredingen, met één veeg schoonmaakte.

Maar hoe moest dan hetgeen daarna toch weer daarop kwam te staan weggenomen worden?

Tertllianus, die een geschrift heeft nagelaten: Over de Doop, komt er toe om te zeggen: „als sommigen begrip hebben van het gewicht van de Doop, zullen zij het verkrijgen (van de Doop nl.) méér duchten dan het uitstel".

Dan blijkt, dat men het juiste begrip van hetgeen door God met het Sacrament bedoeld is, helemaal kwijt is en men, in overschatting van het Sacrament, daaraan een magische, mysterieuze werking is gaan toeschrijven.

Later is men, met behoud van deze magische, bijgelovige gedachten, weer naar een andere kant doorgeslagen.

Als de Doop zó onmisbaar is, dan moet hij ook maar zo spoedig mogelijk bediend worden. Christelijk leven en zalig sterven is immers alleen mogelijk, op de grondslag van deze „toegediende" genade. En sterft een kind onverwacht jong, dan is dit in elk geval in orde. Genade is daarbij iets anders dan de in het Evangelie verkondigde en aangeboden verlossing, die in Christus Jezus is, maar een in het Sacrament medegedeelde, ingegoten genade-substantie, waarbij de kerk treedt in de plaats van God, de Heilige Geest.

De kerk, die eenmaal het pad der Schriftuurlijke eenvoudigheid en klaarheid verlaten had, heeft die eenvoud ook verloren in de bediening van de kinderdoop.

Het maken van een kruisteken, beademing, handoplegging, het toedienen van zout (als symbool der wijsheid), duivel uitbanning en zalving met olie, het uitreiken van brandende kaarsen, zijn altemaal onbijbelse elementen. Ze zijn voor ons onaanvaardbaar, ook al zou in een enkele handeling een of andere symbolische betekenis zijn op te merken. Maar in de practijk is het zo, dat men toch aan deze handelingen een effectieve kracht gaat toeschrijven en dat de heerlijkheid der goddelijke vertroosting, die in het Sacrament zelf gelegen is, wordt verduisterd.

Jammer, dat Luther zoveel van deze dingen behield. Hij wilde immers uit de traditie der eeuwen behouden, wat z.i. niet uitdrukkelijk met de Schrift in strijd kwam. Tot 1523, (dus 6 jaar na het Hervormingsjaar 1517), heeft Luther de Doop nog geheel bediend als voorheen, en wel gebruik makend van de Latijnse taal. In 1523 verschijnt nl. zijn „Doopboekje", Daarna gaat Luther de Duitse taal gebruiken, maar behoudt nog vele oud-kerkelijke gebruiken. Bij de tweede druk van dit Doopboekje in 1526 schaft hij enkele er van af, maar behoudt toch de duiveluitbanning en het kruisteken.

De liturgie, die Luther van de Doop opstelt is zeer uitgebreid met vele gebeden, handelingen, vragen en antwoorden. ,

Veel sneller en radicaler hebben de Zwitsers, Zwingli en zijn medehelper Leo Judae, afgerekend met alle Roomse zuurdesem.

De liturgie wordt daarbij aanmerkelijk bekort.

Merkwaardig is alleen de overeenkomst van het gebed vóór de Doopsbediening bij Luther en Leo Judae. Beide hebben een gebed, dat in grote trekken hetzelfde is als het gebed, dat wij nog bezitten in ons Doopsformulier. In beide komt voor de heenwijzing naar de behoudenis van Noach en de zijnen uit het oordeel van de zondvloed en de scheiding, die de wateren van de Rode Zee maakten tussen de Israëlieten en de Egyptenaren. Dit gebed gaat in vele opzichten terug op vóór-reformatorische en zelfs oud-christelijke vergelijkingen. Ook het gebed uit het formulier in het Engelse Prayer-Book is voor een groot deel gelijkluidend.

Nu heeft ons Doopsformulier niet alleen een liturgisch gedeelte. Maar daaraan vooraf gaat een didactisch (onderwijzend) deel. Die onderwijzing ontbreekt bij Luther en bij de eerste Zwitsers. Wij hebben die te danken aan het Gereformeerd Protestantisme, met name aan Calvijn. Het Calvinisme heeft zich niet alleen krachtig gekeerd tegen alle bijgelovigheden wat betreft de werking van het Sacrament. Maar de Gereformeerden vonden het nodig, dat de gemeente duidelijk verstond, wat haar door God in het Sacrament geschonken werd, opdat het geloof met dit genademiddel zou werkzaam zijn en er door zou versterkt worden.

Hier dus geen vlucht in de nevelen van het mysterie, maar de klaarheid van hetgeen God ons geopenbaard heeft, opdat de rechtvaardige door het geloof zou leven.

Zo komen we tot het Doopsformulier van Calvijn, waarover een volgende keer meer.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Voorgeschiedenis van het Doopsformulier

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's