Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God roept u bij uw naam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God roept u bij uw naam

8 minuten leestijd

Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn."" Jes. 43 : Ib.

Deze tekst vormt een troostwoord voor de Kerk van alle eeuwen. En dit woord wordt nog machtiger, wanneer we nagaan in welke omstandigheden het werd gesproken. Daarvoor moeten we elkaar meenemen naar de woestijn. Daar, door die dorre zandvlakte trekt een volk. Het is een lange karavaan, mannen, vrouwen en kinderen. Ze hebben het hoofd gebogen, want ze gaan als in diepe rouw. Wie zijn het, die daar voorttrekken met gebogen hoofden? Wel, dat is niets minder dan het volk van Israël, het volk van God. Wat een voorspoed hadden ze gekend in dat land, dat ze van God ontvangen hadden. Maar ze waren van de wegen des Heren afgeweken, ondanks alle waarschuwingen van Gods profeten.

Wanneer Jesaja de woorden van onze tekst neerschrijft, dan ziet hij, in een profetisch vergezicht, dit volk trekken door de woestijn. Hij ziet het zitten in de ballingschap. Er is geen blij gezang, dat hun verlossing meldt. Wat heeft het leven deze mensen nog te bieden. Of ... mensen? Och, het zijn toch eigenlijk geen mensen meer. Als naamlozen, onder de massa, zijn ze de woestijn doorgetrokken, tot ze in Babel aankwamen. Jeruzalem verwoest, de tempel verworden tot een ruïne, wat blijft er dan nog over? Ze menen, dat God hen niet langer kent.

En zie, daar flitst ineens dat wonderlijke woord: „Ik heb u bij uw naam geroepen". Inderdaad, dat moet deze mensen als een wonder in de oren hebben geklonken. „Bij uw naam", dat betekent voor de Oosterling: „Bij uw persoonlijkheid, bij uw gehele wezen". Voor dit verloren volk is er toch nog een nieuwe levensredding. Alleen, die redding komt niet uit de mens, maar van boven af, van de Here. Daarom begrijpt u, waarom de Here — net voordat onze tekst begint — Zich met zulke machtige namen openbaart: „Maar nu, alzo zegt de Here, uw Schepper, o Jacob! en uw Formeerder, o Israël". Allemaal namen, waarin God spreekt van Zijn kracht, maar ook van Zijn verkiezende gena(ie. Het is alleen deze liefde, dat deze ballingen niet naamloos ten onder gaan in Babylonië.

Nu gaan we toch al iets van dit machtige troostwoord verstaan: „Ik heb u bij uw naam geroepen". Zo spreekt God tot Zijn verloren Kerk. Deze woorden worden niet gesproken tot mensen, die zo best hadden opgepast, die precies de voorgeschreven offers hadden gebracht. Neen, deze ballingen hadden zich door vreemde goden en door zondemachten laten binden. En toch spreekt de Here tot hen van ontferming.

Laten we over dit wonder van Goddelijke ontferming eens nadenken, Want een wonder is het. Alle mensen zijn immers van God afgevallen, we zijn van de Here en Zijn dienst weggelopen, We zijn van nature doof voor de roepstemmen des Heren en we zijn blind voor Zijn genade. De Doop predikte al over ons leven: „kinderen des toorns, aan allerhande ellendigheid, ja aan de verdoemenis zelf onderworpen". En hoe komt nu zo'n zondaar tot de Here? Van dat wonder spreekt onze tekst: „Ik heb u bij uw naam geroepen". De Israëlieten zijn niet tot de Here gekomen, maar de Here is tot hen gekomen, Dat leren al de gelovigen belijden. Als zij tot de Here zouden moeten komen, dan bleef de heerlijkheid des hemels voor hen gesloten. Maar nu is God zo barmhartig, en genadig, dat Hij komt tot een zondig en verloren volk. In deze tekst beluisteren we de echo van Jezus woorden tot Zijn discipelen: „Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren". Ja, God roept in zichzelf verloren mensen bij hun naam. Die naam is niet de naam uit de Burgerlijke Stand. Die naam luidt niet: bekommerde of zuchter. Neen, we zagen dat de naam het wezen uitdrukt. Daarom is er maar één enkele naam, die bij ons past: zondaar. Gods genadewerk begint ermee, dat Hij u roept bij die naam en dat u die naam aanvaardt als de uwe en met een Asaf belijdt: „Ik ben een groot beest bij U, o Here".

In de ballingschap sprak God de woorden van onze tekst. Eigenlijk wonen we allen m het land der ballingschap. De toom van God rust op ons. En in dat land van ballingschap bedreigt ons de algehele ondergang. Maar God zegt: „Ik heb u bij uw naam geroepen". Geroepen bij het doopvont, in ziekte. U wordt hier persoonlijk aangesproken. U moet uw zondaarsnaam uitspreken voor de Here. Wat wordt het leven dan anders. Ik zie ze voor me. Gezonde mensen, maar ook de zieken. Wat kan ziekte een stuk eenzaamheid in het leven brengen. Wat kan de nacht lang duren. Wat kan de Duivel, bij het ouder worden, wijzen op onze schulden. Zou God dan toch wel naar mij willen omzien? Er wonen zovele mensen op deze aarde. Ach, heeft de Here mij niet vergeten? We menen vaak bij God een nummer, een naamloze te zijn. Hoort toch het Woord des Heren: “Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering”. God wil in de Here Jezus Christus, genade schenken aan mensen, die de naam „zondaar" dragen. O zeker, er is heel wat voor nodig, eer we ons aan Hem overgeven. De Israëlieten bleven de Here ook ontlopen, zolang ze maar konden. Wij blijven tegenwerken, zolang er nog maar enige kracht in ons over is. Maar de Here werkt met Zijn Geest maar voort. Hij grijpt ons hart aan, zodat we gaan belijden: O God, wat een wonder, dat ik bij U mag zijn. Ik heb het nergens aan verdiend. Want daar voor mij ligt mijn verzondigde leven, daar voor mij staan mijn verspeelde levenskansen. Hoe is dat mogelijk, Here, dat Gij mij bij mijn naam hebt willen roepen ? Ja, de Here kent ons zitten en ons staan, Hij kent onze naam. Wat een troost.

Die troost ligt er alleen bij de Here, 'Want Hij, Die roept is ook getrouw. Hij verbindt de Zijnen geheel aan Zich. U moet maar eens kijken naar het slot van onze tekst. Het staat er in een paar woorden, maar het behoeft ook niet in enkele woorden gezegd te worden. Drie woorden zijn het slechts. Maar welk een volheid van beloften houden ze in: „Gij zijt Mijn". Die woorden spreekt de Here tot Zijn Kerk in ballingschap. Dat wil zeggen: „Gij zijt Mijn eigendom. Gij behoort niet toe aan welke macht ter wereld ook of aan de duivel. Neen, Gij zijt van de Vader in de hemel".

Deze woorden betekenen meer, dan mensenkracht ooit kan bieden. Als het aan mensenkrachten gelegen had, was Israël een verloren volk gebleven. Wie zou hen ooit naar Jeruzalem kunnen terugvoeren? Ze waren in hun ellende omgekomen. Maar nu God ze roept, nu laat Hij niet varen het werk van Zijn hand. Want Hij zegt eenvoudig tot Zijn volk: „Gij zijt van Mij". En daarmee is eigenlijk alles gezegd. Wat geeft dat spreken Gods een vrede aan Gods kind. Zeker, er zijn nog vele aanvechtingen. Net als bij Israël lijkt het voor hem vaak, of hij nooit zal komen in het Beloofde Land. Echt, wanneer we ooit zullen leven in de heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem, dan zullen we dit niet danken aan onze trouw, maar aan de trouw des Heren. Deze God zegt tot een ellendig volk: „Gij zijt Mijn".

Gods ballingen en pelgrims komen toch thuis. De Here riep Israël uit het land der ballingschap. Ze mochten toch Jeruzalem weer aanschouwen en herbouwen. De vergevende liefde van de God van Jacob had hen vastgehouden. En de pelgrims van alle eeuwen worden door die God niet verlaten. Als ze het alleen moesten uitvinden, zouden ze de weg naar het Vaderhuis volkomen kwijtraken. Bent u wel eens bang, dat u de kracht ontbreken zal, om het einde van de reis te halen? Misschien fluistert de duivel u in: „Geef het maar op, het heeft toch geen zin meer al dat bidden en roepen, ga maar aan de kant van de weg zitten, ga maar als naamloze onder in het land der ballingschap". Geef toch niet gehoor aan deze stemmen. Want God roept u bij uw naam. God wil in uw zondige leven komen, maar ... op Zijn tijd, als u van uzelf bent uitgewerkt.

Daarom, Kerk van Christus, heft uw hoofden op. U komt thuis. Niet op eigen kracht. God brengt u er. Hij is een Here, vol van genade en liefde. Zie het aan Israël: ze hadden het niet verdiend, en toch riep God hen uit de nood weer terug naar het Vaderhuis.

„Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn". Wat doet u met het woord van deze meditatie? Wat is uw antwoord aan de Here? Het is altijd: ja of neen. Daar blijft maar één ding over. Het is de handen uitsteken ten hemel, tot Hem, Die gezegd heeft: „Gij zijt Mijn". Die gekenden des Heren brengt God thuis. En allen — die hier zich terecht „zondaar" leerden noemen — zullen daar door genade de erenaam „Israël" dragen.

Waverveen, J. Broekhuis

 

 

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

God roept u bij uw naam

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's