Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Zondagsviering.

Het maandblad „Kerk en Israël" geeft in het mei-nummer enkele artikelen over de viering van de zondag. Ds. S. Gerssen, algemeen secretaris van de raad voor Kerk en Israël, wijst er op hoe in de Schrift, de sabbath een teken genoemd wordt, gesteld tussen God en zijn volk. Deze dag, een gave van de Heere God, kunnen we alleen maar onderhouden door hem te vieren, als feestdag, waarop we vol vreugde mogen zingen tot eer van God. Gerssen wijst in dit verband op joodse sabbath. „Wie de sabbath in Israël heeft beleefd, is wel genezen van de gedachte, dat dat een wettisch vreugdeloos iets zou zijn". De sabbathsgeboden zijn geen wettische belemmeringen, maar spelregels, opdat het op het feestterrein geen chaos wordt. We zullen ook als christelijke gemeente de vreugde van de rustdag weer moeten gaan beleven.

Wat is leven, werken, zorgen als er geen middelpunt is van waaruit het leven wordt gevoed. Dat is de zondag: het stralend hart van een mensenleven, teken tussen God en ons. Destijds verscheen een Wendingnummer over „Geloven op maandag". Het bevatte veel waardevols en trok terecht de aandacht. Niettemin zou ik willen pleiten voor een nieuwe bezinning op het thema „Geloven op zondag". Als ik op zondag niet geloof, mij laat inspireren door de genadegave Gods en mijn leven laat volstromen door de opstandingskracht van de Messias Jezus, dan zal ik op maandag zeker niet geloven.

De theologie heelt de laatste tijd sterk de nadruk gelegd op de horizontale verbanden waarin het mensenleven zich afspeelt. In de verantwoordelijkheid voor de wereld en de roeping tot medemenselijkheid zijn wij onderhand vakkundig geschoold. Het wordt hoog tijd dat wij de aandacht richten op de verticale verhoudingen, het staan voor Gods aangezicht, het leven, uit de genade. Als wij al maar de hand aan de ploeg willen slaan en vergeten eerst de handen in de schoot te leggen om ons alles door de Messias zelf gul weg aan te laten reiken krijgen v/ij twee linkse handen in het Koninkrijk Gods.

Het is een goede zaak dat zo vanuit de achtergrond van de sabbath over de viering ' van de rustdag geschreven wordt. Maar al te zeer wordt de bezinning op deze zaak vertroebeld door de problematiek van de verschuiving van de sabbath naar de zondag. Waarbij met deze verschuiving voor velen ook datgene wat de wezenlijke inhoud van de sabbath is (de vreugde om de heilsdaden van Israëls God) zodanig op de achtergrond geraakt, dat de zondagsviering wel moet verschralen en verarmen.

Miskotte over de zondag.

Gerssen noemt aan het slot van zijn artikel de naam van prof. dr. K. H. Miskotte, die in menige publicatie op wel zeer schone wijze over de zin van de zondag geschreven heeft. Onder meer in een meditatie over Psalm 92 „De zondag midden in het geweld". Uit deze meditatie, gepubliceerd in 1941 en overgenomen in dit mei-nummer van Kerk en Israël geven we het volgende citaat: Zo vieren wij de Sabbath temidden van het geweld; en de zon breekt door en haar stralende kracht houdt niet op, als wij terugzwichten binnen de dingen dezer wereld. Geen puin bedekt Gods bestek; geen oerwoud van woedende instincten maakt ongedaan dat het land daar ligt, bewoond toch en bewerkt. En in het licht der belofte, in een regenboog van smaragd (Openb. 4 : 3). Er is een verbond van God ook met de aarde. Wat zal men alles bij elkaar genomen, meer kunnen zeggen in op-en ondergang van de aeonen, in eigen leven, sterven en verrijzen dan dit ene: het is goed dat men de Heere love. Alles wat adem heeft love de Heere; wij gaan terug naar het paradijs; want — uitzicht van de rechte zangers, vanuit de sabbath over het wereldjaar —: de eerste dingen die zijn weggegaan" (Openb. 21 : 4).

Waar zulke mogelijkheden ons geopend worden, hoe zouden wij dan kunnen menen dat een mens of een volk wel kan leven zonder zondag? Zeker, zonder de geestelijk-ontledigde kalenderdag zal het best gaan; de zondag is evenwel de dag des Heeren, een van dé gewichtigste tekenen die Hij heeft opgericht tot ontkenning en bevestiging der wereld, tot oordeel en heil der volkeren. Een onvernuftig man weet daar niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet...; maar wij?

Kom, mijn vriend, de bruid tegemoet; laat ons de sabbath ontvangen.

Groeiende vrijzinnigheid.

In het nummer van vrijdag 29 april van het Geref. Weekblad (Uitgave Kok, Kampen) signaleert ds. M. P. van Dijk een groeiende vrijzinnigheid. De theologie van Barth, de grote bestrijder van het 19e-eeuwse liberalisme en modernisme is op haar retour. Allerlei nieuwe stromingen maken zich breed, onder wie vooral het denken van Paul Tillich grote invloed uitoefent. Van Dijk wijst in dit verband op een studie van Christoph Rhein over Tillich:

Christoph Rhein heeft in zijn boek: Paul Tillich, Philosoph und Theologe (Eine Einführing in sein Denken) m.i. een treffende analyse gegeven van de situatie als hij schrijft dat de stroom van nieuw orthodox denken en geloven te danken is aan het optreden van Karl Barth, maar dat wij mede in rekening hebben te brengen het feit dat zijn theologie in en na 1933 krachtig verweer bood tegen het nationaal-socialisme en toen de wind in de zeilen kreeg. Barths strijd tegen het optreden van de Duitse Christenen zal een van zijn grote verdiensten blijven. AUerwege zag men, vooral in Duitsland, hier de grote oplossing. Het verlossende woord scheen gesproken.

Later kwam de reactie. Rhein stelt dat vele „liberalen" slechts uiterlijk door de stroom werden meegezogen en later tot bezinning kwamen. Zij waren gefascineerd door een theologie even geniaal als tot in de uiterste uithoeken doordacht. Later kwam de bezinning. Door het ontbreken van het „aanknopingspunt" met het denken en leven van de mens buiten de kringloop der openbaring, anders gezegd: buiten de kringloop openbaring-geloof, kreeg men min of meer het gevoel dat deze theologie in de lucht hing. Men zocht weer naar een aanknopingspunt, m.i. terecht, maar verzeilde naar, de tegenovergestelde hoek. Misschien, zegt Rhein, was het heel anders gelopen als Tillich niet naar Amerika was verhuisd. Inmiddels hebben de boeken van Tillich alom bekendheid gekregen. Bultmann en zijn leerlingen vormden school. En zo zien wij het verschijnsel, wie het niet ziet moet wel blind zijn, van een zich opdringende nieuwe vrijzinnigheid, die zich afzet, vaak m.i. terecht, tegen de eenzijdigheden van de neo-orthodoxie en kans krijgt door vele moderne mensen beter verstaan te worden. De openbaring is niet langer het oordeel over alle creatuurlijke (en christelijke!) religie, maar in de mens als religieus wezen rijst de vraag naar God. Tillich stelt dat wij uit deze vraag geen theologie mogen afleiden, maar dat het antwoord gevonden wordt in de correlatie van vraag in de mens en van antwoord in de openbaring. Hij doet dit zo m.i. dat het zwaartepunt weer helemaal komt te liggen in wat de mens uit zichzelf denkt omtrent God en wereld, schepping en herschepping. De openbaring zit toch eigenlijk in de diepte van de rede.

Als we nu weten dat Tillich een theoloog is van zeer groot formaat (Barth ziet in hem een van zijn meest geduchte tegenstanders) dan is het wel duidelijk dat we niet te maken hebben met een voorbijgaand verschijnsel. Tillich fascineert. Barth boeit velen niet meer. Wie kan de dikke delen van de K.D. lezen? Wie Tillich leest wordt, hij kan het er mee eens zijn of niet, geboeid. Tillich peilt de nood van de moderne mens, de nood van zijn secularisatie, de nood van zijn vervreemding en knoopt weer aan bij de vraag die uit de menselijke existentie oprijst. Zijn denken is zeer sympathiek. Hier is een eerlijk man aan 't woord die ernst wil maken met de geweldige problemen waarmee de wereld worstelt en meent een oplossing gevonden te hebben.

Willen wij op de theologische filosofie van Tillich op verantwoorde wijze reageren dan zal het m.i. nodig zijn dat we dat doen op zijn niveau, d.w.z. dat wij (als „orthodoxen") proberen antwoord te geven op de vragen die hij aan de orde stelt. Hoe ligt toch de verhouding (een eeuwenoud probleem!) tussen het „natuurlijke" denken en het denken vanuit de openbaring, of: hoe vinden wij het „aanknopingspunt", of: is er geen aanknopingspunt en als het er is, waar ligt het en wat heeft het ons te zeggen? Kunnen wij „God" onderbrengen in een algemene leer over het zijn (hetgeen Tillich doet) en zo niet, hoe kunnen wij dan toch methodisch over Hem denken? En welke methode moeten wij dan gebruiken?

Rome en de vrijzinnigheid.

Ook in rooms-katholieke kringen signaleert men allerlei gevaren op dit punt. Het Evangelisch-luthers weekblad van 14 mei citeert een en ander uit een artikel in het Brabants dagblad van de bekende r.k. hoogleraar Schillebeeckx. Deze geleerde is zeer bezorgd over een vrijzinnig katholicisme dat zich bedekt en binnenskamers laat horen.

„In zijn exstreemste vorm gaat het om een geloof dat uitsluitend wordt gezien als een zelfverheldering, een zelfduiding of „Selbstverstandnis" van de mens, waarin de Heilige Schrift, maar niet minder — dan worden de formuleringen wel onzekerder, vager en groeit ook hier en daar voorbehoud — ook de „heilige boeken" van andere grote godsdiensten, een suggestief-stimulerende functie hebben. Wat de Kerk betreft, deze wordt dan nagenoeg volledig geïdentificeerd met de Wereld, de gemeenschap die onder de mensen tot stand wordt gebracht, of zij is, als functie daarvan, een voorlopige instantie die na bewezen diensten zal worden bedankt en tevens afgedankt. Van heel dit proces is God de dragende grond en dat is ons in Jezus Christus gebleken”.

We zullen dit o.i. ook mede moeten verdisconteren in het spreken over allerlei verschuivingen die we bij Rome signaleren. Er blijkt dus ook een verschuiving te zijn, die tendeert naar een nieuwe vrijzinnigheid.

Ook prof. dr. G. C. Berkouwer wijst op deze verschijnselen. In het Geref. Weekblad van 13 mei merkt hij op dat er binnen de Catholica vele problemen ter sprake komen in verband met het nieuwe bijbelonderzoek, dat in deze eeuw door verschillende pausen is gestimuleerd en dat met name sinds 1943 een-^ grote mate van vrijheid gekregen heeft. De vrijheid bracht problemen met zich. Het staan in deze vrijheid en het besef van de „menselijkheid" van de kerk riep allerlei aarzelingen op t.a.v. vroegere gezagspatronen binnen de r.k. kerk, en deed de neiging tot allerlei experimenten ontstaan.

Wanneer nu, volgens Berkouwer, gewaarschuwd wordt tegen vrijzinnige tendensen binnen de Catholica betekent dat niet dat deze waarschuwende stemmen een pleidooi willen voeren voor de traditionele posities van vroeger, maar wel dat men zich afvraagt of in deze vrijheid het zicht op de „kern van het Evangelie" nog bewaard blijft. Velen zien zich hier gesteld voor ingrijpende beslissingen en vrezen vanuit de verworvenheden van de nieuwe Bijbelwetenschap een vervagend besef  t.a.v. wat als „evangelie" in de kerk heeft te gelden.

Antwoorden op niveau.

Dit alles is maar niet een probleem dat zich beperkt tot de R.K. Kerk. Ook binnen de reformatorische kerken hangt de kwestie van deze groeiende vrijzinnigheid nauw samen met allerlei vragen over het wezen van de openba­ring Gods, het getuigenis en het gezag van de Schrift, de vragen van de vertolking der Schriftinhoud etc.

In het genoemde artikel schrijft Schillebeeckx dat men in r.k. kring onvoldoende gewapend is.

We zullen als protestanten niet gemakkelijk kunnen beweren dat dit exclusief de r.k. kerk geldt en dat voor die vrees bij ons geen reden is. Ds. M. P. van Dijk merkt in dit verband op: 

Wij zijn op het verschijnsel van de Nieuwe Vrijzinnigheid te weinig voorbereid om er een bevredigend antwoord op te geven. Wij kunnen wel „neen" zeggen, wij moeten neen zeggen ook al is er nog geen ja, toch moeten wij zoeken naar bepaalde eenzijdigheden bij ons om het verschijnsel tegemoet te treden. Anders gezegd: we moeten „op niveau" antwoord geven en neen zeggen. Hetgeen ook weer niet betekent dat wij geen neen zouden mogen uitspreken zolang het ja nog niet duidelijk is. Het heeft zin aan te tonen en duidelijk te maken hoe het in elk geval niet moet. In dat opzicht moet de kerk het aandurven eenzijdig te zijn. Heel dikwijls kan ze niet verder komen dan het neen, als nl. de problemen zó levensgroot oprijzen dat zij, voorlopig misschien, nog geen antwoord kan geven. Ze gaat dan negatief spreken over de „naturen" van Christus (Chalcedon). Dan zegt ze: in elk geval zó niet, waarmee ze niet wil beweren dat de problemen zijn opgelost.

Gesprek met dr. Hans Lilje.

Niet alleen in ons land leven deze vragen. Men kan zeggen dat in de Duitse kerk er nog veel meer beroering is. Niet alleen de theologie van Rudolf Bultmann, maar met name ook de post-Bultmannianen zoals Ebeling, Braun, Fuchs laten hun invloed gelden. Dr. Hans Lilje, Landesbisschof van Hannover heeft in een gesprek met enkele nederlandse theologen n.a.v. de onrust die deze moderne theologie in Duitsland onder het kerkvolk veroorzaakt, onder meer verklaard, dat de ontwikkelingen van het ogenblik enerzijds een vuurproef voor de evangelische kerk betekenen, maar dat ze anderzijds alle gelovigen oproepen om zich opnieuw en in grote ernst te bezinnen op de meest wezenlijke vragen van het christelijk belijden. Aldus de weergave van ds. H. A. Visser in „Hervormd Nederland" van 7 mei. Uit dit gesprek met bisschop Lilje citeren we tenslotte nog het volgende:

„Wat heeft de kerk de wereld nog te bieden, als het haar verboden wordt te belijden dat Christus is opgestaan, dat Hij waarachtig God en waarachtig mens is. Wanneer Zijn verzoenend lijden en sterven als verouderd moet afgewezen worden en de vier evangeliën als een mythe zonder enige historische betekenis krachteloos gemaakt worden”.

De gemeente — aldus Lilje — heeft in deze vertrouwenscrisis er recht op dat de predikers helder en onbevangen verkondigen dat ook zij zonder het geloof in de gekruisigde en opgestane Heere leven noch sterven kunnen. Inderdaad, dit antwoord vanuit het hart van het Evangelie is het enig antwoord dat waarlijk klaarheid schept. Een antwoord op bijbels niveau.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's