Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GEMEENTE EN HAAR BRUIDEGOM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GEMEENTE EN HAAR BRUIDEGOM

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

  

De positie van de vrouw in 't Jodendom.

In het Oude Testament stond de vrouw, vooral als moeder, heel hoog aangeschreven. De invloed van Gods openbaring is daarin merkbaar. In het wettische Jodendom van de eerste eeuwen voor onze jaartelling neemt de vrouw geen eervolle plaats meer in. De man dankt God te zijn geboren als man en niet als heiden, slaaf of vrouw. Hiermede is echter niet alles gezegd. Intussen is ook de regel van kracht dat de man de vrouw „moet liefhebben als zichzelf en haar meer eer geven dan zichzelf” ').

Jezus en de vrouw.

De houding van Christus jegens de in het Jodendom geminachte vrouw zou men revolutionair kunnen noemen. Reeds bij zijn geboortegeschiedenis treden er vrouwen op: Elisabeth, Anna. De Heiland predikte tot vrouwen, o.a. tot Maria, de zuster van Martha in Bethanië. Soms zijn zijn leerlingen over zijn houding verbaasd, b.v. over zijn gesprek met de Samaritaanse (Joh. 4 : 27). De evangeliën hebben van tal van gebeurtenissen twee voorbeelden bewaard; in het ene is een man de hoofdpersoon, in het andere een vrouw. Naast de hoofdman van Kapernaüm staat de Kanaanese vrouw: beiden zijn heidenen die de Israëlieten beschamen door hun geloof. Behalve Simeon verschijnt ook Anna in de tempel. Het gesprek van Jezus met Nicodemus vindt zijn tegenhanger in het onderhoud met de Samaritaanse vrouw, enz. In het gevolg van Jezus bevinden zich tal van vrouwen die Hem en zijn kring financieel steunen (Luk. 8:3).

Geen vrouw in de apostelenkring.

De gegeven voorbeelden zouden gemakkelijk zijn uit te breiden. Het blijkt zonneklaar dat Jezus ver afwijkt van de houding die de Joodse mannen van die tijd tegenover de vrouw innamen. Des te meer valt het op dat er onder de twaalf apostelen niet één vrouw was. Zo heeft Christus het blijkbaar gewild. Weliswaar bezit een conclusio e silentio (een gevolgtrekking uit iets dat niet wordt genoemd) in het algemeen weinig bewijskracht. Het ontbreken van de vrouw in de discipelenkring is echter bijzonder opmerkelijk, omdat er wel vrouwen rondom Jezus stonden en met Hem meetrokken door het land. Men kan Christus in dit opzicht toch moeilijk van tijdgebondenheid beschuldigen! Hij doorbrak juist alle vooroordelen van de Joden jegens tollenaren, Samaritanen en vrouwen. Dit nog afgedacht van het feit, dat de Schrift Jezus God noemt! Hij is de hoogste Autoriteit voor de christelijke gemeente.

Efeze 5.

Stemt met een ambtsvervulling door mannen overeen dat de gemeente de bruid heet? Laat haar Here als Bruidegom zich door het ambt bij haar vertegenwoordigen? Sommigen lezen dit in wat Paulus schrijft in Efeze 5 : 23. „De man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het Hoofd is van zijn gemeente. Gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles". Sprekend over het huwelijk zegt de apostel: Deze verborgenheid is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en de gemeente”.

Subordinatie.

Hier moge een enkele opmerking volgen over de „onderdanigheid", die van de vrouw wordt gevorderd. Met een vreemd woord spreken we van subordinatie '). In de moderne tijd hebben velen dit begrip veroordeeld. Dit behoeft ons in de eeuw van de vrouwenemancipatie niet te verwonderen. Men heeft in zijn afschuw van het woord vaak niet eens onderzocht wat de Schrift erdoor uitdrukt. Het spreekt vanzelf dat Paulus niet aan de vrouw een slaafse onderworpenheid aan de man voorschrijft. Op geen enkele wijze wordt haar natuur geweld aangedaan. Dat blijkt uit de eisen die aan de man worden gesteld. „Hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft (!)". Deze liefde is zo groot dat de man die slechts zal kunnen afbeelden, nooit ten volle realiseren 4).

Anderzijds kan men al te sterk beklemtonen dat onderdanigheid in de Bijbel niet betekent slaafse onderworpenheid van de vrouw aan de man. Er blijft dan tenslotte van het gehele begrip ondergeschiktheid niets over. De verhouding van man en vrouw drukt de Schrift uit door het woord onderdanigheid. Deze ondergeschiktheid betekent in geen geval een vernedering voor de vrouw. Ook Christus wordt niet voor God vernederd al staat er in 1 Cor. 15 : 28 geschreven dat de Zoon zelf aan de Vader onderworpen wordt. Men mag Efeze 5 : 22 evenwel niet, zó exegetiseren, dat men de subordinatie van de vrouw onder de man weergeeft als volkomen gelijkheid van de vrouw aan de man.

Paulus trekt hier conclusies uit de natuur van de vrouw. Het eigenlijke van haar natuur vindt men door te letten op wat haar in de schepping onderscheidt van de man. Zij is geschapen niet als slavin van de man, maar als zijn hulp. Haar geschapen aard is geen vernedering, want God zag al wat Hij had gemaakt en zie het was zeer goed. Wie voor de vrouw op alle levensterreinen dezelfde rechten opeist als voor de man, doet haar natuur geweld aan.

Vele vrouwen zijn niet tevreden met een plaats overeenkomstig haar aanleg en wezen in het gezin. Dit is echter geen argument tegen de Bijbelse subordinatie. Ontevredenheid met de hem toegewezen positie is juist de oerzonde van de mens. Belangrijk is niet wat wij wensen, maar Gods ordening. Deze ordening heeft ook in de eerste christelijke gemeente gegolden.

Phoibe (Phebe).

Wij lezen in het Nieuwe Testament vaak van vrouwen die voor de verkondiging van het evangelie veel hebben betekend. Te Jeruzalem ontstond in het huis van Maria, de moeder van Johannes Markus, een huisgemeente (Hand. 12 : 12). Paulus maakt melding van Tryfena en Tryfosa, „vrouwen die in de Here (Jezus) arbeiden". Hij noemt Persis, „de beminde zuster, die veel heeft gearbeid in de Here". (Rom. 16 : 12). Paulus kent nog meer vrouwen, die in het gemeentewerk hun sporen hebben verdiend. Men denke b.v. aan Euodia en Syntyche (Fil. 4 : 2), aan Maria (Rom. 16 : 6). Priscilla, soms bij haar afgekorte naam Prisca genoemd, wordt meestal vóór haar man Aquila vermeld.

Van Phebe wordt gezegd, dat zij diakonos was. Het woord diakonos betekent letterlijk „dienaar". Het kan ook een technische kerkelijke term worden voor een bepaald ambt, nl. van diaken (in het Nieuwe Testament slechts op twee plaatsen, Fil. 1 : 1, 1 Tim. 3). Er bestaat geen vrouwelijke vorm van. Paulus' betiteling „dienares van de gemeente te Kenchreae", kan men ook vertalen met „diakones". Het is echter helemaal niet nodig hierin de aanduiding van een ambt te zien. Phebe heeft de gemeente gediend evenals de andere vrouwen wier namen wij opsomden. Hun werk zal wel voornamelijk hebben bestaan in herbergzaamheid en dienstbetoon 6).

De vrouw in de Oude Kerk.

Hetgeen wij schreven over de werkzaamheid van de vrouwen in de apostolische tijd geldt ook voor de eerste eeuwen. Het kerkelijk werk der vrouwen was niet ambtelijk. Het beperkte zich tot charitatieve arbeid en dienstbetoon. Wat de taak der diakonessen precies heeft omvat, is niet steeds duidelijk. Prof. Bakhuizen van de Brink meent, dat zij een beperkte rol hebben gespeeld bij de verzorging van de vrouwelijke hulpbehoevenden, bij de catechese en vooral bij de doop van vrouwen.

De Didaskalia 8) (uit de derde eeuw) verzet zich uitdrukkelijk tegen een functie van vrouwen in de gemeente: „Het is niet passend en niet nodig dat vrouwen onderwijzen en met name niet de naam van Christus en de verlossing door zijn lijden; want hiertoe, o vrouwen en vooral weduwen, zijt gij bestemd, niet dat gij onderwijst, maar dat gij bidt en God smeekt”.

Van de dienst van weduwen is in de christelijke kerk al vroeg gebruik gemaakt. Zij ontvingen daarvoor een vergoeding om te voorzien in hun levensonderhoud. Polycarpus noemde hen daarom „het altaar Gods". Deze weduwen beantwoordden niet altijd aan de eisen, die Paulus in de brief aan Timotheüs had gesteld. De leeftijdsgrens varieerde van 60 tot 50 en tot 40 jaar. In de tijd van Ignatius komen er in Smyrna ongehuwde vrouwen voor, die weduwen worden genoemd. Deze merkwaardige benaming wijst op een officiële functie.

In de Oosterse kerk bleef het vrouwelijk diakonaat, althans het woord, bestaan tot in de achtste eeuw. Toen moest het het veld ruimen voor het kloosterideaal. In de westerse kerk verdween het reeds in de eerste helft van de derde eeuw. Dit laatste werd veroorzaakt door de plaats die vrouwen innamen in enkele ketterse bewegingen. Montanus, de stichter van het Montanisme, trad b.v. op naast twee profetessen. In andere sekten waar vrouwen een vooraanstaande plaats innamen, kwamen grote uitwassen voor.

In de zesde eeuw kende de kerk nog vrouwen die op de „lijst" waren ingeschreven (de z.g. canonicae). Zij hadden het voorrecht arbeid op het gebied van christelijke barmhartigheid te mogen verrichten, waarvoor zij enige ver­goeding genoten.

Rotterdam, H. Goedhart.

  1) Geciteerd door P. Horst in RGGs, II, S. 1068.

2) Dit merkt o.a. H. Greeven op in RGG, II, S. 1070.

3) onder (sub)-geschiktheid (ordinantie); in het N.T. staat hypotagè;

4) G. Huls, De Dienst der Vrouw in de Kerk, blz. 34.

5) De klemtoon valt op de tweede lettergreep diakonos.

6) Prof. dr. J. Severijn meent in „Diakonia der Vrouw" dat zij een „erkende" dienares der gemeente is geweest (blz. 19). Hij ontkent dat zij een diakenambt heeft bekleed in de zin van Hand. 6. Calvijn spreekt in zijn commentaar op Rom. 16 van haar als ministra en van haar werk als ministerium. Toch dacht hij niet aan een regeerambt, want hij stelt haar gelijk aan de in 1 Tim. 5 bedoelde weduwen. G. Huls, De dienst der Vrouw in de Kerk, blz. 50 ziet ook in haar werk niet meer dan het verlenen van gastvrijheid en het vervullen van verschillende charitatieve functies. N. J. Hommes, De Vrouw in de Kerk, blz. 149, gaat veel verder en kent aan Phebe „de officiële functie van diaken der kerk" toe. Wanneer wij „diakonos" als een officiële functie opvatten, moeten wij bedenken, dat we het diakenambt van de Oude Kerk niet mogen afmeten naar de inhoud die dit ambt bij ons heeft.

7) Zie hierover prof. dr. J. N. Bakhuizen van den Brink, De Vrede der Kerk, in: Cultuurgeschiedenis van het Christendom 2, blz. 464, waaruit voor het vervolg van dit artikel enkele gegevens zijn overgenomen.

8) Een oud-christelijk geschrift met een niet dogmatische, maar kerkrechtelijke inhoud. Het is geen kerkorde, maar eerder een verzameling vermanende predikaties over de gedragslijn die de kerk moet volgen.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE GEMEENTE EN HAAR BRUIDEGOM

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juni 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's