Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar een atheïstisch en religieloos Christendom?

Op 26 mei vergaderde in Leeuwarden de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden. Door een tweetal sprekers, n.l. ds. S. Bijleveld uit Kortehemmen en de heer L. O. ten Cate, hoofdredacteur van de „Friese Koerier" werd gesproken over het onderwerp: Is God dood? De laatstgenoemde spreker verdedigde het atheïstische standpunt conform zijn overtuiging, dat God inderdaad dood is, omdat Hij nooit bestaan heeft. Men zou verwachten dat het wel een felle debatavond geworden zal zijn en dat de predikant vanuit het belijden der Kerk tot een heel ander antwoord kwam. Het tegendeel is echter het geval. Ook ds. Bijleveld stelde het bevestigend: God is dood. En deze predikant voorzag een atheïstisch en religieloos Christendom. Van deze vergadering kreeg ik het verslag onder ogen zoals dat opgenomen is in de „Leeuwarder Courant" van 26 mei. Nu is het altijd een wat hachelijke zaak ten aanzien van referaten terug te vallen op dagbladverslagen. Vaak zijn ze wat brokkelig en onduidelijk en soms geven ze een verslag van een lezing, die er apert naast is. Dat het verslag in de Leeuwarder Courant geheel duidelijk is, wil ik niet beweren, maar in elk geval biedt het een beeld van wat op die avond naar voren gekomen is. We citeren uit dit verslag:

De vergadering van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden was 's middags al begonnen met het huishoudelijke gedeelte. In de avonduren kwamen de leden echter weer bijeen in de Kurioskerk om te luisteren naar het referaat van Ten Cate en het co-referaat van Bijleveld. De heer Ten Cate kwam dus het eerst met zijn visie naar voren. Hij meende dat het verkeerd was van gelovigen om reeds bij voorbaat uit te gaan van het bestaan van een God. „Wanneer men stelt dat het bestaan van een God zonder meer aanvaard moet worden, dan sluit dit bij voorbaat alle discussie uit." De nieuwe theologie neemt, zo zei hij, een ander standpunt in, want al deze stromingen gaan er vanuit dat God zich niet openbaart in de wereld. Overigens meende hij dat er nog een grote afstand is tussen deze nieuwe stromingen en de gemeente. Hij zag in de toekomst een vreemdsoortige „oecumene" tussen de gelovige en de niet-gelovige.

„Er zijn vele vragen, die wij niet meer begrijpen", zo begon ds. Bijleveld zijn co-referaat. Hij bedoelde hiermee vragen over leven en dood, schepping, hemel en toekomst. Tot nu toe is het antwoord hierop steeds geboren uit sprookjes en mythen. Al deze begrippen zijn ontstaan in de wereld van de mythe en met het bedenken van wat daarachter ligt. De religie noemde ds. Bijleveld eerder griezelig dan heilig. „Wij leven in een tijd van secularisatie", aldus ds. Bijleveld, die dit woord wilde vertalen met verwereldlijking. „Wij komen meer en meer te staan in datgene wat de wereld tevoorschijn tovert en daarmee komen we hopeloos in de knoop met de mythe en de sprookjes. Schepping, zondvloed en alle andere Bijbelse verschijnselen kunnen verklaard worden.

Ook is men begonnen met het uitpluizen van het eigen bestaan. Dit begon met de psychologie en langzamerhand is het gehele leven en de gehele samenleving een analyse geworden. In deze secure wereld moesten wij de vraag in de mond nemen: Is God dood? Karl Marx zei al: „Godsdienst is opium voor het volk" en dat dit nu pas tot de kerk doordringt achtte ds. Bijleveld wel een beetje laat. Hoezeer de kerk zich nu nog met de mythe bezighoudt, zal zij moeten ervaren dat vanuit deze visie geen antwoord op deze vraag mogelijk is, zo zei hij.

God is uit de mythe gehaald en staat nu in de natuurwetenschap. Ds. Bijleveld noemde dit een enorme bevrijding. Alle mogelijke ellende, zoals ziekte, kunnen wij nu aan de kant schuiven. Het is een zaak waar God niets meer mee te maken heeft. Ds. Bijleveld sprak van een bevrijding uit de slavernij. „God is dood. Ja, want hij is al gestorven in zovele harten van zogenaamde gelovigen. God is dood. Ja, want in zijn naam kunnen en mogen wij ons niet meer verzetten tegen een ontworsteling aan de slavernij. God is dood en dan is het een goede zaak ook zo snel mogelijk de restanten op te ruimen en niet te gaan restaureren.

Nogmaals, we zijn aangewezen op dit verslag. Maar zelfs al zou de weergave niet in alle delen juist zijn dan blijft het een verbijsterende zaak dat het zo door een dienaar des Woords gesteld kan worden. Zeker, het spreken over de dood van God is mode. Men zie alleen maar het boek van Dorothea Sölle dat als ondertitel heeft: Een hoofdstuk theologie na de dood van God. Ook in de Amerikaanse theologie klinken deze geluiden. Prof. G. Th. Rothuizen citeert in een artikel in het „Geref. Weekblad" (Uitgave Kok, Kampen, van 10 juni) een uitlating van een Amerikaans theoloog: „Christenen die hun geloof in Christus belijden, belijden tegelijkertijd de afwezigheid van God", waarbij dan met dit laatste niet maar bedoeld is dat sommige Godsvoorstellingen verouderd zijn, maar dat God dood is. En wie in zijn argeloosheid mocht menen, dat dit natuurlijk alleen maar bedoeld is voor de studeerkamer en dat het toch niet doordringt tot de gemeente, vergist zich. Uit allerlei artikelen over deze zaak blijkt, dat men dit atheïsme tot inhoud der verkondiging wil maken. Deze „vernieuwing der theologie" moet de vernieuwing van de prediking en de vernieuwing van de kerk inluiden.

Geen vernieuwing maar afbraak.

Intussen menen we dat dergelijke beschouwingen over de dood van God de dood betekenen voor de prediking. Wie het bijbelse Godsgeloof, zoals dat door de Kerk der eeuwen beleden is op deze wijze gaat ontkennen, verliest ten enenmale de inhoud van de prediking en houdt hoogstens een stuk humanisme over. We kunnen dan ook ten volle instemmen met de felle reactie op deze vergadering in Leeuwarden in het „Friesch Dagblad", onder het opschrift: „De dwaas."

In de kringen van de belijders van het christelijk geloof en van de voorstanders van het voortbestaan van het religieus besef — dat zijn beslist twee groepen, daar mag geen misverstand over bestaan! — wordt de laatste tijd veel gesproken over de zgn. nieuwe theologie. De meest radicale uiting van deze „theologie" is, dat God, zoals Hij eeuwenlang is beleden als de Schepper en onderhouder van hemel en aarde, als de Vader in de hemel, als de God, die in Jezus Christus zich openbaart en zal wederkomen om te oordelen de levenden en de doden, niet bestaat. God is, zo zegt men, niet een wezen, niet 'n persoon, maar een begrip. Men ontmoet het godsbegrip in de medemenselijkheid, in de liefde tot de ander, in sympathie, aanhankelijkheid en enthousiasme voor het doen van goede werken.

Op de woensdagavond in Leeuwarden gehouden voorjaarsvergadering van de Vereniging van Vrijzinnige Hervormden is over deze theologie uitvoerig gesproken. Nadat de heren L. ten Cate en ds. S. Bijleveld hadden gerefereerd over resp. „niet bestaan van God" en „niet bestaan van een God naar geijkte opvattingen" bleek tot verbazing (en ook tot verontrusting) van een deel der bezoekers van deze vergadering, dat er in feite maar weinig verschil bestond tussen beide opvattingen. De heer Ten Cate, die sprak als „heiden", zei kerkelijk leven overbodig te vinden, ds. Bijleveld wilde de kerk als gemeenschap nog wel in stand houden.

Het is niet onze bedoeling uitvoerig op het behandelde in te gaan. Enkele weken geleden hebben wij in ons zondagsblad gepoogd onze visie op de radicale theologie te geven.

Nu alleen dit: De wijze waarop de heren Ten Cate en ds. Bijleveld spraken over het bestaan of niet bestaan van God doet ons sterk denken aan het geestelijk leegboren van de godsdienst, van 't Christelijk geloof. Het uitboorsel, dat naar boven wordt gehaald, verwaait dan in de warreling der menselijke gedachten; het verdwijnt. Wat blijft er over? Een gat, een boorgat en meer niet.

De kerk wordt dan een gezelschap, een sociëteit van vriendelijke mensen, die de norm voor hun onderlinge liefde ontlenen aan aandoeningen van aanhankelijkheid. Hebben we dan nog lief of vinden we elkaar lief? Daar is wezenlijk verschil tussen. We zeggen immers ook dat een hond en een poes lief zijn, maar in het hondehok en in de kattemand treft men geen waarachtige liefde aan. Uiteindelijk wordt daar toch gevochten om de kale botten.

De kerk wordt een gezelschap. Kerstfeest, Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren verdwijnen uit de kerk. Er komen nieuwe hoogtijdagen voor in de plaats, nieuwe climaxen in het uiten van liefzijn: Sinterklaasfeest, Moederdag en Vaderdag. Zwarte Piet is dan zoiets als het begrip hel.

Dat is de consequentie. Een dwaze consequentie? Maar het is immers een dwaas, die in zijn hart zegt, dat er geen God is.

Intussen blijft dan toch maar het verdrietige feit staan dat dit op een vergadering van vrijzinnig hervormden, dus ergens binnen onze Herv. Kerk, gezegd wordt. Hier dringen zich toch een aantal vragen op: Wat moet ik — gelet op wat er gezegd is op genoemde vergadering — beginnen met allerlei verklaringen over een vrijzinnigheid, die zich hoe langer hoe meer zou gaan bewegen in de richting van het belijden der Kerk. We menen dat in allerlei uitlatingen veeleer de felle vrijzinnigheid van de 19e eeuw aan het herleven is.

En al geven we gaarne toe dat we het geheel van onze Kerk niet aansprakelijk mogen stellen voor wat er op die bewuste vergadering gezegd is, toch blijft de vraag: Waarom geen duidelijk protest tegen een dergelijke uitholling van de prediking der Kerk? De Kerk weert immers wat haar belijdenis weerspreekt. Als men het nodig acht herderlijke schrijvens te laten uitgaan m.b.t. de R.K. Kerk, Pinksterbeweging — om er slechts enkele te noemen -ligt het dan niet op de weg van de Kerk juist op dit zozeer aangelegen punt een klaar en ondubbelzinnig getuigenis te laten horen? Mag en moet juist hier de herderlijke bewogenheid niet aanwezig zijn? En wat betreft de verhouding van de vereniging van Vrijzinnig Hervormden tot het geheel van onze Kerk: Is in een tijd, waarin men op vele plaatsen overgaat tot integratie der vrijzinnigen binnen het geheel der gemeente, niet klaarheid gewenst? Neemt de Vereniging van Vrijzinig Hervormden het betoog van ds. Bijleveld voor haar rekening? Zo ja, wordt dan integratie niet een griezelige zaak? Of is het misschien zo, dat men dit alles wil rekenen onder het experiment? Ook dat is immers een modezaak: De kerk moet experimenteren. Laat men echter weten wat men doet: Er zijn voorbeelden bekend van experimenten die in de laboratoria verricht zijn en tal van mensenlevens geëist hebben. Blijkbaar kun je niet elk experiment straffeloos uitvoeren. En we menen dat ook deze vernieuwingstheologie tot de experimenten behoort die alleen maar schadelijk zijn voor de gezondmaking der Kerk. Prof. dr. van Itterzon slaat o.i. de spijker op de kop, als hij (in een ander verband, n.l. m.b.t. het voorstel van de vorming van de streekgemeenten) in het Herv. Weekblad „De Geref. Kerk" van 2 juni opmerkt:

We experimenteren het een na het ander en varen als kerk om de haverklap een andere koers. Van experimenten op organisatorisch en puur kerkrechtelijk gebied is weinig te hopen, als de zorg voor de Bijbelse boodschap en het positief belijden der kerk niet gelijktijdig alle wezenlijke aandacht ontvangt. In een periode van afbraak en hemelbestormende theologieën slaapt onze kerk de slaap des genisten. In elk geval zorgt ze niet voor de nodige tegenweer. Vreest ze soms met enige tegenstand de sympathie der zgn. “progressieven" te verspelen, die alleen maar kunnen leven bij de gratie van problemen, onzekerheden, twijfel en vraagtekens? Alsof wereld en cultuur zich hiervoor wezenlijk interesseerden!

Raakt men ook de naastenliefde niet kwijt?

Zoals gezegd: De zgn. post theistische theologie verzandt in het humanisme, waarin alleen de daad voor de naaste, de liefde en de humaniteit overblijft. Daarbij wordt op allerlei manieren een scherpe tegenstelling gemaakt tussen Jezus en God. De theologen die het bestaan van God ontkennen worden zoals ze zeggen geboeid door de figuur van Jezus. Rothuizen citeert in het genoemde artikel in het Geref. Weekblad de voor ons gevoel wat profaan klinkende uitlating van een Amerikaanse studente: „Of ik ooit in God zal geloven betwijfel ik, maar Jezus is mieters." En Fons Jansen, de r.k. cabaretier, heeft iets dergelijks gezegd in een interview: „Die figuur van Jezus spreekt me wel aan, maar het bestaan van God, ik weet het niet..."

Prof. Rothuizen stelt dan de vraag: Is het niet genoeg, als we inderdaad Jezus overhouden? " en hij verwijst daarbij naar Joh. 14 : 8 en het woord van Calvijn: Zonder Jezus is God voor mij een labyrinth." Maar terecht voegt hij er dan aan toe: Intussen is dan natuurlijk wel belangrijk, wie of wat men onder Jezus verstaat."

Wie hier tegenover elkaar gaat stellen de persoon van Jezus en God verwaarloost dat Jezus waarachtig God en waarachtig mens is. Hier is dus de gehele christologie in het geding. En dan blijken allerlei oude vragen uit de vroeg-christelijke kerk, maar ook uit de 19e eeuw weer terug te keren. Zullen we een waarlijk bijbels antwoord hebben op de uitdaging van de vernieuwingstheologie dan zullen we ons grondig hebben te bezinnen op het dogma van de Kerk, waarin het bijbels getuigenis aangaande Vader, Zoon en H. Geest vertolkt is.

Men kan natuurlijk zeggen: Besteden we deze stroming daarmee niet teveel eer? Moeten we niet in een souverein zwijgen aan deze gedachten voorbijgaan? Wanneer men hiermee bedoelt dat we ons niet moeten laten intimideren door deze vernieuwingstheologie, die zich vaak aandient met de pretentie dat dit nu de theologie van de toekomst is en dat de traditionele antwoorden der kerk wel als fossielen zullen uitsterven, dan heeft men m.i. volkomen gelijk.

Maar anderzijds heeft de reformatorische theologie de confrontatie nooit geschuwd, juist vanuit het gegrepen zijn door het Bijbelse getuigenis, en vanuit de zekerheid — die wat anders is dan een hoogmoedige waarheidswaan! — aangaande haar belijdenis.

En we menen dan ook dat er met name vanuit de belijdenis aangaande Jezus Christus, waarachtig God en waarachtig mens, een sterk vraagteken gezet moet worden achter allerlei pleidooien voor een religieloos christendom, dat alleen nog maar weet van medemenselijkheid. Niet in die zin dat we nu van de weeromstuit naastenliefde en medemenselijkheid zouden gaan ontkennen. Hoe zou dat kunnen, als we even bedenken dat het tweede gebod gelijk is aan het eerste?

Maar wie het bestaan van God ontkent, kan wel in de waan verkeren de humaniteit over te houden, maar de geschiedenis laat zien dat een dergelijke humaniteit niet bestand is tegen de golven van ontmenselijking en egoïsme. We citeren nog eenmaal Rothuizen, die in dit verband opmerkt:

Als Christus zich op geen enkele manier meer in de richting van God laat schuiven, maar enkel in de richting van de mensen, zodat er straks van Hemzelf niets anders overblijft dan de „Christus, die de christen voor zijn medemensen is of in zijn medemens ontmoet", dan is dat niet weinig, dan wordt menig naaste gewonnen, maar dan zijn wij God kwijt en het is zeer de vraag, wat mijn naaste dan toch precies gewonnen heeft en wat dat precies voor naastenliefde is, waarbij men God verliest en of dat niet de grootste flop wordt van alle tijden.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's