Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE HEILIGE SCHRIFT ALS CANON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HEILIGE SCHRIFT ALS CANON

7 minuten leestijd

Dr. G. C. Berkouwer, Dogmatische Studiën, De Heilige Schrift 1, geb. 234 blz., f 15, 75, Kok, Kampen.

Onmiddellijk komen met het getuigenis van de Heilige Schrift de vragen naar de canon aan de orde. Sinds de opkomst van de historische kritiek is de canon als historische grootheid in discussie.

Op voetspoor van Jezus en de apostelen was er in de kerk de geloofsbinding aan het O.T. en N.T. De schok, door Marcion veroorzaakt, maakte deze binding te vaster. Later heeft men een diepgaand onderzoek ingesteld naar de ontstaansgeschiedenis van de canon zowel van het O.T. als van het N.T. De vraag, die rijst is: Hoe is de verhouding tussen de canon als norm en autoriteit en de menselijke overwegingen, die wij in het veld van de canon-geschiedenis kunnen waarnemen (blz. 86).

Wat is de norm geweest bij de schifting van de Bijbelboeken? Canon betekent toch richtsnoer. Grosheide wijst elke beoordeling van mensen af en wijst erop, dat de kerk niets te beoordelen heeft, maar alleen ontvangt. Toch blijft dit historisch aspect van het ontstaan van de canon.

Dr. Berkouwer wijst op de menselijke factor. Het Woord Gods komt onze geschapen wereld binnen en moet van andere stemmen onderscheiden worden (Samuel!) De Schrift is opgenomen in de geschiedenis en hangt samen met de voortgang van de geschiedenis. Voor de aanvaarding van de feitelijke afgesloten canon mag men zich niet beroepen op het getuigenis van de Heilige Geest. Wel is er de bijzondere zorg van God geweest voor de canon. De menselijke keus is overkoepeld door de goddelijke zorg. Ridderbos wijst dit beroep op de voorzienige zorg Gods als instantie achteraf om de canon te garanderen af. Volgens hem ligt de grond der erkenning niet boven of buiten de canon, maar in de canon. De canon is geen menselijke schepping. Ook geen schepping van de kerk. Dit doet de r.k. theologie vanuit de werkelijkheid van de kerk.

Wanneer Berkouwer de oplossing van het canon-probleem niet doet hangen aan het getuigenis van de Heilige Geest, niet aan de bijzondere zorg van God en aan de metende en oordelende kerk, wijst hij met klem op de inhoud van de canon. Ook hier is weer de betrekking canon-geloof. Deze betrekking wordt doorlicht vanuit de paradosis, de overlevering. In die paradosis ging het om de erkenning en de herkenning van het heil Gods.

Met Ridderbos erkent Berkouwer, dat de absoluutheid van de canon niet los te maken is van de relativiteit van de geschiedenis. Berkouwer wil de omvang en de inhoud nauw verbinden. Wij moeten — volgens hem — achter de Schrift terug naar de heilsgeschiedenis om te letten op het hoe en het waarom van de canon. Vanuit de volmacht van de apostelen in de prediking moeten wij een weg zoeken naar de canon. Het verschil tussen Grosheide en Ridderbos is dan, dat eerstgenoemde uitgaat van het geloofs-apriori en de tweede van een gevuld heilshistorisch apriori. De principiële afsluiting van de canon ligt in de eenmaligheid van de heilsgeschiedenis. Maar de afsluiting ligt toch in de kerkgeschiedenis? Grosheide wijst de heilshistorische uitwerking van het canonbegrip af. De Schrift dient zich als canon aan. Het gezag is te aanvaarden of te verwerpen. Grosheide meent, dat Ridderbos in de heilsgeschiedenis een nieuw criterium voor de canon hanteert.

Berkouwer gaat op deze discussie in en wil de heilsgeschiedenis in zoverre opnemen, niet zo, dat deze een nieuwe instantie wordt om te beoordelen of een boek al of niet canoniek is, maar wel zo, dat deze de nauwste band met Christus bewaart en tegen uitholling van het canonbegrip waakt.

Zo ontstaat er centrale zekerheid en is de onzekerheid verschoven naar de rand. Is dat niet de opheffing van de zekerheid van de canon? De onzekerheid betreft enkele boeken (Hebreeën, 2 Petrus, Jacobus) waarbij Calvijn reeds vanuit de inhoud van deze boeken tot de canoniciteit besloot.

Hier liggen ontzettend moeilijke vragen. Want het is zonneklaar, dat vanuit dit standpunt — waarvoor met Calvijn in de hand — veel te zeggen valt, de deur geopend kan worden voor subjectieve willekeur.

Berkouwer en Ridderbos betogen — wanneer ik hen goed begrijp, dat in het ontvangen van deze boeken, ook een stuk zelf verantwoording en zelfbepaling steekt vanuit het verstaan van de boodschap des heils.

Er zal wel geen waterdichte formulering zijn. Dat is ook deze niet. Want in de uitdrukking: vanuit het verstaan van de boodschap des heils, kan ook een groot stuk subjectivisme schuilen, niet bij deze schrijvers, maar bij hen, die achter hen staan. Ook hier, schrijft Berkouwer, is het geloof ten aanzien van de canon niet scheppend, maar het „gesol" met de canon in de historische kritiek doet ons wel bijzonder gewaarschuwd zijn om toch vooral dit heilsgeloof niet te overbelasten en de volle nadruk blijvend te leggen op het ontvangend karakter van het geloof, ook bij de canon.

Berkouwer vervolgt zijn onderzoek en laat zien, dat er behalve de beproeving van de boeken, er ook veel zoeken is in het N.T. naar het oergetuigenis. Zijn er geen vervormingen van dit oergetuigenis in de geschreven evangeliën? Dan gaat men in de canon naar de Canon zoeken. Hier is de eenheid van het N.T. in het geding. Want sommigen vinden in het N.T. een aantal elkaar radicaal weersprekende interpretaties van het Evangelie. Daarbij komt de selectie-vraag, waarmee men bedoelt dat sommige gedeelten van de Schrift in verhouding met andere delen een zwaarder gewicht hebben. Dit gebruik van de Schrift wordt officieel zichtbaar, wanneer men zoekt naar een Canon in de canon. Dit verschijnsel moge als reactie tegen de harmonistiek (poging om in de Schrift alles glad te strijken) begrijpelijk zijn, het stelt de eenheid van het N.T. in de waagschaal. Heeft Luther in „was Christum treibt" een maatstaf gehanteerd, die te veroordelen is? Volgens Berkouwer niet, al zijn er reactieve momenten. Het ging Luther om de overeenstemming met de centrale heilsboodschap. Mag men dit woord tot een exegetisch principe maken? Bij Luther leidde dit niet tot verwoesting van het evangelie, maar bij hoeveel anderen niet? Berkouwer wijst hier op het gevaar van elk hermeneutisch (uitlegkundig) principe.

Dan volgt een excurs over de apocriefe boeken. Ook hier wordt in art. 6 N.G.B. en in de voorrede van de statenvertalers de norm gehanteerd. Stemmen zij overeen met de canonieke boeken? Ook hier wijst Berkouwer op het actieve moment van de kerk in het ontvangen van de Schriften, o.a. onderscheidend, schiftend. Zo zijn de Palestijnse en de Alexandrijnse canon o.a. illustraties van de gang van Gods Woord in de geschiedenis. Denk ook aan citaten uit de Septuaginta-vertaling in het N.T.

Al deze factoren samen deden Kuyper zeggen, dat het geloof begint bij het centrum en uitgroeit om de Schrift naar vorm en inhoud als de autoriteit te aanvaarden. Iets dergelijks is er aan de hand met de groei van de canon tot de inhoud en vorm, zoals wij die kennen.

Tenslotte krijgen wij een excurs over de vraag naar de open of gesloten canon. Deze vraag wordt echter nu in de schaduw gesteld door de vraag naar de Canon in de canon. Berkouwer wijst ook deze vraag af, omdat Christus tot ons komt in het gewaad van het Evangelie (Calvijn).

Niet wij kritiseren de Schrift vanuit het geloof, maar de Schrift kritiseert ons. Dit maakt het onderzoek niet overbodig, maar waarschuwt voor het scandalen. In zoverre dit gelovig onderzoek niet het luisteren naar de stem van de goede Herder bedreigt, is het wettig.

In deze korte samenvatting is u een overzicht geboden van de vragen, die er rondom de canon zijn. Het zijn niet altijd gemakkelijke vragen. Toch hoop ik vurig, dat velen er door heen gaan. Hoeveel vraagtekens ge misschien ook zet, hier liggen wezenlijke vragen, waarop de schrijver een antwoord poogt te geven. Dit hoofdstuk is bijzonder instructief, al blijven er allerlei vragen over. Inzonderheid de vraag naar het legitieme van de weg via de heilsgeschiedenis naar de canon-vorming is een aangelegen zaak, waarbij Grosheide waarschuwend de vinger op heft.

Katwijk aan Zee, G. Boer

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE HEILIGE SCHRIFT ALS CANON

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juli 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's