Pniël (II)
„En Jakob noemde de naam van die plaats Pniël". Gen. 32 vs. 30a.
Pniël? Waar was dat ook weer? O ja, nu herinnert u het zich, dat lag aan de grens van Kanaän en daar liep Jakob God in de handen. Pniël, zo vult een ander aan, was het dieptepunt in Jakobs leven. Want Die vóór hem was, kwam hem tégen. Wonderlijk handelt de Heere toch, om Zijn Naam bekend te maken, 't Lijkt zo tegenstrijdig: Bethel-Pniël. Maar die tegenstrijdigheid wordt opgelost in de nadere kennismaking met de levende God, die Zich openbaart, zodat het dieptepunt een hoogtepunt wordt. Dat mogen we immers met evenveel recht zeggen, dat mogen we met meer recht zeggen: Pniël betekent een hoogtepunt in Jakobs leven. Hoort hoe verwonderd hij zegt: En mijn ziel is gered geweest.
De doodschaduw wordt veranderd in de ochtendstond. Gij hebt, o Heer' in 't doodlijkst tijdsgewricht mijn ziel gered. De morgenstond heeft goud in de mond, het goud van Gods genade. Hem alleen de eer! Het is wonderlijk in onze ogen, een-en andermaal. God zien, dat is verzengd worden in de gloed van Zijn heiligheid. Daar komt alles van ons in het vuur; wat zal er overblijven? As, niets als as! Tovert God uit de as het sieraad te voorschijn? Neen! God beschikt sieraad voor as. Winst voor verlies; overwinning voor nederlaag; leven voor dood.
Het ging er heel wonderlijk naar toe in die nacht. Jacob kon het eigenlijk niet langer volhouden, maar blijkbaar hield God hem vast en hield God hem staande. De Heere slingerde hem niet van Zich weg in de eeuwige dood, doch haalde hem er doorheen. En mijn ziel is gered geweest. Zingt, zingt een nieuw gezang den Heere. Het lied van Zijn verlossende genade. Genade bevrijdt. Verdiensten konden hem niet redden uit de hand des Heeren. Genade doet het onmogelijke. Het kan eenvoudig niet, dat Jacob hier levend vandaan komt! En tóch ... Dat is het tóch van het wonder, van de trouw, der genade. Jakob merkt het terdege: Die man, die hem breekt in zijn kracht, houdt hem vast. Hij heeft geen lust in zijn dood. Hij heeft lust in Zijn leven.
Zo vecht Jakob door. Hij houdt ook vast, al heeft hij er de kracht niet voor. Hij worstelt als een drenkeling die zich vastklemt aan zijn redder, terwijl die redder hem stevig in zijn greep heeft. Als ik loslaat dan ben ik verloren, denkt Jakob. Ik laat U niet los tenzij Gij mij zegent. Jakob houdt zich overeind aan die Ander; met andere woorden: Die Ander houdt hem overeind. En hierin wordt ons het geheim van menige ontmoeting met God onthuld. Deze God laat zich niet onbetuigd in het geloofsleven en in het gebedsleven. Voorwaar een God die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland. Hij houdt Zich verborgen, om de Heiland te zijn, de redder uit nood en dood.
Jakob wordt in Pniël gezegend. Daar levert hij zich voor het eerst, zonder voorwaarde en zonder voorbehoud aan de Heere uit. Op genade en door het geloof. Door de donkerheid van deze met schrik vervulde nacht, breekt het licht van Gods aangezicht door. Pniël betekent: Aangezicht Gods. Uw aangezicht in gunst tot mij gewend. In de naam Pniël werd de ontmoeting met God vastgelegd. In Pniël openbaarde de God Israëls zich, in Pniël schijnt hèt licht van Christus Jezus. Het schijnt er met veel schaduwen, maar wie het licht ziet, kan er niet van zwijgen. Zacharias noemde Christus eens: het aangezicht des Heeren. Johannes, zijn zoon, zou voor Hem heengaan, voor het aangezicht des Heeren. Wat een schone naam. In Pniël komt Christus tevoorschijn: en mijn ziel is gered geweest. Hij komt tevoorschijn, omdat Hij er geweest is. God ontmoette Hem in de donkere nacht van Gethsemané en van Golgotha. Toen raakte de Zoon van Jakob, verwikkeld in de zonden en de noden van heel zijn geslacht. In hun benauwdheid was Hij benauwd. God trok er met Hem veel dieper door dan met Jakob in Pniël. Hij riep: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten! Toch liet Hij die God niet los; in de verlatenheid hield Hij nog aan Hem vast, en uit de hel strekte Hij hart en handen naar omhoog. Om Hem kon Jakob de strijd volhouden, en door Hem kon Jakob die Man vasthouden! Christus leven werd door de dood heen gered. Pniël werd het hoogtepunt van Pasen. De opstanding, het eeuwige leven, dat is de verankering van Jakobs verzekering: En mijn ziel is gered geweest. Zulke grote dingen doet God om Christus wil. Die in onze strijd nederdaalde, opdat het aangezicht Gods zou gaan lichten in stralende luister. Dat is de morgenstond, die een heerlijke dag voorspelt. De zon, zo lezen we even verder, ging hem op als hij door Pniël gegaan was. Wat een dag, voortgaande en lichtende tot de volle dag toe. De dag van vrije genade, de dag van Christus, in Wien het aangezicht des Heeren zijn schijnsel werpt over ons levenspad. Om in dat licht te wandelen. Het verloren leven, door genade gered, wordt ook door genade geleid.
Pniël. Daar pas werd ik gezegend, vertelt Jakob. Hij was als kind reeds op die zegen gesteld. Hij heeft er zijn broer van beroofd, en hem als een dief van zijn vader ontvangen. Was hij gezegend? Wel zeker, maar ... Ik denk dat Jakob in Pniël de zegen van Izaäk moest inleveren, om de zegen des Heeren te ontvangen, in de weg van de worsteling met God. De zegen werd toen uit genade ontvangen, niet door list en leugen ontwrongen. Toen eerst kreeg de zegen de ruimte, ze stroomde door Jakobs leven heen als een rivier. De Heere alleen werd geprezen, Jakob valt erbuiten, hij mag er evenwel in delen, zulke deelgenoten herkent u altijd aan de sterke roem, die Gods genade verheerlijkt,
Pniël. We herhalen de naam nog eens. Het lijkt net een spijker, stevig in de muur geslagen, waaraan we heel Jakobs levensgeschiedenis kunnen ophangen. Beperken wij ons echter en bedenken wij, dat in de nacht van Pniël, het beslissende uur van zijn leven sloeg. Vóór en na Pniël, dat maakt een groot verschil. Geen volstrekt verschil, alsof hier Jakobs bekering tot God zou vallen. Men kan geen enkele geschiedenis in dat kader persen, en doet aan de gegevens geweld, als men het toch wil. Veeleer mogen wij het zoeken in een voortgaande kennis van de naam des Heeren, en dan is duidelijk: Na Pniël kende Jakob de Heere nog op een heel andere wijze dan daar voor. Wij kunnen gerust van een keerpunt spreken. Jakob wordt een ander mens en alles wordt anders. Dat is natuurlijk sterk gesproken. Jakob een ander mens. Wij zijn geneigd daar een dik vraagteken bij te zetten. Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken, nietwaar. Jakobs leven is na Pniël nog lang niet voorbeeldig, hij valt telkens tegen. Ik weet het ook wel, zwijg maar stil. Loop echter niet aan Pniël voorbij, alsof daar niets gebeurd was.
Jakob draagt sindsdien de naam Israël.
Wie bent u eigenlijk? Jakob. Die naam stond ingevuld op zijn paspoort. Uw naam zal niet meer Jakob luiden maar Israël. God streept een naam door en vult er een andere voor in. En wat God doet kan niemand ongedaan maken, ook Jakob niet. Israël is geen verbeterde uitgave van Jakob. Daarvoor was de uitgave te bedorven, er viel niets te verbeteren. Het is een nieuwe naam, omdat hij in de ontmoeting met God een nieuw mens geworden is. God spreekt hem aan met de naam: Israël, God roept hem om in nieuwigheid des levens te wandelen. Dat kan niet zonder gevolgen blijven. De naam is een boom door de Heere geplant, aan de waterstroom van Zijn trouw, een boom die zijn vrucht geeft op zijn tijd. Jakob wat was Pniël voor u? Een grenspost een dieptepunt, een hoogtepunt, een keerpunt. Daar werd mijn leven opnieuw gestempeld. Ik kwam er als een ander mens vandaan.
Dat hoort u in deze dagen vaak zeggen. Goede vakantie gehad? Nou, ik ben gewoon een ander mens. Maar, zo wordt eraan toegevoegd: ik was ook schoon aan mijn eind. Die ervaring hebt u allen wel eens gemaakt, 's Avonds viel alles even zwaar en zag alles even grauw, 's Morgens na een verkwikkende rust, keek u heel anders tegen de dingen van de dag aan. U werd wakker als een ander mens. U werd geopereerd en dacht: als het maar geen... De spanning was niet te dragen, totdat de dokter u geruststelde. Nee, in geen geval. Een ander mens, zeiden uw man en uw kinderen. Geen wonder, u keek de nacht in, en mocht zich weer tot de dag keren. Dat is de ervaring van dat: schoon aan mijn eind en nu een ander mens. Maar dat, wat ik noemde, zijn tenslotte rimpelingen aan de oppervlakte van ons bestaan. Pniël grijpt dieper, omdat het op God betrokken is. Een ander mens worden we daar, waar Hij zich openbaart, en Zijn openbaring in een nieuwe naam wordt weerspiegeld!
Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel. Het oude is voorbijgegaan, ziet het is alles nieuw geworden. Pniël en Christus behoren bij elkaar. Het aangezicht Gods zien en léven, dat is Christus aanschouwen. Ik was schoon aan mijn eind, zegt Jakob, zijn heup doet pijn. Maar nu ben ik een ander mens, want ik werd in Pniël vernoemd naar de grote strijder Gods, die de zege behaald en de zegen betaalde: Israël. Ik was schoon aan mijn eind zegt Paulus, van zijn Pniël, op de weg naar Damascus. Saul. Saul. Ik leef, maar niet meer ik. Nu ben ik een ander mens: Christus leeft in mij.
Het andere dat is die Ander. Alleen in en uit Hem is het waar. Ik, Jakob, kan het niet waarmaken, maar Hij staat er voor in. Hij drukt Zijn stempel door de Heilige Geest op mijn leven. Nu is het nieuw, waarachtig, eeuwig nieuw. Wat wij te wachten, wat wij te duchten hebben, het licht van de openbaring Gods in Christus valt over ons levenspad. Het oude wil zich steeds laten gelden, maar het is verleden tijd. Het heeft zich overleefd, sinds ik aan mijzelf stierf. Wat ik leef, leef ik Gode.
En Jakob noemde de naam van de plaats Pniël. Daar was Hem de God van Bethel ontmoet, daar was de kennis van de God van Jakob uitgediept tot een kennis van de God Israëls. Het een verklaart het ander niet van onwaarde, maar neemt het op en diept het uit. De God van Bethel is de God van Pniël. En de God van Pniël blijft de God van Bethel, zodat Pniël op zijn beurt een huis Gods is, een poort des hemels.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1966
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1966
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's