Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse Leerregels

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk V. artikel 8 Alzo verkrijgen zij dan dit, niet door hun verdiensten of krachten, maar uit de genadige barmhartigheid Gods, dat zij noch ganselijk van het geloof en de genade uitvallen, noch tot het einde toe in de val blijven en verloren gaan. Hetwelk, zoveel hen aangaat, niet alleen lichtelijk zou kunnen geschieden, maar ook ongetwijfeld geschieden zou. Doch ten aanzien van God kan het ganselijk niet geschieden, terwijl noch Zijn raad veranderd, noch Zijn belofte gebroken, noch de roeping van Zijn voornemen herroepen, noch de verdienste, voorbidding en bewaring van Christus krachteloos gemaakt, noch de verzegeling des Heiligen Geestes verijdeld of vernietigd kan worden. 

Verzegelen.

Wij kennen wel de voorschriften, dat een of ander verzoekschrift op gezegeld papier gesteld moet zijn. Het lijkt dikwijls, dat deze eis alleen maar bedoelt de zaak duurder te maken. Maar wat bedoelt het echte verzegelen? Ik zou zeggen: het eigendom vastleggen, het eigendomsrecht, dat de bezitter van het bepaalde zegel op een bepaald iets heeft. Als ergens een zegel op aangebracht kan worden, kan dit door iemands zegelafdruk als zijn eigendom gekenmerkt worden. Sommigen onder ons zetten in hun boeken een stempelafdruk met hun naam en adres. Zo kenmerkt men iets als, eigendom. Dat werd vroeger nog wel meer gedaan dan vandaag, want men schrijft: ledere Babyloniër droeg naast zijn met de hand gesierde staf een zegel." Zo kan men op alles zijn zegel zetten: stoelen, kruiken, borden en een testament b.v. Heeft iemand een boek geschreven, dan kan hij daarvan een getuigenis in zijn boek zetten. Zo'n betuiging heette zegel. Natuurlijk kan men van deze mogelijkheid misbruik maken door het zegel van een ander te gebruiken of z'n eigen zegelafdruk op voorwerpen van anderen te plaatsen. Zo had ook de staat zijn zegel. Het zegel van de koning was bij wetten en besluiten een waarborg voor de echtheid. Wij zetten een handtekening. Macht en recht zijn beide aan het zegel verbonden. Wanneer het lot der joden ten tijde van koning Ahasveros zich gewend heeft, krijgen Esther en Mordechai van de koning een zegelring: Schrijft dan gij lieden voor de Joden, zoals het goed is in uw ogen, in des konings naam, en verzegelt het met des konings ring; want het schrift, dat in des konings naam geschreven is, en met des konings ring verzegeld is, is niet te wederroepen" (Esther 8:8). Het zegel maakt ook een brief b.v. gesloten. Een verzegelde brief kan men niet lezen: Daarom is ulieden alle gezicht geworden als de woorden van een verzegeld boek (brief), hetwelk men geeft aan één die lezen kan, zeggende: Lees toch dit." Maar hij zegt: Ik kan niet, want het is verzegeld" (Jes. 29 : 11). Door iets, b.v. een geldkist, te verzegelen, wordt deze onaantastbaar. Niemand mag er iets uithalen.

In Openbaring 7 : 3 worden de gelovigen op deze wijze onaantastbaar gemaakt; zij worden verzegeld, gekenmerkt als Gods bijzonder eigendom. De engel zegt: Beschadigt de aarde niet, noch de zee noch de bomen, totdat wij de dienstknechten onzes Gods zullen verzegeld hebben aan hun voorhoofden." Zo wordt ook van de kinderen Gods in 2 Cor. 1 : 22 gezegd dat zij verzegeld zijn en zo tot Gods onaantastbaar eigendom gemaakt. „Die ons ook heeft verzegeld en het onderpand des Geestes in onze harten gegeven."

De verzegeling door de Geest Gods.

We worden door deze en andere teksten er toe gebracht om het zegel, dat God gebruikt van naderbij te beschouwen. Niet alleen in 2 Cor. 1 : 22 wordt de Geest Gods en het zegel met elkaar in verbinding gebracht. Daar zijn ook de teksten uit Efeze 1 : 13, 14 en Efeze 4 : 30. „In welke gij ook, nadat gij geloofd hebt, verzegeld zijt geworden met de H. Geest der belofte. Die het onderpand is onzer erfenis, tot de verkregen verlossing, tot prijs zijner heerlijkheid." En ook: En bedroeft de Heilige Geest niet, door welke gij verzegeld zijt, tot de dag der verlossing." Wat is deze verzegeling? Waartoe strekt ze? Toch zeker om een bepaalde garantie te geven. Volgens Efeze 4 : 30 zijn de kinderen Gods verzegeld tot de dag der verlossing. Het bezit van de Heilige Geest geeft zekerheid, dat zij stand zullen houden tot op de dag van de wederkomst als de verlossing volkomen zal zijn.

Het is een zegel, dat er door God opgedrukt is. Zo is 't telkens in de Schrift. Denk maar aan Johannes 6:7: Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs die blijft tot in het eeuwige leven, welke de zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld." Dit laatste betekent: Op Hem heeft God de Vader Zijn zegel gedrukt." De Heere Jezus geeft een spijs waardoor men blijft. Wat of wie waarborgt ons, dat de Jezus van Nazareth en juist Hij alleen die zeer gezochte eeuwigheidsspijs geeft?

Daar heeft men immers van ouds naar gezocht, naar de spijs der onsterfelijkheid. Is Christus niet een nieuwe wereldleraar met nog weer eens een nieuwe godsdienst? Neen, Hij is de Beloofde, van Wie heel het Oude Testament spreekt en in Wie het volle en blijvende heil vastligt. God heeft Hem het zegel opgedrukt. Wanneer en waar? In de doop, toen de echtheid en de bevoegdheid van Zijn Messiasschap uitgesproken werd en de Vader sprak: „Deze is Mijn geliefde Zoon."

Wie verzekert ons nu, dat wij, als gelovigen, daar deel aan hebben? Dat doet de Heilige Geest. De Catechismus zegt ervan: „Dat Christus ons door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert" (Zondag 1). En dat „de Heilige Geest ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwiglijk blijve" (Zondag 20).

Hoe geschiedt nu dit verzegelen? In 2 Cor. 1 : 22 lezen we, dat God Zijn zegel op de gelovige christenen heeft gezet en de Geest tot onderpand gegeven. Zijn dit twee dingen? Inderdaad, er is zelfs van drie dingen sprake. Eerst lezen we van de zalving, dan van de verzegeling en vervolgens van de Geest Gods als onderpand. Is die zalving en dan ook de verzegeling niet de doop? Krijgt de mens op dat ogenblik niet het stempel? Zo wordt het door vele uitleggers verstaan. Zij wijzen dan op 't latere gebruik in de kerk om de doop als zegel aan te duiden. Het lijkt aannemelijk. Deze uitleggers zeggen dat de dopeling door de doop als eigendom van Christus „gestempeld" zou worden en onder Zijn bescherming gesteld. Dat zou begrepen zijn in de doopsformule: „Ik doop u in (tot) de naam van."

Deze verzegeling met de naam (die een teken van eigendom en bescherming is) zou dan samenvallen met de gave van de H. Geest, welke in de doop zou geschieden. De doop zou dan voor het eeuwige leven beslissend zijn, omdat de dopeling overgaat in het eigendom van Hem, op wiens naam de doophandeling plaats vindt. Wanneer dan bij de doop ook nog de gave van de H. Geest komt is er als 't ware een stuk opgemaakt in optima forma. Geen notaris zou het vaster kunnen maken.

Deze opvatting wordt echter niet door allen gedeeld. Vooraanstaande uitleggers menen, dat bij zalving en verzegeling rechtstreeks aan de gave van de Heilige Geest gedacht moet worden. Waar nu de zalving het eerst genoemd is van de drie, vragen we: Wat kan nu die zalving zijn? Ik antwoord: Een geestelijk handelen van God, dat van grote betekenis is. Ik wU het liefst denken aan de wedergeboorte. Wat is er noodzakelijker volgens het Woord des Heeren! Jezus sprak: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien."

Nu is de zalving iets, dat volgens het woord uit 2 Cor. 1 : 21 iedere gelovige deelachtig is geworden. Het uiterlijke zalven, waarvan in het Oude Testament veel gesproken werd, was een afbeelding van het verlenen van de gaven van de Heilige Geest. Hier is het geen uiterlijk zalven, doch het geven van de Vader zelf. In 1 Joh. 2 : 20-29 wordt de zalving, die alle kinderen Gods hebben ontvangen, in nauw verband gebracht met de kennis der waarheid. Zij hebben dus de verlichting van het verstand. Maar zij zijn ook in Christus, dus hun hart is overgebogen en het wantrouwen weggenomen. Beide zaken behoren tot de wedergeboorte. De zalving is een zaak, die éénmaal geschiedt. Dat volgt uit de werkwoordsvorm. Het bevestigen uit 2 Cor. 1 : 21 heeft daarentegen bij de voortduur plaats. Zij geschiedt o.a. door de eenmalige daad der zalving en door de verzegeling. In deze daad der zalving wordt de wedergeboorte geschonken en dus ook het geloof. Dit laatste vloeit immers uit de fontein der wedergeboorte. Als we nu hier Efeze 1 : 13 bij betrekken, zien we dat de verzegeling volgt op het tot het geloof gebracht zijn.

Er is dus een volgorde: wedergeboorte, geloof, verzegeling. Deze verzegeling is niet een daad der gelovigen, maar een daad Gods aan de gelovigen. Deze verzegeling bestaat in de gave van de Heilige Geest. God drukt zijn zegel op de gelovigen door hen de Heilige Geest te geven. Daardoor zijn wij gewaarmerkt als Zijn kinderen en erfgenamen.

Die gave des Geestes bedoelt zekerheid te geven. Wie de Geest van God heeft, ontving daarin een bewijs, dat hij van God is en op Gods genade, tot het einde toe, rekenen kan. De Heilige Geest is een onderpand. Nu Hij eenmaal begonnen is, gaat Hij zeker door.

De waarheid Gods is daarmee gemoeid. Wie dus de wedergeboorte heeft ontvangen en het geloof en de Heilige Geest is daardoor van een zegel voorzien, dat hij Gode toebehoort, gelijk het ook deze Geestes gave is, die als eersteling en onderpand van de erfenis kan gelden. Efeze 1 : 13 zegt, dat de gelovigen in Christus zijn. De oorzaak daarvan is, dat zij het woord der waarheid hebben ontvangen. Op grond daarvan hebben zij geloofd. Het is de Heilige Geest, die hen tot dit geloof heeft gebracht en die voortgaat met hen in de waarheid te leiden, te troosten en van het eeuwige leven te verzekeren.

Waardoor maakt de Heilige Geest zich bekend? Voor het antwoord op deze vraag zullen we moeten denken aan de woorden uit Mattheus 7: „aan hun vruchten zult gij ze kennen". Zo kent men ook de Heilige Geest aan de vruchten. Wat zijn de vruchten van de aanwezigheid des Geestes? Vernedering en nog eens vernedering. De Heere Jezus heeft een andere Trooster beloofd. Deze zou de wereld overtuigen. De praktijk leert, dat alleen Gods uitverkorenen tot deze overtuiging worden gebracht. De wereld buiten Christus weet van zonde, gerechtigheid noch oordeel. Daar lachen ze om, daar spotten ze mee.

Als er bedoeld zou zijn, dat de Geest Gods de onboetvaardige wereld, die nimmer tot het geloof komt, zou overtuigen, zouden we moeten zeggen, dat die belofte van de zending des Geestes dan nog onvervuld is. Maar in de ware kerk kan men de vruchten van de Geest vinden. Daar is verbrijzeling des harten, daar en daar alleen is vrees voor het oordeel en voor de rechtvaardigheid Gods. Die is er in toenemende mate. Want dit is van elk waar kind des Heeren te zeggen, dat de kennis der zonde bij hem niet afgesloten is, als de blijdschap des geloofs begint, maar veel meer toeneemt. Daarom heeft de geoefende christen meer mishagen aan zichzelf dan de eerst beginnende.

De Geest Gods is dus hieraan te kennen, dat Gods kinderen de zaligsprekingen inleven. Zij worden arm van geest, treurende, hongerend en dorstend, rein van hart, zachtmoedig in alles. Zij leren al meer zichzelf als verlaten kennen. Maar de Geest van Christus neemt het ook uit Christus. En zo worden zij ingeleid in de volkomenheid der genade, die in Christus Jezus is. Deze nu dragen het zegel, het stempel Gods. Zij zijn het eigendom van Christus en de verheerlijking van de Heiland, het hartelijke geloof in Hem is de mooiste vrucht, waaraan men de inwoning des Geestes kan kennen.

Tegenwoordig wil men wel eens zeggen, dat de kinderen Gods, door de gave van de Heilige Geest, een soort geestelijke geweldenaren worden. Zij worden dan groot in zichzelf. Dat is niet naar de Schrift. In de Schrift lezen we, dat God Zich een ellendig en arm volk doet overblijven. Dit volk echter, en ook dit is uit de Geest, vertrouwt op de Heere. God legt in het hart van elke uitverkorene een vast fundament. Dat fundament is Jezus Christus. De Geest Gods bepaalt de gelovige bij dit fundament. De vruchten van Gods Geest zijn: het waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid. Zo zijn de gelovigen gemerkt als het eigendom van Christus. Maar nu houd ik nog één vraag over. Hoe worden de gelovigen, in welke weg worden zij door het zegel tot de eigen zekerheid gebracht. Het zegel is wel goed, maar men moet het kunnen lezen en verstaan. Hoe gaat dat?

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's