Bijbel vertalen en Bijbelvertalingen
VII.
Met nog een enkel woord wil ik wat in de voorgaande artikelen betoogd is, onderstrepen. Ik verdedig daar, waarom ik de Statenvertaling gebruik voor de lezing, de Nieuwe Vertaling voor studie, zoals ik verscheidene andere vertalingen al lezende en studerende nasla.
Geen diskwalificatie van de N. Vertaling, wèl voorkeur voor de Statenvertaling.
Ook bij de vertaling van het Oude Testament moesten de vertalers soms een keuze doen uit meer dan één mogelijke overzetting en voor de niet-theoloog is het verre van eenvoudig te weten te komen waarom de vertaling soms geheel anders is, dan die van de Statenvertaling. Daar wreekt zich het gemis aan kanttekeningen, waar soms het betrekkelijke van een vertaling kon worden onderstreept of een andere als mogelijk voorgesteld. Deze artikelen bedoelen niet de Nieuwe Vertaling te diskwalificeren; ik verkies echter de Statenvertaling en geef die een hoger cijfer, en al schrijvende komt toch weer boven: en moet niet denken, dat er ook niet het één en ander op de Nieuwe Vertaling is aan te merken! Maar houdt er rekening mee, dat de moeilijkheden van een vertaling van het Oude Testament zeer groot zijn; dat moet ons altijd weer bescheiden en voorzichtig maken met onze kritiek, al betekent dat niet, dat wij nu alles aanvaarden, omdat een commissie van geleerden deze vertaling maakte. Wie b.v. een aantal vertalingen uit vroegere en latere tijd van Ps. 49 naast elkaar legt, waarbij men vooral ook kennis moet nemen van die van prof. de Groot (in aansluiting aan Volz) ziet vele en belangrijke verschillen. Soms ben ik erg dankbaar voor een vertaling, b.v. Ps. 73 : 24 is vertaald met: en daarna in heerlijkheid opnemen. Daartegenover vind ik hier en daar vertalingen onmogelijk te handhaven, b.v. Daniël 3 : 17, waar de Nieuwe Vertaling luidt: indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven en uit Uw macht, o koning, bevrijden. In de Hebreeuwse tekst wordt niet veronderstellenderwijze over Gods almacht gesproken! Integendeel, er staat: Hij is in staat hen te redden, dat staat vast. Op velerlei kleinigheden als aartsdromer inplaats van het oude meesterdromer, ga ik niet in, al vind ik de Nieuwe Vertaling onjuist. Ik wil één tekst nog bespreken.
Erfschuld of niet?
Het is mij niet duidelijk, waarom men met in Psalm 106 : 6 veranderd heeft. De Nieuwe Vertaling luidt: wij hebben gezondigd, evenzeer als onze vaderen; deze vertaling is beter, dan wat in een oudere uitgave stond: zowel als. Er zijn inderdaad verscheidene theologen, die met weergeven door: op dezelfde wijze, als, zoals zij, gelijk onze vaderen.
Ik geef de voorkeur aan met; zo heeft de Nieuwe Vertaling in Gen. 18 : 25: het zij verre van u aldus te handelen, den echtvaardige te doden met den goddeloze, zodat de rechtvaardige zou zijn gelijk de goddeloze. Een ander voorbeeld: e zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon Isaak niet erven. (Gen 21 : 10).
In de oude vertaling komt uit, dat het volk belijdt: De zonde van de vaderen is mijn zonde." Hier is een solidariteit in zonde en schuld, zoals dat ook b.v. in Ps. 79 : 8 wordt gevonden. De Statenvertaling leest hier: gedenkt ons de vorige misdaden niet. Deze vertaling is m.i. niet te handhaven, waarom ik verkies wat in de kanttekening ook genoemd wordt: de misdaden der vorigen, dat is onzer voorvaderen. Ik mag niet zeggen, dat dit element van erfzonde en erfschuld er opzettelijk is uitvertaald, maar in de nieuwe vertaling is deze tekst geen bewijsplaats van de leer der erfzonde. „Niet slechts de vloek van de zonde der vaderen, als het noodzakelijke gevolg rust op hen, maar de zonen erkennen ook hun deel hebben aan de zonde van de vaderen zelf; zij belijden zich medeschuldig." Dit mis ik in de nieuwe vertaling en het lijkt mij een verarming, op zijn zachtst gezegd.
Authentieke Bijbelverklaring?
Nu rijst de volgende vraag: “Wij moeten weten, waar wij aan toe zijn en waar wij ons aan houden moeten. Straks komt er weer een andere vertaling, hoe moet dat nu?" Hier is eigenlijk aan de orde de vraag naar de duidelijkheid van de Schrift, waaraan de reformatie altijd heeft vastgehouden. Men bedoelde niet te ontkennen, dat er moeilijk te verklaren teksten waren, maar men wilde sterk onderstrepen, dat de Schrift in zaken van geloof en leven duidelijk en klaar is. Daarom worden van David zalig gesproken, die dag en nacht Gods wil en Wet overdachten (Ps. 1 : 2). En de mensen van Berea werden geprezen, omdat zij dagelijks de Schriften onderzochten of deze dingen alzo waren (Hand. 17 : 11). In de Openbaring van Johannes 1 : 3 lezen wij: zalig is hij, die leest en zij, die horen de woorden dezer profetie en die bewaren hetgeen in dezelve geschreven is. Schrijvende over de vertaling is het probleem van de duidelijkheid der Schrift aan de orde. Er is een nauwe relatie tussen vertalen en verklaren. Als het er op aan komt kan men alleen vertalen wat men begrepen heeft. En daar zit één van de moeilijkheden ten opzichte van elke Bijbelvertaling.
Als iemand vraagt: wie garandeert mij, dat deze Bijbelvertaling de juiste is, dan hangt dit samen met de vraag wie maakt uit wat de juiste uitleg is. Van r.k. zijde wordt dan ook gezegd: daar heb je de zwakheid van het protestantisme, men kent geen onfeilbaar leergezag. Tenslotte is de kerk voor de r.k. de hoogste en onfeilbare uitlegger der Schrift. In de grond der zaak geldt dit ook van een Bijbelvertaling. Voor ons is de Schrift zijn eigen uitlegger of liever God die in de Schriften en door de Schriften spreekt. In de tweede brief van Petrus lezen wij over moeilijke passages in de brieven van Paulus. In welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf. (2 Petr. 3 : 15v.).
Dat men Paulus' woorden en brieven wel heeft verdraaid, blijkt o.a. in Rom. 3 : 8 en 2 Thess. 2 : 2. De apostel Petrus waarschuwt: laat u niet van de wijs brengen, want op een willekeurige wijze legt men de Schriften uit, doet haar geweld aan en verdraait die; ongeleerde — ongeleerd in de zin van: zij willen niets leren — en onstandvastige mensen worden meegesleept. Dit moet ons voorzichtig maken. Wij hebben verklaring van de Schrift nodig. Zoals de Kamerling in Hand. 8 om uitleg vraagt, zo hebben wij met elkaar te vragen de verlichting van de Heilige Geest, die alleen in al de waarheid leidt en die daarbij mensen in Zijn dienst neemt om te onderrichten en te onderzoeken. Van het gebed om geopende ogen des verstands is Ps. 119 vol: ontdek mijn ogen, dat ik aanschouw de wonderen Uwer Wet, d.i. van Uw Woord! En dan zeggen wij met de Hervormers: alleen door de Schrift, maar dan niet maar een gedeelte van het Woord, een stuk, dat ons ligt b.v. alleen de Bergrede of alleen de brief aan de Romeinen, maar het gehele Woord!
Bij de verklaring mag nooit de organische eenheid van de Schrift uit het oog worden verloren. Luther verklaarde elke tekst uit de Bijbel zoals hij als uitlegger van de gehele Bijbel kon verantwoorden. De ene tekst is nooit los van de andere en het boek Prediker b.v. mag niet geïsoleerd van het geheel der Schriften gelezen en uitgelegd worden; het boek staat niet los van de Psalmen b.v. Een oude gereformeerde regel voor de uitleg der Schriften is: men moet uitleggen naar de regel des geloofs (analogia fidei).
Utrecht H. Bout.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1966
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1966
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's