Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WEZEN EN SCHIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WEZEN EN SCHIJN

Het wondergeloof

8 minuten leestijd

Heid. Catech. vraag en antwoord 21. Vr. Wat is een waar geloof? Antw. Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennen, waardoor ik alles voor waarachtig houd wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, dat de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook aan mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en heil door God geschonken is uit louter genade, alleen vanwege Christus' verdienste. 

Het wondergeloof.

Op catechisatie krijgen we op de vraag wat eigenlijk het wondergeloof is, nogal eens als antwoord: dat er wonderen zijn. In het algemeen wordt dan eigenlijk niets anders bedoeld dan te zeggen, dat de Bijbel erkend wordt te zijn Gods Woord. Meer dus een getuigenis van het historisch geloof, dat de Bijbel voor waar houdt, hoewel het natuurlijk ook in het waar geloof kan gezegd worden (zie antwoord boven). Doch we zullen verstaan dat het bij het wondergeloof om iets anders gaat. Om het maar direct te formuleren: het is het vaste overtuigd zijn en vertrouwen van iemand, dat door hem of aan hem op een woord door een kracht Gods een wonder zal geschieden; zoiets wat naar de gewone loop der dingen niet mogelijk was en niet van schepselkrachten was te verwachten.

Letten we eerst op de gegevens der Schrift. De Bijbel spreekt veelvuldig van dit wondergeloof. We denken aan de wonderen die de profeten hebben verricht, vooral Elia en Eliza; dan vooral ook aan de wonderen die Jezus heeft verricht aan tal van zieken als tekenen van het Koninkrijk Gods; voorts ook de wonderen verricht door de apostelen.

Er is verschil tussen het wondergeloof van hem, die het wonder verricht, en het wondergeloof van hem, aan wie het verricht wordt. Beiden oefenen het wondergeloof, maar de één actief (handelend), de ander passief (ontvangend). Als b.v. Paulus te Lystra komt en daar het Evangelie verkondigt, ontmoet hij een man, onmachtig aan zijn voeten, kreupel van moeders lijf aan. Hij hoort Paulus prediken, en de apostel, zo lezen we, ziende dat deze man geloof had om gezond te worden, zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten. - Die man geloofde dus dat aan hem een wonder zou geschieden. Dat is het passieve wondergeloof. De apostel geloofde echter dat hij aan die man een wonder zou verrichten. Dat is dus het actieve wondergeloof.

We hebben dit wondergeloof ook weer degelijk te onderscheiden van het zaligmakend geloof. Wel is het een gave van de Heilige Geest, maar niet een zaligmakende. Vanzelf kan het met het zaligmakend geloof samengaan.Het kan echter ook op zichzelf zijn. Calvijn zegt er op 1 Kor. 13 : 1 het volgende van: het wondergeloof grijpt niet de gehele Christus aan, maar slechts zijn macht om wonderen te doen; derhalve kan het soms in de mens zijn, zonder de Geest der heiligmaking, gelijk het in Judas geweest is.

Het wondergeloof heeft dus slechts de almacht van Christus, niet de allesomvattende genade in Christus of de gehele Christus tot voorwerp. Bij degene die alleen het wondergeloof heeft, ontbreekt de hartveranderende genade, waardoor hij met lichaam en ziel aan Christus gebonden wordt. Het wondergeloof te bezitten zonder meer is te kort tot zaligheid. We denken aan de tien melaatsen die genezen werden. Als zij roepen: Jezus, Meester, ontferm U onzer, zegt Jezus tot hen: Gaat heen en vertoont u aan de priester. Zij gaan. Daaruit blijkt dat zij allen geloofden in de wonderkracht van Jezus, zelfs in Zijn wil om hen te genezen. Maar dan blijkt later dat er maar één van de tien wederkeerde, een Samaritaan; hij alleen viel neder aan de voeten van Jezus en verheerlijkt God. Deze had meer dan het wondergeloof alleen. Hier openbaart zich het levende zaligmakende geloof, dat de gehele Christus in de liefde aangrijpt. Jezus brengt dat in het antwoord tot deze man ook tot uitdrukking: Uw geloof heeft u behouden. Niet uw geloof als uw prestatie, maar uw geloof in onderscheid van dat van de anderen. En het gaat om de behoudenis, niet alleen van het lichaam, maar ook van de ziel, van de gehele persoon.

We denken ook nog aan hen, die naar Jezus' woord menen te kunnen ingaan in de zaligheid door hun wondergeloof, waar zij zeggen: Heere, Heere! Hebben wij niet in Uw naam geprofeteerd, en in Uw naam duivelen uitgeworpen, en in Uw naam veel krachten gedaan!?, maar die als antwoord krijgen: Ik heb u nooit gekend, ga weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt.

We kunnen tenslotte ook nog wijzen op Judas, die met de andere apostelen is uitgezonden om wonderen te verrichten, zieken te genezen enz. En hij heeft dat zeker ook gedaan, maar is daardoor niet behouden.

Zoals we reeds schreven kan het wondergeloof met het zaligmakend geloof samengaan. Zo zal het bij velen geweest zijn die door Jezus genezen zijn. B.v. bij de hoofdman van Kapemaüm, die smeekt om genezing van zijn knecht. Zo was het ook bij de apostelen, uitgezonderd Judas. Daarop doelt ook de apostel in 1 Kor. 12 : 9 : Want dezen wordt door de Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het geloof, door dezelfde Geest, en een ander de gave der gezondmakingen door dezelfde Geest. - Hier wordt gewezen op de onderscheidene gaven van de Heilige Geest aan de Kerk, en daaronder wordt ook het geloof genoemd. Het zaligmakend geloof kan niet zijn bedoeld, daar dat toch aan alle gelovigen deelachtig is. Daarom zal hier bedoeld zijn het wondergeloof.

Na het wondergeloof in zijn eigen aard en openbaring te hebben onderzocht, hebben we zeker uit het een en ander lering te trekken. Maar al te vaak toch wordt van dit wondergeloof iets heel bijzonder zaligmakends gemaakt. In bepaalde kringen komt iemand, die van bijzondere en opzienbarende gebeurtenissen, genezingen, enz. in zijn leven kan gewagen, die verhalen kan hoe hij in geloof tot die dingen werkzaam was, in een bijzondere reuk van diep-ingeleid-te-zijn.

Uit hetgeen we boven uiteen hebben gezet moet echter wel de vermaning ons tegenklinken, dat, als er verder niets is en we alleen dit op zak hebben, het te kort is tot zaligheid. Het mag dan wondergeloof zijn van het beste gehalte, maar het hart is onveranderd in zijn wortel, en men bedriegt zich, als men er op steunt tot zaligheid.

Al kunnen we de grootste wonderen verhalen - dat we door Gods genade uitgered zijn uit tijdelijke nood, dat we van een ongeneselijke kwaal zijn genezen, dat we van een verlamming zijn opgericht, dat we gezichten gezien en dromen gedroomd hebben - zo ons het  Wonder, Jezus Christus en Die gekruisigd, en onze rechtvaardiging in Hem, doordat we aan Hem hebben deel gekregen als onze Borg en Zaligmaker en alzo uit de dood overgegaan zijn in het leven, ons vreemd is, komen we met al onze wonderen nog om.

Hier hebben we de ware toetssteen der genade. En ook tot beoordeling van allerlei verschijnselen op het gebied van de gebedsgenezing en wat zo al zich voordoet bij de zogenaamde Pinkstergroepen. We ontkennen niet de mogelijkheid van al deze dingen, maar menen wel te moeten constateren dat ze niet op de juiste plaats vaak gelaten worden. Ze moeten zo menigmaal dienen tot kapstok der zaligheid, terwijl niets voor de dag komt van diepe zelfontdekking en verootmoediging, ook niet van een liefhebben van Gods deugden ten koste van eigen lieve ik. Ik wil hiermee niet zonder meer alles over één kam scheren, maar signaleer wel verschijnselen die mij het ergste doen vrezen voor velen wier roem wel hoog is, maar voor wie Rom. 7 blijkbaar een onverteerbare brok is (het hoofdstuk van de tweemens).

Hoe anders wordt het als we Christus kennende Gods verborgen omgang in verdiepende zelf-en Godskennis mogen beleven, en dan van Zijn wonderen mogen gewagen. Dan zijn ze niet de locomotief, maar de wagen die door de locomotief Christus getrokken worden. Alle wonderen in het leven van Gods kinderen moeten betrokken zijn op dit ene Wonder, Jezus Christus. Zijn naam is Wonderlijk. Hier is hèt Wonder: God geopenbaard in het vlees. In dat Wonder kussen elkander het recht en de liefde Gods. Alleen het wonder der bediening uit Hem, die het Wonder is, kan ons behouden. Zo komen we in verbinding met Hem, die het Wonder is, en worden we zelf tot een wonder, een teken van Zijn ontferming.

We hebben drie soorten geloof voorgesteld, die alle hun betekenis hebben, maar op hun plaats. Ze leggen geen van drieën zaligmakend beslag op de gehele mens tot in het diepst van zijn wezen. De ene richt zich meer op het verstand, de andere op de wil of het gevoel, of die beiden. Het ware geloof zetelt in de ziel met al haar functies, beheerst de gehele mens. Er komt een verlicht verstand, een overgebogen wil, een geheiligd gevoel. In de diepte van onze verlorenheid wordt afgedaald, en vanuit die diepte Christus als de vaste grond getekend door de Heilige Geest.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

WEZEN EN SCHIJN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's