Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PLAATS VAN HET H. AVONDMAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PLAATS VAN HET H. AVONDMAAL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

We willen nog even verder luisteren naar de oproep van Teellinck om het bevel des Heren: doet dat tot Mijne gedachtenis niet te verwaarlozen. Hij beantwoordt de tegenwerping van iemand, die zegt: ik veracht het H. Avondmaal niet; ik ga er niet aan uit hoogachting ervoor en omdat ik mij de eer niet waardig acht er aan deel te nemen; ik vrees het te misbruiken.

Teellinck’s antwoord is voor ons gevoel nogal kras. Hij spreekt de man of vrouw, die met deze tegenwerping komt, aan als „geveinsde", omdat alles wat wij nodig hebben om op waardige wijze te komen in het passende bruiloftskleed, ons in het Evangelie wordt aangewezen. Dat moest onze begeerte opwekken, zo zegt hij, om dat kleed te bezitten. En dat des te meer, omdat wij zonder dat bruiloftskleed, ongeschikt zullen zijn om aan de tafel Gods daarboven aan te zitten. En dan zegt Teellinck: eg eens oprecht: bidt gij wel ooit oprecht tot den Here, uw God? Ik vermoed, dat gij antwoorden zult dit dagelijks te doen. Maar hoe kunt gij uzelf waardig vinden om dien groten God elken dag moeilijk te vallen met uw gebeden (Lucas 18 : 5) en van Hem te begeren, wat gij gaarne bezitten zoudt; en kunt gij geen vrijmoedigheid vinden en uzelf niet waardig keuren om Zijn H. Avondmaal te gebruiken? Ja maar, zegt gij. God heeft mij bevolen Hem aan te roepen in den gebede. Ei lieve, merkt gij niet, dat God u — zo gij waarlijk een christen zijt, en daarvoor wilt gij u immers uitgeven? — evengoed bevolen heeft Zijn Avondmaal te houden? Spreekt Hij niet tot al Zijn christ-gelovigen: doet dat tot Mijne gedachtenis? ” Scheidt gij, zo redenerende en handelende, niet, wat God samenvoegde?

Nog een ander citaat uit Teellinck's boekje.

„Ja maar, zegt een ander, ik vrees niet alles te kunnen onderhouden, waartoe mij het Avondmaal verplicht." Teellinck antwoordt: niemand wordt door het H. Avondmaal verplicht tot enig ding, waartoe hij niet reeds door zijn christelijke Doop en door de algemene belijdenis Zijner christelijkheid gehouden is. Want daardoor is een ieder christenmens geroepen tot de onderhouding van al hetgeen de Here Christus bevolen heeft, gelijk Hij ons Zelve leert in Matth. 28 : 19. En het is niet anders dan een vond van den Satan en een geestelijke razernij, dat degenen, die niet ten Avondmaal gaan, ruimer en vrijer zouden staan tegenover de onderhouding van de geboden Gods, dan de anderen.

- Wat die onderhouding zelf betreft, moeten wij bovendien weten, dat het H. Avondmaal ons niet alleen een last oplegt, maar ons ook sterkt en helpt, om dien te dragen, naardien het ingesteld is, niet voor de volmaakten, maar voor de gebrekkigen (Lucas 14 : 21, en dezulken zijn wij, zo lang wij hier op aarde in het vlees leven, Rom. 7 : 14, 1 Cor. 13 : .9) om die te sterken tegen hun zonden en gebreken, gelijk wij hierna breder wensen aan te tonen.”

Ik ben nogal uitvoerig geweest in het citeren van deze „oude schrijver". Het is mij vooral er om te doen geweest te laten zien, dat zowel Calvijn als Teellinck het verband vasthielden tussen de omgang met God, zoals Hij in Zijn Woord tot ons komt èn zoals Hij dat doet in het Sacrament, dat alleen een zichtbare samenvatting is van de grote hoofdinhoud van dat Woord. Ook blijven zij de samenwerking handhaven tussen het toegaan tot de troon der genade (het gebed) en het toegaan tot de Dis der genade.

Dat Bijbelse verband tussen de leer der apostelen, de gemeenschap, de bekering des broods en de gebeden zijn wij al te zeer kwijt. Daardoor is het H. Avondmaal zo van zijn plaats geraakt en zo helemaal apart komen te staan.

Tenslotte, wanneer wij de Bijbel opslaan, komen we nergens dat apart-stellen van dit Sacrament tegen, zodat slechts enkelen daaraan zouden deelnemen.

Israël wordt wel bestraft, omdat het het Pascha verwaarloost. Maar wanneer onder Hizkia of Josia een reformatie intreedt, is de viering van het Paasfeest algemeen. Als Israël in goddeloosheid leeft en dan toch tot God wil naderen in Zijn tempel, krijgt het Gods afwijzing te horen: brengt niet langer tevergeefs offer (Psalm 50, Jesaja I). Maar deze afwijzing geldt dan ook de gehele levenshouding van het volk. „Ook wanneer gij het gebed vermenigvuldigt hoor Ik niet." Maar wanneer Israël met vreugde het Paasfeest viert, is er niet bij 90°/° of meer de houding: ik durf niet.

Toch heeft de Here Jezus aan de Paasdis het H. Avondmaal ingesteld. Het éne Sacrament was de voorbode van het andere. En nu ben ik mij bewust van de verschillen, door het schaduwachtige element, dat in het Pascha besloten was. Maar dat neemt niet weg, dat het de zichtbare prediking en bezegeling was van het Lam Gods, en dat het volk Israël, door geen ander geloof behouden werd als het volk Gods van de nieuwe dag.

Bij de inzetting van het H. Avondmaal heeft de Here Jezus tot de hele discipelkring, met al haar gebrek aan inzicht en met al Zijn inzicht in de gebrekkigheid en wankelmoedigheid Van haar geloof, gezegd: drinkt allen daaruit. Ook Petrus en ook Thomas.

In het Jeruzalem van Hand. 2 of in het Troas van Hand. 20 : 7 kunnen we ons niet voorstellen, dat bij de breking des broods een groot deel zich onthield van deze gemeenschap.

En het feit, dat in Corinthe de dienst der barmhartigheid één geheel vormde met de viering van het Sacrament, bewijst hoe algemeen de deelname hieraan was en hoezeer het H. Avondmaal, in plaats van geïsoleerd te staan, één geheel uitmaakt met de dienst des Woords, de bediening van de H. Doop en de dienst der gebeden.

Ik onderstreep deze saamhorigheid zo sterk, niet omdat ik zou begeren, dat er een soort geestelijke of liever ongeestelijke drijfjacht naar de Avondmaalstafel zou worden geopend. De kerk heeft haar geschiedenis gehad, waaruit allerlei dingen zich laten verklaren. Het is ook niet de bedoeling, dat we de zelfbeproeving van het Avondmaal zouden mogen of willen overslaan.

Maar het is ons er om te doen een bijdrage te leveren tot de plaatsbepaling van de Tafel des Heren in het organische geheel van het leven van het huisgezin des Heren; om te helpen rechttrekken hetgeen zozeer is scheefgetrokken; om het Avondmaal meer in direct verband te stellen met alles wat met het geloofsleven en de genademiddelen samenhangt en daardoor de gemeente ook werkzamer te maken met de opdracht des Heren om Zijn dood te gedenken.

RECTIFICATIE.

In het 4e artikel van ds. C. van der Wal over de Plaats van het H. Avondmaal in het nr. van 13 april, komen enkele storende fouten voor.

Op blz. 116, kolom 1, laatste alinea, wordt aangehaald de zgn. „leer der twaalf apostelen", d.i. de Didache, daterende uit het laatst van de 1ste eeuw of uit de 2de eeuw na Christus. Daarin ligt vanzelf niet een soort „kerkbode" voor ons, maar een soort „kerkorde”.

In de laatste zin van hetzelfde artikel moet „niet allen" zijn „niet alleen”.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE PLAATS VAN HET H. AVONDMAAL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's