Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TWEE TAFELEN VAN DE WET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TWEE TAFELEN VAN DE WET

Hoe tellen we de Tien Geboden?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

 Men is het er algemeen over eens, dat de Wet des Heren tien geboden telt. Over de wijze waarop men ze telt, bestaat er echter merkwaardig genoeg geen overeenstemming. De Joden zien in het opschrift „Ik ben de Here, uw God, die u uit Egypte, uit het diensthuis heb uitgeleid" het eerste gebod. Wat wij de geboden één en twee noemen, beschouwen zij als het tweede gebod. Zoals de lezers zullen weten, houden ook de Rooms-katholieken en Luthersen het eerste en het tweede gebod samen voor één gebod. Zij rekenen het opschrift echter niet voor een gebod en moeten er dus op een andere manier voor zorgen het tiental vol te krijgen. Daartoe splitsen zij wat wij het tiende gebod noemen, in tweeën.

Het volgende overzicht laat met één oogopslag zien, hoe de verschillende groepen de tien geboden tellen:

De samenvoeging van het eerste en tweede gebod is dus niet specifiek rooms-katholiek — de Joden vatten de geboden al zó samen. Men mag derhalve niet zeggen, dat de R.K. Kerk het eerste en tweede gebod samengevoegd heeft, omdat zij het verbod beelden te vereren zo veel mogelijk wilde verzachten. Luther volgde wat betreft de indeling van de wet de middeleeuwse kerk. De telling der geboden zoals die bij ons gebruikelijk is, verdient echter boven andere systemen de voorkeur.

Geboden of woorden?

Tegen de telling die de Joden voorstaan, kan men aanvoeren dat hetgeen wij het opschrift boven de wet noemen, geen gebod is. Hierop zou de Jood kunnen antwoorden dat de wet geen „geboden" bevat, doch „woorden". Inderdaad noemt de Heilige Schrift de Wet des Heren steeds „de tien woorden". „God schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de tien woorden"  Het niet-nederlandse woord „decaloog", dat dikwijls voor de Wet der Tien Geboden wordt gebruikt, betekent ook: de tien woorden. Als men maar niet, wanneer men de Wet des Heren aanduidt als „de tien woorden", denkt dat de Wet eigenlijk geen geboden, doch slechts woorden bevat. Om te beginnen duidt het begrip „woord" in het Hebreeuws nimmer alleen maar een verwaaiende klank aan, doch een „ding", een „zaak". Gods tien woorden hebben wel degelijk de kracht van geboden. Dat blijkt duidelijk uit de manier waarop Mozes de wetgeving aan het volk verhaalt: „En Hij maakte u het verbond bekend, dat Hij u gebood te houden, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen” 3).

Het opschrift is geen gebod.

De tien woorden hebben de betekenis van tien geboden. Daarom is het beter het opschrift niet als apart „woord" te tellen. Het opschrift is bijzonder zinvol, zoals we later nog zullen zien; het hoort eigenlijk bij al de geboden. Gods wet, die Hij aan het volk Israël gaf, komt voort uit de gunstbewijzen die Hij aan het volk had bewezen, n.l. de verlossing van de slavernij in Egypte. Dit heeft verstrekkende, theologische gevolgen voor de verhouding van Wet en Evangelie, zoals ook later nog wel zal blijken.

Het eerste en tweede gebod.

Hoewel het eerste en het tweede gebod beide betrekking hebben op de dienst en verering van God, is het toch niet gewenst ze tot één gebod samen te voegen. Er is een vrij diep verschil in strekking tussen de twee. Het eerste zegt ons wie wij moeten vereren en het tweede hoe wij onze godsdienst behoren uit te oefenen.

Het tiende gebod.

Wanneer men niet, zoals de Joden, het opschrift als een „woord" beschouwt en toch het eerste en tweede gebod samenvoegt, houdt men maar negen geboden over, terwijl de Schrift van tien geboden spreekt. Dat was de moeilijkheid voor de rooms-katholieke kerk. Zij heeft toen het laatste gebod in tweeën gesplitst. Bij haar luidt het negende gebod: „Gij zult niet begeren uws naasten vrouw". Wat er dan nog volgt, vormt het tiende gebod. Deze volgorde vinden we in de herhaling van de wet in het boek Deuteronomium. Luther heeft de volgorde aangehouden die de geboden in het boek Exodus hebben; bij hem luidt het negende gebod: „Gij zult niet begeren uws naasten huis". Hetgeen er dan nog volgt, vormt bij hem het tiende gebod.

Het is duidelijk, dat men op deze manier één „woord" in tweeën snijdt. Dit geven vele rooms-katholieken en luthersen thans zelf toe. Sommigen nemen eenvoudig de indeling aan, zoals wij die kennen. Men vat dan het woord over de dienst van de ware God en het woord over de beeldendienst als twee aparte geboden op. Dit heeft weer betekenis voor de verklaring van het tweede gebod, zoals we te zijner tijd hopen aan te tonen.

Waarom op „tafelen”?

Het woord „tafel" is niet erg duidelijk. Wij nemen het alleen over, doordat we eraan gewend zijn en vaak zon­ der ons van de betekenis rekenschap te geven. Tegenwoordig spreken wij van klei-tabletten, waarop men in spijkerschrift schreef. Het oude woord „tafel" duidt hetzelfde aan als 't woord „tablet". Het is de vertaling van een Hebreeuws woord °), dat „plaat van steen of hout" en ook „plank" kan betekenen. We moeten ons die stenen platen niet al te groot voorstellen. Mozes kon er twee tegelijk de berg op en af dragen en ze waren zo licht, dat ze in een houten kist (de ark) vervoerd konden worden.

Tafelen als indeling.

Vanouds heeft men de Wet der Tien Geboden in twee delen verdeeld. Deze indeling berust op het tweetal tafelen. Ook de Heidelbergse Catechismus beweert dat de eerste tafel leert hoe we ons jegens God moeten houden en de andere wat wij onze naasten schuldig zijn. Wij weten evenwel niet welke geboden er op de eerste en welke op de tweede tafel hebben gestaan. Wat neemt men gemakkelijk een onbewijsbare stelling van geslacht op geslacht over, zonder zich kritisch af te vragen of ze gegrond is. Natuurlijk is dat in dit geval niet erg. Het gaat immers maar om een kleinigheid. Toch is het goed erop te letten. Wij moeten leren bedachtzaam te beoordelen wat als vanzelfsprekend wordt aangediend, ja juist dàt.

Wel een indeling in tweeën?

De indeling van de wet in twee onderdelen steunt niet alleen op het tweetal tafelen waarvan de Heilige Schrift melding maakt. We vinden haar ook in de hoofdsom van de Wet, zoals de Here Jezus Christus ons die heeft geleerd. Het eerste „gebod" van de wet eist liefde tot God, het tweede liefde tot de naaste. Zo wordt de hoofdsom ook weergegeven in vraag en antwoord 4 van de Heidelbergse Catechismus.

Inmiddels is het de vraag of het juist is de Wet der Tien Geboden in tweeën te delen. Een driedeling lijkt mij beter. Deze ontdekken wij ook in de hoofdsom van de wet zoals die in de Evangeliën is omschreven. Er is sprake van liefde tot God, liefde tot de naaste en liefde tot onszelf. De geboden één tot en met vier hebben betrekking op de liefde tot God, de geboden vijf tot en met negen op de liefde tot de naaste en het tiende gebod op de verhouding waarin de mens tot zichzelf staat.

Bij de behandeling van het tiende gebod zal het te zijner tijd blijken, dat vele uitleggers het als een herhaling van het verbod van diefstal of echtbreuk behandelen. Hiertoe komt men licht, wanneer men niet doorziet dat het een voorschrift is om de verhouding van de mens tot zichzelf te ordenen. Doch laten we niet op de bespreking van de geboden vooruit lopen. Hetgeen gezegd werd, is voorlopig voldoende om de indeling van de Wet in drieën te rechtvaardigen; later zal deze kwestie breedvoeriger worden besproken. In elk geval moet de indeling van de Wet onafhankelijk zijn van de twee tafelen waarop de woorden waren geschreven.

Intussen weerspiegelt de indeling van de wet in liefde tot God en liefde tot de naaste (benevens liefde tot onszelf) de grondslag van de gehele godsdienst. Niet slechts 4e verhouding van ons tot onszelf en onze naaste, doch allereerst die van ons tot God wordt in de Wet geregeld. Doch dit willen wij een volgende keer bespreken. We betreden daarmede een uitermate actueel terrein.

Samenvatting.

Wij vatten het behandelde samen:

1) De geboden één en twee moeten niet tot één gebod worden samengevoegd, zoals de rooms-katholieke en de lutherse kerk doen.

2) Het tiende gebod vormt één geheel en moet niet worden opgelost in twee geboden.

3) De tafelen waarop de wet was geschreven, waren rechthoekige, platte stenen van bescheiden afmetingen.

4) De indeling van de wet in twee tafelen is zeer willekeurig.

5) Het tiende gebod heeft betrekking op de verhouding waarin de mens tot zichzelf staat.

  Opmerkingen worden gaarne ingewacht op het adres: Mathenesserlaan 244c te Rotterdam.

1) Ex. 34 : 28; zie verder Deut. 4 : 13; 10 : 4.

2) Deca = tien; logos = woord. In het woord decaloog valt de klemtoon op de laatste lettergreep.

3) Deut. 4 : 13.

4) Deut. 5 : 21. Over de verschillen tussen de wet in Ex. 20 en Deut. 5 moeten we later nog spreken.

5) luwah wordt ook gebruikt voor een plank in het altaar (Ex. 27:8), in een schip (Ez. 27 : 5), een deur (Hoogl. 8 : 9) en de metalen platen onderaan Salomo's wasbekkens (1 Kon. 7:36). Op al deze voorwerpen kon iets worden gegraveerd of geschreven. Het Griekse woord plax dat in het Nieuwe Testament de wetstafelen aanduidt, betekent een platte steen.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE TWEE TAFELEN VAN DE WET

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's