Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEZAG EN VRIJHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEZAG EN VRIJHEID

Gezag en macht

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV

Gezag en macht.

De ontwikkeling van de democratie heeft ongetwijfeld geleid tot een crisis van het gezag. Wanneer belangen die aan elkaar tegenstrijdig zijn binnen de samenleving om het hardst om voorrang strijden is een zekere machteloosheid onvermijdelijk. Het meest ingrijpende is echter wel dat in het openbare leven een tendens aanwijsbaar is om officiële gezagsinstanties af te wijzen onder 't motief dat democratisch recht leiden moet tot gelijke rechten voor allen. De moderne mens van nu, zich bewust van een vermeende mondigheid, is hoe langer hoe minder geneigd om te buigen onder het gezag van anderen. Dit blijkt uit het openlijk verzet dat door groepen binnen de samenleving geboden wordt tegen de overheid. Dit blijkt ook uit de toenemende drang tot medezeggenschap van de werknemer binnen de samenleving. De moderne mens heeft de neiging om gezag van bovenaf af te wijzen omdat hijzelf door een zekere opvoeding tot zelfstandigheid het patroon van de samenleving mee wil bepalen.

Nu heeft dit alles ook historisch gegroeide wortels. In het verleden is gezag vaak al te zeer vervangen door macht. Wie met name de geschiedenis van de vorige eeuw nagaat ontdekt dat gezagsinstanties, van hoog tot laag, vaak machtsblokken zijn geweest. De arbeider werd uitgebuit door een zich superieur wanende werkgever. Het gezag werd vaak misbruikt. Het diende niet tot begrenzing van individuele vrijheden maar tot beknotting ervan. Het verkeerd gerichte gezag diende niet tot harmonisering van de samenleving maar tot knechting. Dat het evangelie zulk een functioneren van het gezag uitdrukkelijk afwijst is duidelijk uit de brief van de apostel Jacobus, waarin gezegd wordt: „Zie het loon der werklieden die uw landen gemaaid hebben, hetwelk door u verkort is, roept; en het geschrei dergenen die geoogst hebben is gekomen tot in de oren van de Heere Zebaoth.

Bovendien zegt Romeinen 13 waarin de overheden als dienaren Gods worden gezien — en ik dacht dat dit niet alleen oor de overheden in groter verband geldt maar ook voor die in kleiner verband van gezin en bedrijf — dat zij dienaren van God zijn u ten goede. Het gezag dient tot heil van de mens en niet tot zijn uitbuiting. Gesteld kan dan ook worden dat waar het gezag tot macht verwordt, geen sprake meer is van het dienen der samenleving. Dan kan het gezag ook niet leiden tot gehoorzaamheid maar slechts tot slaafse onderworpenheid. In dit licht bezien is het ook geen wonder dat de samenleving dan rijp gemaakt wordt voor de revolutie. De onderdanen weten niet eens wat echt gezag is omdat ze slechts kennis hebben gemaakt met macht. Het gezag dient uiteindelijk de gerechtigheid terwijl macht het begeleidende verschijnsel is wanneer het recht struikelt op de straten.

Functionering van het gezag.

Het echte gezag heeft twee kanten. Bijbels gezien berust het gezag allereerst op een rechtsgrond. Een ambtsdrager heeft bij voorbaat ambtelijk gezag. Hij heeft zijn ambt namelijk niet van zichzelf maar hij heeft het gekregen. Dat geldt zowel voor kerkelijke als voor wereldlijke ambten. En als zodanig is alle gezag geworteld in God die dan ook de normen bepaalt. Daarom kan in 1 Petrus 5 : 3 ook worden gezegd dat de jongeren de ouden onderdanig dienen te zijn. Maar naast dit alles heeft het gezag ook een zedelijke kant. Het is niet voldoende als iemand gezag heeft bij voorbaat, hij moet zijn gezag ook waar maken. En dan is onmiskenbaar dat de waarde van het gezag in directe mate te maken heeft met de persoon die het uitoefent. Het zou in dit opzicht niet moeilijk zijn om een aantal figuren te noemen die door hun persoonlijk optreden bij de mensen gezag inboezemden, overigens op het gevaar af dat hun uitspraken en handelingen niet meer kritisch werden getoetst, maar reeds bij voorbaat een zekere onfeilbaarheid genoten. Met het gevaar ook dat hun gezagspositie toch uitgroeide tot een machtspositie omdat zij langzaam maar zeker een soort superioriteitsgevoel kregen waardoor een apodyctisch optreden voor de hand lag. De overschatting van het zedelijk karakter van het gezag heeft overigens nog een andere bedenkelijke kant. Meermalen is het voorgekomen dat mensen die hun leider blindelings volgden om diens persoonlijke kwaliteiten en overwicht in een vacuüm terecht kwamen wanneer de brave man een misstap beging of een radicale omschakeling in zijn denken doormaakte. Hier moet dan ook bij gezegd worden dat mensen die hun leider blindelings volgen toch ook nog niet direct het gezag op zichzelf gehoorzamen. Willoos volgen is nog iets anders dan gehoorzamen.

Inmiddels geeft onze tijd het beeld te zien dat het gezag toch meer wordt beoordeeld naar de functionering ervan dan naar haar rechtsgrond. De echte persoonsverheerlijking ligt de mens van 1967 misschien niet meer zo. Maar velen zijn toch nog wel bereid het gezag te aanvaarden wanneer de zedelijke kant ervan functioneert, of liever wanneer de gezagsdragers hun denkbeelden onderschrijven en er zich voor willen inzetten. Terwijl ze wanneer het gezag niet naar hun instemming functioneert openlijk de gezagsdragers verguizen. De manier waarop veel leiders vaak aan kritiek 'bloot staan is buiten elke orde. En dat in dit opzicht de communicatiemedia een verantwoordelijke functie hebben is dacht ik buiten kijf.

Inmiddels is het van eminent belang dat de juridische kant van het gezag en de zedelijke kant ervan hand in hand gaan. Het gezag kan immers nooit de gerechtigheid en het welzijn van de samenleving dienen als de zedelijke kant ervan niet tot zijn recht komt. Een ambtsdrager die handelt in strijd met zijn roeping gooit zijn ambt te grabbel. En iemand die wind zaait moet er op rekenen dat hij storm oogsten zal. Want de juridische kant van het gezag zal alleen nooit een waarborg zijn dat het gezag ook inderdaad gehoorzaamd wordt. Daarom is ook van zo eminent belang met welk doel bepaalde beslissingen door gezagsdragers genomen worden. Als daarbij voorop staat het belang dergenen over wie gezag wordt uitgeoefend zal het gezag op de juiste wijze functioneren. Maar als eigen ambities worden gediend (b.v. in de politiek), als eigen gewin wordt bedoeld ten koste van de ander (b.v. in het bedrijf), als eigen gemak wordt gezocht (b.v. in het gezin), of als een eigen geestelijk aureool wordt gekoesterd (b.v. in de kerk), dan wordt in feite het gezag gedevalueerd, al zal de rechtsgrond van het gezag blijven bestaan.

Maar ondanks alle nadruk die gelegd dient te worden op de zedelijke kant van het gezag, juist in onze tijd is het van eminent belang om de rechtsgrond er van uitdrukkelijk te beklemtonen.

Want er moet ook op gewezen worden dat de rechtsgrond van het gezag het nemen van tuchtmaatregelen insluit, al is het alleen al om de gerechtigheid te garanderen. De anarchistische tendensen binnen de samenleving, zoals die de laatste jaren in o.a. Amsterdam te signaleren waren, kunnen niet de bodem worden ingedrukt door de zedelijke kant van het gezag te benadrukken. Dan mag met name van de overheid verwacht worden dat zij aan haar roeping gestalte geeft door het zwaard te hanteren en straf te oefenen. Wanneer die kant van het gezag zou wegvallen wordt de samenleving aan de chaos prijsgegeven. Art. 36 van onze N.G.B. zegt hier terecht van: „Wij geloven dat onze goede God uit oorzaak der verdorvenheid des menselijken geslachts koningen, prinsen en overheden verordend heeft; willende dat de wereld geregeerd wordt door wetten en politiën, opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie toega onder de mensen. Tot dat einde heeft hij de overheid het zwaard in handen gegeven tot straf der bozen en bescherming der vromen". Artikel 36 rekent meer met de zondigheid van de mens dan met zijn mondigheid. Hier klinken de echte theocratische tonen door. Het zou dan ook een betreurenswaardige zaak zijn wanneer het gelijkschakelingsproces zich zou doorzetten met een zodanige democratisering dat gezaghebbende instanties steeds meer zouden worden uitgeschakeld. Want moge dan in het verleden gezag teveel met macht vereenzelvigd zijn, momenteel dreigt het gevaar dat het gezag door macht overheerst gaat worden, d.w.z. door machten van buiten af.

Maar ten diepste zal alleen het geestelijk gefundeerde en zedelijk functionerende gezag de diepste sporen trekken binnen de samenleving. Wat dit betreft heeft juist de kerk een dure roeping, omdat alleen in de kerk de geestelijke aard van het gezag ten volle aan de orde komt. De kerk heeft immers in het geheel geen machtsmiddelen — tenminste als zij handelt overeenkomstig haar roeping. Zij alleen heeft er weet van dat echte gehoorzaamheid alleen functioneert wanneer het gezag geestelijk wordt uitgeoefend. Ambtsdragers zijn geen managers, al schijnt dat zo langzamerhand wel gemeengoed te worden om het kerkelijk bedrijf zo goed mogelijk te laten marchanderen.

Het Woord en het volk.

In ieder geval zal de samenleving er ten hoogste bij gebaat zijn wanneer het Woord in al zijn volheid, ook ten aanzien van het gezag, binnen onze samenleving mag worden uitgedragen door een kerk die zelf in eerbiedige gehoorzaamheid luisteren wil naar het Woord; die zelf onder het gezag daarvan buigt en de gemeenteleden opvoedt tot waarachtige gehoorzaamheid aan Gods geboden en inzettingen ook in staatkundig opzicht. Opdat een protest moge opklinken tegen de nu meestal kritiekloos aanvaarde tijdgeest.

Wat dit betreft is het nog goed erop te wijzen dat de Reformatie aan het volk de bijbel in handen gegeven heeft. Zij heeft in dit opzicht de mondigheid van de mens — als dat woord dan toch eens gebruikt mag worden — wel zo hoog gewaardeerd dat zij dit in alle ernst aandurfde, in tegenstelling tot Rome die het Woord alleen veilig achtte onder de stolp van de uitleg der kerk. Het gevolg was dan ook dat het Woord leefde bij het volk, zodat Evenhuis schrijven kan dat in de tijd van de geschillen met de Remonstranten de Predestinatie een zaak was waarover door het gewone volk werd meegedacht en meegesproken.

Momenteel kan wel eens de gedachte rijzen dat wat de Reformatie ons na lange worsteling weer geschonken heeft, n.l. het volle Woord Gods, ons weer door moderne theologen ontnomen wordt, omdat de Schrift alleen gelezen kan worden door een speciale bril. Het is wonderbaarlijk hoe moderne theologen althans in staat zijn de Schrift het tegendeel te laten zeggen van wat er werkelijk lijkt te staan. Zo bezien is het geen wonder dat de Schrift onder het volk niet leeft, al is hier uiteraard niet alles mee gezegd. Maar als de Schrift niet leeft onder het volk zal een christelijk patroon van de samenleving slechts een hersenschim zijn, alle herderlijke boodschappen ten spijt.

Te wensen ware dat een Reformatie van de kerk een reformatie van ons volksleven zou mogen inluiden, opdat gezag en vrijheid functioneren mogen zoals dat in de Schrift wordt aangegeven.

Huizen J. v. d. Graaf

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

GEZAG EN VRIJHEID

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's