Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat zegt de Heilige Schrift over zichzelf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat zegt de Heilige Schrift over zichzelf

UITGANGSPUNTEN.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

Wat zegt de Heilige Schrift over zichzelf? Met deze vraag besloten wij het tweede artikel over: Waartoe het Oude Testament?

In: „De Heilige Schrift", deel H blz. 10 merkt prof. Berkouwer op, dat de kerk in haar belijdenis van het: Alzo spreekt de Heere, deze belijdenis betuigt in en door de omgang met deze Schrift. Hij gaat dan verder en wijst erop, dat deze belijdenis der kerk niet een belijdenis is, die aan de prediking en aan de omgang met de Schrift voorafgaat als een nog lege en formele binding aan de Heilige Schrift.

Wanneer ik prof. Berkouwer goed begrijp, wil hij waarschuwen voor het gevaar van een verstandelijke opbouw van welke inspiratie-theorie ook met behulp van Bijbelteksten zonder de persoonlijke levende omgang met de Schrift.

Deze waarschuwing mogen wij ter harte nemen, zodra wij ons gaan verdiepen in de vraag: Wat zegt de Schrift over zichzelf? Het gevaar is levensgroot, dat wij de Schriften benaderen zonder de inleving van haar wonderlijke aard, inhoud en doel, zonder de schroom, de eerbied en het ontzag, die wij de woorden Gods verschuldigd zijn.

Wie het terrein van de openbaring Gods betreedt, die trekke de schoenen van de voeten, verloochene alle eigenwijsheid, legge alle vooringenomenheid af en worde een leerling, die zich laat onderwijzen.

Dit is intussen geen kleine zaak. Want hoeveel brillen, die een vertekening geven van de inhoud der Schrift, dragen wij niet? Wie zal van zijn eigen onbevooroordeeld zijn hoog opgeven zonder dat hij voortdurend in het Woord, in Christus, in de Heilige Geest leeft en door dit Woord doorlicht wordt, tot op de bodem van zijn hart? En wie zal zijn eigen hart doorgronden zonder voortdurend te bidden: Reinig mij van mijn verborgen afdwalingen?

Geldt het niet van elk mens, dat hij hijzelf (I) alle gedachten en overleggingen als even zovele bolwerken moet prijsgeven in gehoorzaamheid aan Christus?

Geldt dit van elk mens, dan geldt dit van theologen in dubbele mate. De zegen van de theologie is onschatbaar in zoverre zij zich als een spons geheel volzuigt uit de fonteinen van de Schrift, maar de vloek van de theologie is onvoorzienbaar, wanneer zij in haar verwatenheid over de Schrift gaat heersen en de bronnen des heils in plaats van te openen, toestopt voor de gemeente en voor haar zelf.

Wij kunnen op deze wijze uit de Schrift — om een gevleugeld woord te gebruiken — klare wijn èn klaar venijn puren. Op dit gezegde komen wij later terug.

Dit alles moge voldoende zijn voor u en mijzelf ervan te doordringen hoe diep wij afhankelijk zijn van de wederbarende en verlichtende werking van de Heilige Geest om de Schrift, waarvan de Geest de auteur is, te verstaan. Dit dient bij u en mij maar niet een gelegenheidsopmerking te zijn, maar een uiting van diepe nood, die ons uitdrijft tot God. Naar het woord van de Catechismus wil God Zijn Heilige Geest alleen aan diegenen geven, die Hem met hartelijk zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken.

Wij mogen elkander toch wel opscherpen in de liefde èn in de voorbede? Zou het verval in de „leer" der Schrift niet ten nauwste kunnen samenhangen met het verval in het „leven" naar de Schrift?

Het bezig zijn met het zelfgetuigenis van de Schrift kan alleen door het geloof gebeuren. Daarin heeft prof. Berkouwer volkomen gelijk.

Wanneer hij dit zelfgetuigenis der Schrift geen op zichzelf staand „bewijs" voor het goddelijk gezag der waarheid noemt, dat als het ware aan het geloof in de boodschap der Heilige Schrift vooraf gaat, zijn wij geneigd te vragen: Wie beweert dit? Helaas, er zijn mensen geweest, en misschien zijn zij er nog, die hun kinderen inprent(t)en: Eerst moet je geloven, dat de Heilige Schrift Gods Woord is en dan ga ik je uit de inhoud vertellen. Dat dit een dwaze methode is, behoeft geen betoog.

Eveneens is kritiek mogelijk op de naïeve catechisatiemethode die A. Kuyper (Encycl. II, pag. 383) bestrijdt. Kuyper aarzelt niet de methode om de inspiratie van de Heilige Schrift door aanhaling van 2 Tim. 3 : 16 of 2 Petr. 1 : 21 te bewijzen als een cirkelredenering af te wijzen. Hij zegt, dat deze methode niet afkomstig is van de gereformeerde theologen. Wel — zo laat hij er op volgen — beriepen de gereformeerde theologen zich op deze en soortgelijke plaatsen, welke opvatting van de inspiratie de Heilige Schrift zelve ons gaf.

Berkouwer haalt deze plaats van A. Kuyper aan. Het grote verschil is echter, dat Kuyper uitvoerig de Schrift onderzoekt op haar zelfgetuigenis, terwijl Berkouwer dit in enkele bladzijden afwerkt en andere Schriftplaatsen (o.a. Jezus' woorden tegenover de satan in de woestijn) temidden van allerlei probleemstellingen behandelt.

Ditzelfde verschil is op te merken met Bavinck. Ook Bavinck gaat een menigte Schriftplaatsen na en komt dan tot een leer der Schrift over zichzelf. Bavinck getuigt: De Heilige Schrift heeft een leer over zichzelf. Daarbij kan Bavinck niet verdacht worden, dat hij dit zelfgetuigenis formeel of formalistisch aan het geloof laat voorafgaan zonder van de inhoud van de Schrift kennis genomen te hebben. Dat leert hij wel anders (G.D. I, §21).

Deze opmerking heeft niet de bedoeling kruimelkritiek te leveren op het grote werk van Berkouwer, maar om het verschil in benadering van de Schrift bloot te leggen. Dit is geen klein, maar een-groot verschil, dat de gehele opzet van het werk van Berkouwer kenmerkt. Een verschillend uitgangspunt geeft een verschil in opzet en benadering. Wie van de crisissituatie van deze tijd uitgaat (Berkouwer) staat ergens anders dan wie van het zelfgetuigenis van de Schrift uitgaat (Bavinck).

Natuurlijk doe ik in deze scherpe tegenstelling èn Berkouwer èn Bavinck enig onrecht. Berkouwer weet van: Alzo spreekt de Heere, en Bavinck weet van de confrontatie met de vragen van zijn tijd. Maar dit doet niets af van het bovengenoemd verschil in opzet, dat op meerdere plaatsen in beider werken zichtbaar wordt.

Nu wij het toch over uitgangspunten hebben, zien wij ook naar ‘Klare Wijn'. Op blz. 84 wordt gezegd, dat het lezen van de Schrift met een nadrukkelijke inspiratieleer als uitgangspunt doet denken aan een autotocht met vastgezet stuur. Ongelukken kunnen dan niet uitblijven (Galileï 1633, Assen 1926).

Eveneens wordt op blz. 86 geschreven, dat als uitgangspunt, om het goddelijk gezag van de bijbel van tevoren veilig te stellen, het inspiratiebegrip, naar het inzicht van de schrijvers van „Klare Wijn", beslist onbruikbaar is.

Met veel uit deze opmerkingen kunnen wij instemmen. Het kwalijke van „Klare Wijn" is echter, dat al deze opmerkingen gemaakt worden voordat de Bijbel zelf aan het woord komt en allerlei sleutelgeheimen tot het recht verstaan van de Heilige Schrift ons onthuld worden. Dan rijst opnieuw de vraag: Waar halen de schrijvers de wijsheid vandaan in hoofdstuk I en II, voordat zij de toegangen tot de bijbel zelf hebben ontsloten in hoofdstuk III?

De bijbel moet voor zichzelf spreken, zo lezen wij (blz. 77-90), maar waarom luistert men niet eerst naar het zelf getuigenis van de Schrift? Het is toch beter, dat wij vanuit het getuigenis der Schrift over zichzelf in de moeilijkheden en aanvechtingen komen, dan omgekeerd?

Kortom het gaat om het luisteren naar de stem Gods in de Schrift.

Daarbij gaat het er niet om het stuur van tevoren vast te zetten, maar om in het spoor van Mozes en de profeten en van Jezus en de apostelen te gaan. Dan hebben wij geen vastgezet stuur en zijn ook niet stuurloos, maar gaan wij in Gods spoor. Dan gaan wij veilig.

Daarbij mag opgemerkt worden, dat het ons niet gaat om een nadrukkelijke inspiratieleer, maar om het getuigenis van de Schrift over zichzelf. In de tweede plaats, dat het niet gaat over een inspiratiegeloof, maar over het ware karakter van de Schrift.

Wij nemen ons uitgangspunt dus niet in het crisisgevoel van deze tijd, ook niet in een of andere handigheid om het goddelijk gezag van tevoren veilig te stellen, ook niet in één of andere inspiratietheorie, maar in het getuigenis van de Schrift over zichzelf, dat is het getuigenis van Mozes en de profeten, van Christus en de apostelen.

Aan alle dingen heb ik een einde gevonden, maar uw getuigenis is zeer wijd, zegt de Psalmist. Dat wij de betrekkelijkheid en de beperktheid van menselijke meningen maar steeds meer mogen zien en de wijdheid en de uitgestrektheid van Gods getuigenis tot onze verbazing gedurig meer ontdekken.

Katwijk aan Zee   G.Boer

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Wat zegt de Heilige Schrift over zichzelf

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's