Wat zegt de Heilige Schrift over zichzelf (III)
Vele malen en op vele wijzen.
Vele malen en op vele wijzen.
In het laatste artikel schreven wij over het spreken Gods, voornamelijk uit Gen. 1 : 3.
Hebr. 1 : 1 leert ons, dat God vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken heeft door de profeten en dat Hij tot ons in het laatst der dagen gesproken heeft in en door de Zoon.
Daarmee hebben wij de geschiedenis van 't spreken Gods voor ons. Menigeen spreekt van de geschiedenis der godsopenbaring. Dat spreken van Gods kant openbaren is, zetten wij de vorige maal uiteen. Het openbaren blijft niet tot het spreken beperkt, (vele wijzen) hoewel het spreken in de openbaring van God een voorname plaats inneemt.
Dit blijkt wel uit de roeping van de profeten Mozes, Samuel, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Amos. Zij zijn door God geroepen. Soms wilden zij niet, maar de Heere is hen te sterk geworden en heeft hen overwonnen, zodat zij heengingen. De roeping tot en de taak van de profeet bestaat hierin, dat hij de woorden van God overbrengt aan het volk. Het zijn de boodschappers van God aan het volk. Zij zijn geen automaten, maar mensen aan wie een blik gegund wordt in de raad en de werkplaats van God.
Zij geven commentaar op de geschiedenis tussen God en Zijn volk. Zij ontvangen licht over de daden Gods in het verleden, het heden en de toekomst. Het volk Israël was er rotsvast van overtuigd, dat de profeten gezanten van God waren en door Hem verwekt en gezonden waren.
Daarvan zijn de profeten zelf ook diep onder de indruk. De Heere heeft tot hen gesproken en zij hebben deze openbaring van Hem gekregen.
Tot Mozes zegt God: e HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, Izak en Jacob heeft mij tot u gezonden (Ex. 3 : 15). Even verder zegt God: Ik zal met uw mond zijn en zal u leren, wat gij spreken zult (Ex. 4 : 12).
In Deut. 18 : 18 zegt God: en Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, als u; Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven en Hij zal tot hen spreken alles, wat Ik hem gebieden zal.
Zelfs Bileam kan niet onder de hoge druk van de woorden Gods uitkomen. Tot de geldbiedende Balak zegt hij: het woord, dat God in mijn mond leggen zal, dat zal ik spreken (Num. 22 : 38). Letterlijk lezen wij: toen legde de HEERE het woord in de mond van Bileam (Num. 23 : 5).
In een uitvoerig hoofdstuk (blz. 102-136) geeft „Klare Wijn" zich rekenschap van het telkens in de bijbel terugkerend woord: En het geschiedde. Dit hoofdstuk, dat mooi inzet, wordt helaas verduisterd door voorbarige en onjuiste conclusies. Maar uitnemend is de uiteenzetting hier en daar van het geschieden, het gebeuren van het Woord Gods aan allerlei mensen. Dit wervelend gebeuren, dat in zijn dynamische geladenheid verbonden wordt met de Naam des Heeren, zet mensen en koninkrijken in beweging.
Het is jammer, dat de schrijvers niet onderscheiden tussen het ontvangen van de openbaring Gods en de teboekstelling daarvan, hoe nauw de samenhang ook is. Daarop moeten wij nog terugkomen.
Aan de profeten geschiedt het Woord des HEEREN (Hos. 1 : 1). Dat geschieden van het Woord Gods is een spreken in hen (Hab. 2 : 1) en met hen (Zach. 1:9; 4:1).
Het grote geschil tussen Mozes enerzijds èn Aaron en Mirjam anderzijds gaat over de vraag, of de HEERE alleen door Mozes of ook door hen gesproken heeft. Daarmee is de uitzonderlijke dienst van Mozes onderstreept als een instrument, door wie de HEERE sprak (Num. 12 : 2).
Mozes dienst wordt gekarakteriseerd als een dienst, waarin God tot hem sprak van mond tot mond en niet in duistere woorden. De vraag luidt dan: waarom hebt gij dan niet gevreesd tegen Mijn knecht, tegen Mozes te spreken? (Num. 12 : 8).
Ook David is zich bewust, dat de Geest des HEEREN door hem gesproken heef t en dat Zijn rede op zijn tong is geweest (2 Sam. 23 : 2).
Een van de aangrijpendste conflicten over dit spreken Gods in de bijbel doet zich voor in de strijd van Micha met de valse profeten onder leiding van Zedekia (1 Kon. 22). Micha profeteert onheil over Achab. Hij was gewaarschuwd door de dienaren van de koning om toch vooral „goede woorden" te spreken. Maar zijn koninklijk antwoord was: Z9 waarachtig als de HEERE leeft, hetgeen de HEERE tot mij zeggen zal, dat zal ik spreken. Zedekia — de valse profeet — heeft de brutaliteit te vragen: Langs welke weg is de Geest des HEE REN van mij doorgegaan, om u aan te spreken? .
Micha antwoordt: Indien de Koning op enigerlei wijze met vrede wederkomt, heeft de HEERE door mij niet gesproken. Met andere woorden: De uitkomst zal het leren. En de uitkomst heeft het geleerd!
De conclusie kan geen andere zijn dan dat de HEERE tot, in en door de profeten spreekt. Het is Zijn eigen Woord! Daarom luidt de formule altijd weer: Alzo spreekt de Heere. Het gesprokene wordt woord, godsspraak, last genoemd. Hier is geen sprake van enige spanning tussen het Woord van God en het woord van de profeet. Meermalen spreken de profeten over God in de eerste persoon: Ik!
Is deze gelijkstelling tussen Gods Woord en hun woord er altijd? Neen. Wel weten de profeten, dat God soms gedateerd spreekt. Zijn spreken gaat niet alleen in de geschiedenis in, maar geeft ook inkervingen in de geschiedenis. Dat is geen tijdgebondenheid, maar tijdbetrokkenheid. Een voorbeeld? De onheilsprofetiën tot Moab, die tot aan Jes. 16 : 13 zonder datering waren uitgesproken, worden in Jes. 16 : 14 gedateerd wat hun vervulling betreft. Binnen drie jaren zal de eer van Moab verachtelijk worden gemaakt.
De roeping tot profeet en het spreken van de profeet is historisch gedateerd. Toen en toen, tijdens deze of gene koning.
Er zijn tijden, waarin God niet spreekt. Dan zwijgen de ware profeten.
Van dit zwijgen Gods hebben de valse profeten geen last. Zij spreken toch wel! Maar de ware profeten wachten totdat God opnieuw gaat spreken. Daaruit blijkt, dat zij hun eigen spreken nauwkeurig onderscheiden van het spreken Gods.
Wanneer de Heere opnieuw gaat spreken zijn zij één en al oor (Jes. 5:9). Dit is een horen, waarop zij met hart, ziel en lichaam betrokken zijn. Hun heupen zijn soms één en al siddering; weeën grijpen hen aan als de weeën van een barende. Zij krimpen ineen bij het horen van de woorden Gods (Jes. 21 : 3). Wat zij horen van de God van Israël, verkondigen zij (Jes. 21 : 10). Harde boodschappen moeten zij overbrengen. In sommige gevallen openbaart de HEERE voor de oren der profeten, dat er voor de ongerechtigheid geen verzoening is (Jes. 22 : 14).
Toch zijn de woorden Gods vaak zoet en goed. Zo vaak de profeten deze woorden vinden, eten zij die op. Zij zijn tot vreugde en blijdschap van het hart (Jer. 15 : 16).
De profeten maken zelf een duidelijk onderscheid tussen wat God zegt en wat zij zelf zeggen. Korach wil het priesterschap uit eigen inbeelding bedienen (Num. 16). Van Jerobeam wordt gezegd, dat hij een altaar uit eigen beweging in Bethel heeft geplaatst (1 Kon. 12 : 33).
Heel het Oude Testament is één groot protest tegen de valse profeten, die spreken uit eigen hart en naar eigen inzicht profeteren (Ez. 13 : 2). Zij volgen hun eigen geest zonder iets gezien of geschouwd te hebben (Ez. 13 : 3). Met de profetessen van die dagen (Ez. 13 : 17) was het al niet beter gesteld.
God zegt van hen, dat zij vals profeteren; God zond hen niet; zij hebben geen opdracht, omdat God niet tot hen sprak (Jer. 14 : 14.). Daarom profeteren zij de bedriegerij van hun eigen hart. Wie naar hen luistert, wordt ijdel of geeft zich aan ijdele waan over. Zij spreken naar het gezicht van hun eigen hart, niet uit des Heeren mond (Jer. 23 : 16). De valse profeten snijden het oordeel uit de prediking en zeggen tot ieder, die God veracht, dat de Heere gesproken heeft: gij zult vrede hebben (Jer. 23 : 17).
Tenslotte blijken de ware profeten het woord niet alleen uit Gods mond gehoord te hebben, maar het ook aan anderen doorgegeven hebben. Ook in deze doorgeefgestalte zijn de profeten zich bewust, dat zij alleen maar de woorden Gods verkondigen. Het ontvangen woord wil verder, wil lopen', wil naar anderen.
God overreedt de profeten en zij worden overreed. God is hen te sterk geworden en heeft hen overmocht, hoewel zij voor alle mensen tot een bespotting en een hoon zijn geworden, en dat de gehele dag (Jer. 20 : 7). Wanneer de profeten neiging krijgen tot staking, dan wordt het woord tot een vuur in hun binnenste en moeten zij weer spreken tot anderen. Jeremia spant zich in om het woord in te houden, maar het lukt niet. Hij kan het niet inhouden. Hij moet spreken. Zo ging het Mozes, Jona, Amos en vele anderen.
De ware profeten zijn het tegenbeeld van de wachters die beschreven staan in Jes. 56 : 10. Wat zijn hun kenmerken? Zij zijn blind, hebben geen kennis. Zij zijn stomme honden, die niet kunnen blaffen. Zij zijn dromerig, vraatzuchtig, geven geen acht, enz.
Geld, wijn, eer zijn bepalende dingen in hun leven. Maar de ware profeten staan voor Gods Naam, geven wat zij hebben ontvangen, hebben God en het volk lief en leven — in alle strijd — in overgave aan het Woord des Heeren.
Samenvattend mogen wij zeggen, dat de profeten door God gezonden zijn; het woord Gods gehoord hebben; dat woord spreken in een historische situatie; licht uitstralen naar het verleden, in het heden en naar de toekomst; zich onderscheiden van de profetie uit eigen hart en inbeelding; niet vragen naar eer of gunst van mensen; onder bespotting en hoon hun werk doen en in alles zich bewust zijn het pure woord van God te verkondigen.
Alzo spreekt de HEERE. Dat is het gezagvolle gesproken woord.
Maar — vraagt ge — geldt dit ook van het geschreven woord? Is er niet een verschil tussen het gesproken en geschreven woord? Zegt het Oude Testament daar ook iets over? Daarover een volgende keer.
Katwijk aan Zee G. Boer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1968
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1968
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's