Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tent der samenkomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tent der samenkomst

8 minuten leestijd

„en hij noemde ze de tent der samenkomst." Exodus 33 vs 7a.

De tent van de middelaar, zo eindigden wij een vorige keer. Daarom de tent der samenkomst mag ik er wel aan toevoegen. Het verhaal is nog niet uitverteld. Hoewel ver van de legerplaats, wordt de tent der samenkomst — u weet wel, de tent waar de Heere samen met Mozes komt — het middelpunt, naar ik hoop van onze aandacht. Het is als keren alle tenten zich naar deze tent. Daar wordt het pleit beslecht. Niet door Israël, maar door de Heere. Daar vinden de onderhandelingen plaats, niet met hen, maar met Mozes. Meer dan ooit is Mozes hier middelaar, verbindingsman, zaakwaarnemer. Israël moet het uit handen geven, het is verloren. Mozes mag het in handen nemen, de Heere schenkt Hem de gelegenheid daartoe. En zo is het volk ten nauwste betrokken bij wat er in de tent der samenkomst gebeurt.

Er valt een diepe stilte. Mozes loopt door het tentenkamp naar de tent der samenkomst. Alleen, maar namens en voor hen allen. Een middelaarsgang is een eenzame en zware gang. De mensen laten hun werk in de steek, en komen in de deur van hun tent staan. Zij zien hem gaan, zij zien niemand dan Mozes alleen. De man, over wie ze zo laatdunkend gesproken hadden is nu de man, die alles voor hen betekent. Het kan verkeren. Zwijgend zien ze hem na.

Zal hij het wagen? Want de man gaat naar de tent! Wie zou de tent durven binnentreden, nu het hoog bezoek des Heeren kennelijk verwacht wordt: zij zagen Mozes na, totdat hij de tent ingegaan was. Niemand die met hem meeloopt, niemand die met hem de tent binnenstapt. Zij slaken een zucht van verlichting. Mozes ging de tent in om God te ontmoeten. Nog is alles niet verloren. Wie weet wat hij voor hen bij God kan doen. Zij zijn uitgeschakeld, het tentenkamp ligt ver van de tent der samenkomst, de afstand gaapt als een kloof. Waar is Mozes? Hij ging de tent binnen.

De spanning stijgt. Zal die Ander ook komen? Zal de Heere met Mozes samenkomen, samenspreken? Daar is ineens het heilig teken van Gods tegenwoordigheid: de wolk boven de deur van de tent der samenkomst. Een huivering overvalt hen: zij buigen zich vol eerbied, ieder in de deur van zijn tent: God is tegenwoordig. De onderhandelingen gaan door. Wat een genade. Wie zou zich niet buigen, nu de Heere zich tot hen nederbuigt? Hun middelaar wordt door Hem ontvangen, in hem worden zij aangenomen. Dat is een groot woord, het zal uit het vervolg wel duidelijk worden. Toch is het waar: in de ontmoeting met Mozes wil de Heere dit hardnekkig volk ontmoeten, dat gebroken, buigt. Deze ontmoeting is vol van genade. Er wordt — we lezen verder — een gesprek gevoerd van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt. Een openhartig gesprek, Mozes hart gaat open en Gods hart gaat open. Ach, Heere, ga toch maar mee. Over de strakgespannen snaren van dit verlangen strijkt de belofte Gods: Ook deze zaak waarover gij gesproken hebt zal Ik doen. Wat een hemelse muziek: Ik ga toch mee. Vergaat het u, als het mij verging, dan leest u hier een geschiedenis zo schoon, zo, rijk, dat u er zich over verwondert. Dat kan een mens toch niet met droge ogen lezen. Wij hebben de tranen niet zo bij de hand, als we de ontroering dan maar kennen, die zich stellig van Israël meester maakte, als dit verhaal werd verteld, levendig verteld, zodat we het zien gebeuren. Wij zien de tent, die buiten het kamp werd uitgespannen. Mozes. De kinderen Israëls. Al de tenten binnen het kamp. Wij zien ze in de deuren van hun tent en we zien de deur van die ene tent. Wat meer is: De dunne draad, die toch niet breekt en het volk dat eindelijk verstaat waarom het gaat. Het volk dat zijn eigen zaak niet meer behartigen kan en niet meer behartigen mag bij God en daarom deze middelaar nakijkt en de wolk die Gods genaderijke, wijl verhulde tegenwoordigheid betekent en verzegelt.

Waar zit u, terwijl u dit leest? Even vluchtig doornemen doet geen nut. Raakt u er in verdiept, dan zal ik u niet storen met mijn opmerkingen. Hebt u een ogenblik. Er valt zoveel te beredde­ren, straks gaat de bel, de kinderen komen uit school. Mag het even? Uw zaak is hier aan de orde. Zijn wij dan die mensen, die Gods verbond verbreken? Bent u dat, ben ik dat? Wie zou het anders zijn? De wet klaagt ons aan, het geweten getuigt tegen ons. Het gouden kalf - wie heeft het niet vereerd? - is de afval van God. En nu hoort u hier van onderhandelingen die u zelf niet voeren kunt; onderhandelingen met God, die een verterend vuur is, terwijl wij stro en hooi zijn.

Hard was het oordeel; er vielen doden. Harder is onze nek, die niet wil buigen onder het woord Gods. Het is al lang goed, als wij maar komen waar we wezen willen, vooruitkomen heet dat en we gaan stug onze gang. Vooruitgang is immers weer alles wat de klok van deze eeuw slaat. En God? Kunnen wij Hem wel missen? Dat is een klemmende vraag. Stel die ook maar eens aan uw kinderen, lees ze dit verhaal eens voor, neem het eens met ze door. God? Die kan met ons niet samen wonen, dat is het harde antwoord, het is echter waar. Wat zullen we daarvan zeggen. Zullen wij het verdoezelen? Zullen wij het inbouwen in onze rechtzinnige beschouwingen, en het woord zodoende buiten gevecht stellen, terwijl het worstelt om ons voor de Heere in te winnen? Zullen wij verzuchten: zo is het, en daarmee uit. Het is toch daarmee niet uit. Zouden wij eindelijk eens zwijgen, en het toegeven: Hij zou mij, in mijn leven, zoals dat reilt en zeilt. Hij zou mij in een ogenblik verteren. Zo legt de Heilige Geest ons het vuur van deze geschiedenis na aan de schenen. Zo gaat het door ons hart heenbranden.

Wat zie ik? Een tent der samenkomst. Dus toch nog een mogelijkheid? Even vonkt de verwachting om meteen te doven: Buiten, ver van mij vandaan, te ver. In deze weg, in dit overwegen, krijgen wij een middelaar nodig, niet om met de mond in te roemen, maar om met heel ons hart aan te hangen. De middelaar van het nieuwe verbond: Jezus Christus. Zijn naam wordt ons in dit verhaal gespeld, letter voor letter. Jezus Christus. Op Hem mag ik uw aandacht richten. Dan blijven we niet wat rommelen en morren in onze tent. Dan houden wij ons niet alleen bezig met de dingen van iedere dag. Er zijn andere dingen te doen, bij God te doen. Het gaat om het leven met Hem, om de genade, om de vrede, om de vreugde, kortom, om alles wat het leven tot Leven maakt.

Mag ik u uit uw tent lokken, kom eens in de deur staan. Daar gaat Jezus naar buiten. Het eerste teken van het geloof in Hem, is dat wij Hem nakijken. Dat we oog voor Hem krijgen.

Hij gaat God tegemoet. En God gaat Hem tegemoet. Deze ontmoeting is van levensbelang voor mij, voor u. Wat ik niet kan bewerken, moet Hij in orde maken en Hij wil het. Wie Hem in het oog krijgt, kan alles uit het oog verliezen, zichzelf ook. Jezus Christus, middelaar van een beter verbond, het verbond der genade en der verzoening. Jezus Christus en Dien gekruisigd. Hij leed buiten de legerplaats. Hij maakte die barre tocht, als de zondebok. Hij is de Meerdere van Mozes, die kon geen zondebok zijn. Wat was Hij eenzaam, ontzettend eenzaam. Hij gaat binnen in de tent der samenkomst, het wordt aardedonker. Vader en Zoon, God en de Middelaar dat grijpt veel dieper dan vriend tegenover vriend. Hij is plaatsvervangend met God in gesprek, waarvan enkele woorden ons bereiken, waarin tenslotte Zijn bloed mee zal spreken, het bloed der verzoening en der vergeving. Daarom luidt het laatste woord: Het is volbracht.

Nee, ik kruip niet weg in mijn tent, ik kan ook niet in de deur blijven staan. Ik mag buigen, voor het eerst, en nog eens en nu weer. Aanbidden. God aanbidden, die mijn verloren zaak met Jezus Christus, met Zijn eigen lieve Zoon, bespreekt. Ik praat daar niet in mee, het is Hem wel toevertrouwd. Zij praten het samen uit, tot de uitspraak: Ik zal het doen. Daar worden we van in kennis gesteld. Ik zal zondaren genadig zijn. Ik zal mensen, die zonder Mij, bij al hun geluk verongelukken; met al hun voorspoed aan de rampzaligheid zijn uitgeleverd weer in mijn gemeenschap opnemen.

Als een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God. Wat buigt gij u neder o mijn ziel. Hoop op God want ik zal Hem nog loven.

En zij zagen Mozes na, totdat hij de tent ingegaan was. De tent der samenkomst.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1968

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De tent der samenkomst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1968

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's