Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZENDING IN HET MIDDEN-OOSTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING IN HET MIDDEN-OOSTEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

De Morgenlandzending.

Na de eerste wereldoorlog, met een verslagen Turkije, werden de Arabische landen Syrië, Libanon e.a. Frans-en Engels-mandaatgebied. Dit werd oorzaak, dat duizenden Armeniërs toevlucht zochten in die landen.

In het vredesverdrag van Lausanne 1923 waarbij Turkijes aangelegenheden geregeld werden, komt echter de naam Armeniërs niet voor. Met recht kon dr. Fridtjof Nansen, een van de hoge commissarissen bij de Volkenbond, zijn boek over de Armeniërs de naam geven: Een bedrogen volk.

Bij de bezetting van Syrië door het Franse leger was als veldprediker bij dat Franse leger werkzaam dr. P. Berron. Van jongsaf leefde in hem een bijzonder begeren om na volbrachte theologische studie zich te geven aan de dienst der zending. Zijn voorliefde ging daarbij uit naar 't zendingswerk in Perzië. Tijdens zijn verblijf als veldprediker in Syrië kwam hij te Aleppo sterk onder de indruk van de geestelijke en materiële nood van het Armeense volk.

Na volbrachte diensttijd in de Elsas teruggekeerd en predikant geworden zijnde in het dorp Mittelbergheim in de Vogezen, wierp hij zich op de studie van de Islam en van de Turkse taal. Verder hield hij waar mogölijk was, lezingen over de grote nood van de Armeense en Assyrisohe Christenen. Dit liep uit op het oprichten van een comité tot hulpverlening. Het werd een stichting die de naam Action Christienne en Orient of Morgenlandzending kreeg. Stichtingsdatum 6 december 1922 te Straatsburg. In 1926 werd een hoUandse afdeling opgericht met de aktieve mej. Cato de Witte als secretaresse. En niet lang daarna werd er ook nog te Lausanne een Zwitserse afdeling aan toegevoegd. Het bureau van de Morgenlandzending is thans gevestigd te Utrecht, Buys Ballotstraat 46.

Doel van deze Morgenlandzending was niet alleen materiële hulp te verlenen, maar ook evangelisatie onder de christenen van het Midden-Oosten en zending onder Mohammedanen. Men kan de doelstelling van de Morgenlandzending formuleren als dienst aan het werk van Christus en het christendom in een mohammedaans gebied, zowel door ondersteuning en verlevendiging op geestelijk gebied van de gedecimeerde en vaak met ondergang bedreigde christenen, als door verkondiging van het evangelie aan de moslims.

Aleppo, een grote stad met ruim 300.000 inwoners in Noord Syrië werd met z'n ruim 6000 evangelische christenen een hoofdcentrum van de arbeid. Tienduizenden Armeense en Assyrische vluchtelingen leefden hier in de bitterste ellende. Er waren talloze hongerenden te voeden, weduwen en wezen te verzorgen, zieken en dak-en werklozen te helpen. Er kwam een keurig centrum in Alleppo tot stand. Elim en Sichar werden twee centrale punten van waaruit het werk werd geleid. Aan Sichar werd een drukbezochte polikliniek „Bethesda" verbonden. Het werd geleid door een diakones, die met bijzondere overgave hier prachtig werk verricht. Armeense doktoren werden tegen betaling door de zending aangetrokken om hier polikliniek te houden.

De polikliniek wordt druk bezocht door Armeniërs en Assyriërs als ook door Arabieren, christenen en Mohammedanen.

De naam Assyriërs is eigenlijk een verzamelnaam. Er worden zowel leden van de Syrisch-Orthodoxe (Jakobitische) ikerk, de met Rome geünieerde tak, alsook die van de Syrisoh Katholieke kerk mee bedoeld, en verder Nestorianen en de Chaldaers.

Er werd een tehuis „Sarepta" voor weduwen en hun kinderen gebouwd. Men zocht werkgelegenheid voor vrouwen en meisjes. Een weverij en spinnerij ontstond, een plaats waar tevens nog velerlei andere handarbeid werd verricht. Hierdoor werd aan vele vrouwen en meisjes en vooral aan weduwen een gelegenheid geschonken o-m in eigen onderhoud te voorzien.

Van het begin af werd veel aandacht besteed aan jeugdwerk. De zondagsschool trok steeds veel leerlingen en ouders die het schoolgeld voor hun kinderen niet konden opbrengen, werden geholpen door het betalen van dat schoolgeld, opdat zij niet wegens analfabetisme zouden verpauperiseren. Als vanzelf bleef dit werk niet beperkt tot Aleppo. Hiermee overeenkomend werk werd verricht in Hassake, in Azaz, Djeablus, Membidj en Homs, ja tot over de grenzen van Syrië en Libanon.

Geestelijke nood.

Door het verrichten van sociale arbeid onder dit in nood verkerende volk der Armeniërs werden de werkers van de A.C.O. ook dadelijk geconfronteerd met de geestelijke nood. Alle Armeniërs behoorden wel tot een van de Oosters-Orthodoxe kerken, maar de zeer velen misten het levend geloofscontact met de Koning der Kerk. Men kende de Christus der Schriften niet als persoonlijk zaligmaker. Door de prediking van het Woord, die met al de genoemde hulpverlening gepaard ging, kregen velen oog voor wat zij misten. Zij kenden de God der Schriften niet. Zo kreeg het werk van de A.C.O. van het begin af dadelijk een sterk evangeliserend karakter. Door prediking en persoonlijk onderricht w^erd getracht het volk in contact te brengen met de openbaring Gods door Zijn Woord. Men wilde geen nieuwe kerken stichten, maar onder biddend opzien tot de HEERE trachten het geestelijik leven in de bestaande kerken te vernieuwen tot een nieuwe gehoorzaamheid aan de HEERE en Zijn Woord. Het hulpverlenend werk van de A.C.O. 'kwam geheel in dat licht te staan. De Geest des Heeren werkte mee. Men kwam tot de oprichting van kringen die zich gaven voor ernstige Bijbelstudie, zondagsscholen werden geopend, door lectuur verspreiding en vooral door persoonlijke benadering werd getracht oud en jong te bereiken met het Woord des Heeren.

Tegenstand.

De leiders van de Oosters-Orthodoxe kerken konden deze arbeid maar moeilijk waarderen. Zij beschouwden het als proselytisme, dat doelbewust aanstuurde op het stichten van een nieuwe kerk. Het was een ervariüg, die Amerikaanse zendelingen de hele 19e eeuw al hadden bestreden. In een dagboek van een van 'hen leest u van een onderfioud met een lid uit één van de Oosters-Orthodoxe kerken. „Ik zei hem, schrijft hij, dat het niet onze bedoeling is een nieuwe kerk te stichten en dat wij de oude keAen in geen geval in discrediet willen brengen. Ons doel ligt hoger dan de formatie van een nieuwe kerk. Het gaat in ons werk onder u om de redding der zielen van het verderf. Ons doel is het geloof dat ingeslapen is tot nieuw leven te wekken. Deze reformatie zal zich van binnen uit moeten voltrekken."

Deze Congregationalistische zendelingen hebben echter niets van hun wens in vervulling zien gaan. De en'kele, het waren steeds eökelingen. Oosterse christenen die na lange teleurstellende ervaringen in de zendingsaribeid zich

aan de prediking, van het Woord gewonnen gaven, kregen nimmer de kans als een zuurdeeg in hun kerkgemeenschap te werken. Ze werden al heel gauw, de één na de ander, door kerkelijke functionarissen ter verantwoording geroepen en vaak geëxcommuniceerd. Anderen werden door de openlijke tegenwerking gedwongen zich uit de officiële ker'k terug te trekken.

Afscheiding.

Het einde was dan ook geen reformatie maar afsdheiding. Ruim 130 jaar geleden heeft zich deze scheiding voltrokken. Sindsdien heibben mannen en vrouwen, die door de nood gedwongen tot nieuwe kerkformatie moesten komen, gepoogd een eigen kerkelijk leven op te bouwen. Door hevige oppositie en vervolgingen gedwongen, moesten zij die zich bekeerden de 'kerk verlaten, waardoor het tot stichting van Protestantse kerken kwam.

Voorzover het Arabische christenen betreft zijn deze nu samengebracht in de Nationale Evangelische Ssniode van Syrië en Libanon en w^aar het Armeense christenen geldt in de Unie van Armeens Evangelische kerken in het Nabije Oosten. Op bijzondere wijze kwam de A.C.O. al heel gauw met deze beide protestantse kerken in aanraking.

De door de Turken verjaagde Armeniers trokken niet alleen naar Syrië, Mesopothamië, Libanon en andere Arabische landen, maar ook een zeer groot aantal van hen kwam naar Frankrijk om daar werk te zoeken en een nieuw bestaan op te bouwen. Onder de in 1923 naar Frankrijk uitwijkende 80.000 Armeniërs waren ook vele lidmaat van de Unie van Armeens Evangelische kerken.

Omdat deze de Franse taal niet machtig waren, vroegen zij voor de verkondiging van het Woord Gods in hun eigen taal hulp van de A.C.O.

Deze stelde zich graag bereid om te helpen, zodat in Frankrijk 12 Armeens protestantse gemeenten gevormd werden.

Integratie van de Morgenlandzending.

In deze Unie van Armeens Evangelische Kerken is nu de aI^beid van de A.C.O. (de Morgenlandzending) geïntegreerd, hoewel van haar zelf blijft gelden, dat ze meer orgaan van Evangelisatie en sociaal we5k is, dan een gemeente van deze Kerken.

De zendelingen en de autochtone predikanten en evangelisten die voor rekening van de Morgenlandzending werken, helpen in dê Armeens Evangelische kerk imee tot opbouw^ naar de mate van de hun geschonken gaven. Sinds jaren is de Armeense predikant ds. Nerses Khachadourian, uit die Armeens Evangelische kerken in Frankrijk voortgekomen, leider op het zendingsterrein van de A.C.O. (Morgenlandzending) in het Nabije Oosten. De Syrische grondwet verbiedt het uitoefenen van leiding door vreemdelingen. Hij is tegelijkertijd de leiding gevende predikant van de vier Arm. Evang. kerken in Aleppo, hun vertegenwoordiger bij de regering en hun gevolmachtigde in zaken van bevolkingsregistratie en in gerechtelijke aangelegenheden. Het totaal ledenaantal van de Armeens Evangelische kerken is ruim 50.000. Er zijn in het Nabije Oosten 29 geïnstitueerde kerken met 20 predikanten. Sommige kerkjes zijn maar zeer klein en door enorme afstanden van elkaar gescheiden. Dat is in te deniken wanneer bedacht wordt dat de Unie van Armeens Evangelische kerken zich uitstrekt over Syrië, Libanon, Egypte, Cyprus, Griekenland, Turkije (Istanbul) en Iran (Teheran). De kleine gemeenten te Teheran vroegen de laatste tijd hulp van de zending. De geestelijke verzorging begon zeer sterk te lijden onder het tekort aan goede voorgangers. Dit werd reden tot hulp verlening. Ds. Khiachadourian is daar nu twee jaar bezig en zal waarschijnlijk nog hulp krijgen van twee Zwitserse dames om evangeliserend werk te verrichten onder vrouwen en meisjes. Ook hier wordt door geregelde bijbelstudie, lectuurverspreiding en werk onder de jeugd getracht een levende geloofsgemeenschap te vormen te ^midden van de Islamitische bevolking, die in haar Islamjbelijden een sterk Shi-ietische nuancering vertoont.

Hiermee is voor het werk van de Morgenlandzending, naar het zich laat aanzien, weer een terrein van vele mogelijkheden geopend. De Persische Mohammedanen moeten niet zo fanatiek zijn. Regelmatig hebben er bekeringen tot het geloof in de Christus der Scluiften plaats. Verder is nog een groot gedeelte van de Persische bevolking praktisch heidens.

Woudenberg.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ZENDING IN HET MIDDEN-OOSTEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's