Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DANKGEBED

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DANKGEBED

6 minuten leestijd

Als mijn zisl in mij overstelpt was, dacht ik aan de Heere. Jona 2 : 7a.

Na de wonderlijke uitredding uit de buik van de vis, viert Jona dankstond. Een verslag van die dankstond vinden wij in het ontroerend dankgebed van Jona 2. Het is geen origineel dankgebed. Men kan dit gebed uit verschillende psalmen bijeen-lezen: o.a. uit psalm 18, 31, 42, 69 en 142.

Dat is helemaal niet zo erg. Verrassende en aangrijpende gebeden vormen op zichzelf geen waarborg dat God ook zo verrast en aangegrepen is, terwijl in woord-arme gebeden het hart van het Evangelie kan kloppen.

Origineel is niet nodig, als het maar uit de Oorsprong zélf is: uit de Geest der genade en der gebeden!

Bovendien kunnen er tijden en ogenblikken in ons leven zijn dat we geen woorden meer kunnen vinden.

Wat een genade als we dan de woorden van de Schrift op onze lippen mogen nemen. Is bidden eigenlijk ook niet God Zijn eigen Woord voorhouden? „Gedenk aan het Woord, gesproken tot uw knecht, waarop Gij mij verwachting hebt gegeven ..."

Zo kunnen we als Jona een toevlucht zoeken in het psalmboek. Heeft de meerdere Jona, de Heere Jezus Christus, dat ook niet gedaan in het uur van de Godverlatenheid? Was het toen niet Psalm 22, die Hij op Zijn lippen nam?

Op aangrijpende wijze beschrijft hoofdstuk 2 de nood, waarin Jona is terecht gekomen. „De grendelen der aarde waren om mij heen in eeuwigheid." Jona verkeert in het rijk van de dood, hij heeft het besef dat de aarde voor hem is als een huis, dat achter hem voorgoed dichtgegrendeld is. De wateren hadden hem omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving hem; het wier was aan zijn hoofd gebonden. Zijn ziel is in hem overstelpt.

„Als mijn ziel in mij overstelpt was ..." Andere vertalingen geven weer: „toen mijn ziel in mij versmachtte" óf: „toen ik mijn leven (= ziel) in mij voelde wegzinken".

Het is haast niet met woorden weer te geven wat dit „overstelpt zijn" betekent. Dan heb je ook eigenlijk geen woorden meer. Dan zijn er alleen de woordeloze verzuchtingen.

Kennelijk weten de kinderen van God van alle tijden hiervan af. Op meer dan één plaats in de bijbel lezen wij ervan. O.a. psalm 61 : 3 en vooral psalm 142 : 4: als mijn geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend".

Overstelpt zijn wil eigenlijk zeggen, dat je je leven voelt wegzinken, dat het wordt afgesneden. Dat is een realiteit, wanneer we te maken krijgen met de rechterstoel van God en we onze zonde en schuld zien. Daar weten we van, als we in allerlei crises terecht komen, rondom allerlei ingrijpende gebeurtenissen in het leven.

Daar weten we van als God Zijn aangezicht voor ons verbergt en het rondom zwarte duisternis is, en we moeten roepen: „hoe lang zult Gij uw aangezicht steeds voor ons verbergen? "

Maar nu het wonder: „toen mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan de Heere..."

Dacht ik aan de Heere. We zouden zeggen, als je overstelpt bent, dan valt er niet veel meer te denken. Dan is er aan alle kanten de dood, het oordeel van God. Dan raak je uitgedacht. Dat is waar, dan raak je uitgedacht in jezelf. Dat is ook bitter hard nodig. Hoe zitten we aan onszelf vast, op een goddeloze of op een vrome wijze.

Als de dichter er zo aan toe is, dan kijkt hij naar boven, dan ziet hij op God, de God van het Verbond.

Dan schiet het geloof omhoog. Dan is daar het wonder van de indachtig makende genade van de Heilige Geest in het hart. De Heilige Geest leert het ons aan de Heere te denken. Hij brengt de woorden, de beloften, de daden van God in herinnering. De duivel doet niet anders dan de woorden en de beloften Gods krachteloos en belachelijk maken. De Heilige Geest bewerkt in ons leven dat we werkzaam raken met de woorden en de daden Gods.

Ook van dit „denken aan de Heere" lezen we vaak in de bijbel. Geen wonder ook, de bijbel is toch het getuigenis van de Geest?! In psalm 42 lezen we: „'k Denk aan U o God in het klagen ..." In psalm 77 lezen we: „ik zal aan de daden des Heeren gedenken, ja ik zal gedenken aan uw wonderen van oudsher."

Dacht ik aan de Heere. Dan denk ik aan het Lam Gods, de volkomen Heere Jezus Christus. Hij is gekomen om te zoeken wat verloren, ook wat overstelpt is.

Hij raakte overstelpt, toen Hij de last van onze zonde en schuld moest dragen.

In Gethsemané was zijn ziel bedroefd tot de dóód toe. Als we daaraan denken, hoe kunnen Zijn wonden ons dan vertroosten, want ze spellen de vergeving der zonden.

Dácht ik aan de Heere. Dan denk ik er ook aan hoe de poort van de dood openging, toen Christus opstond uit de doden en Hij het léven en de gerechtigheid verwierf, de onverderfelijkheid aan het licht bracht.

Het behoort tot de „oefeningen" van het geloof om aan de Heere te denken en Hem Zijn eigen Woord, Zijn eigen beloften, ja Zijn eniggeboren Zoon en Zijn werk voor te houden.

Juist in tijden van grote nood is er in het leven van Gods kinderen dit „gedenken".

Het ongeloof en het schijngeloof zeggen dan: zie je wel. God wil toch niets meer met me te maken hebben. Dan zegt de vrouw van Job: zegen God en sterf. Wat is dat nu voor een God! Dat zeggen ook velen in deze tijd. Het geloof echter houdt aan God vast, tégen het zichtbare in. Het geloof zegt: al zou Hij mij doden, nochtans zal ik op Hem hopen.

Daarom is het geloof een wondere gave van de Heilige Geest.

De dankstond voor gewas en arbeid ligt weer achter ons. We hadden aan veel te denken. Aan de vele, vele zegeningen, die de Heere ons in Zijn goedheid gaf. Ook hadden we te denken aan de tegenspoed, die ook Hij zond. We dachten ook aan de vele problemen rondom arbeid en bedrijf vandaag aan de dag.

Dachten we ook aan de Heere? Danken heeft alles te maken met het denken aan de Heere.

Dan valt er weer licht in onze ziel, dan valt er ook licht over het leven van alle dag.

Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan de Heere.

Sliedrecht  L. van Nieuwpoort

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DANKGEBED

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's