Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LOFZANG VAN DAVID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LOFZANG VAN DAVID

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij zijt mij een Verberging, Gij behoedt mij voor benauwdheid, Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Psalm 32 vers 7.

David laat in zijn psalmen niet alleen zijn klachten horen. Er is meer te zeggen en te zingen op de weg achter de Heere aan. En daarin zal David Zijn God niet te kort doen. Gods volk is geen volk van alleen klachten. De Heere geeft meer. Als er reden is tot een klacht en een zucht zullen ze niet juichen om alleen daardoor hun nood te vergeten. Maai-als de Heere oorzaak geeft tot juichen, zullen ze niet klagen om hun verlossing te vergeten. Dat zou weinig hoopgevend zijn voor elk die in moeite en ellende de Heere zocht, 't Zou dan zijn alsof de Heere vergeet genadig te zijn. En dat is zeker niet waar.

Zijn juist ook de psalmen er niet opdat gij Uw hoop op God leerde stellen?

Daarom deze onderwijzing van David na zijn gebeden. Al is het een andere psalm dan de 25ste, het is wel dezelfde David die hier zingt. De omgang met Zijn God droeg vrucht. Niet te vergeefs ging hij in zijn bidvertrek en zijn klachten zijn bij God aangekomen. Er komt antwoord op zijn bede: „Aanzie mijne ellende en mijne moeite en neem weg al mijn zonden". Zo moest hij spreken toen 't over hem zelf ging. Wat zal een mens dan anders te zeggen hebben dan de belijdenis van zijn ongerechtigheden.

Maar nu mag David wat over de Heere zeggen. Dat kan alleen maar goeds zijn. want over God valt niets te klagen. Wat is Hij niet voor de Zijnen: Wat is Hij niet voor David. Wie over de Heere mag gaan spreken en gaan zeggen wie Hij voor de Zijnen is, valt van de ene verwondering in de andere. Dan wordt God het onderwerp van Uw zang.

In psalm 25 had David tot driemaal toe over zichzelf gesproken in zijn verhouding tot God. Toen was hij zelf het onderwerp van zijn gebed. Dat liep evenzovele malen uit op een gebed om verlossing van ellende en moeite en vergeving van zonden.

Nu mag hij driemaal achtereen spreken over de Heere en het is evenzovele malen over Zijn weldaden. God heeft hem aangezien. Nu niet meer ik, wat ben ik voor U, maar Gij, wie zijt Gij voor mij. Hij mag en kan Gods verlossingen opsommen en daarin de Heere prijzen. Dat is toch tot onderwijzing. U moet dit wel weten, dat David bij God verlossing vond. Wie schept nu moed uit zijn behoudenis?

God wil toch alles zijn voor de Zijnen. Elk die Hem vreest, hoe klein hij is of groot, krijgt hier de les van zijn leven.

Wat is Hij wel niet voor David? „Gij zijt mij een Verberging". Heeft U dit niet nodig? Zeker, David had vele openbare vijanden. Hij leefde er midden in telkens weer. Ze haatten hem met een wrevelige haat. Maar in het bidvertrek, door zijn omgang met God vond hij een beschutting. God gaf hem daar een plaats in Zijn nabijheid. Hij mocht er rust vinden onder Zijn oog, onder Zijn vleugelen. Zoals een hen haar kuikens beschermt met haar vleugelen, zo bedekt en verbergt de Heere David. Valt hier niets uit te leren? Is er niemand die U achtervolgt? Is er niets dat u naar de Heere toedrijft?

Verberging, wonderlijk dat de Heere David tot een beschutting wilde zijn. Ik, vergeef mijn ongerechtigheid. Gij zijt mij een verberging. God nam hem in bescherming. God was voor hem een bescherming een verberging in de vergeving van zijn schuld. En dat is Hij nog. In Christus is er plaats bij Hem. In Christus' wonden ligt zo'n verberging tegen de aanklacht van de wet. - fiü.-'

In Christus’ gerechtigheid ligt zó'n bedekking voor een overtuigde zondaar. Wat een wonder „Gij zijt mij een Vérberging". Dat is toch niet anders dan vanwege de Heere Jezus. Voor Hem was er geen schuilplaats en geen verberging mogelijk toen Hij op de plaats van David en van de mens ging staan. Aan het kruis was er geen enkele beschutting. Noch tegen de vijanden, die Hem lasterden, noch tegen de toorn Gods. Maar daar heeft David het dan aan te danken dat God hem tot een Verberging kon zijn.

Is daar nu ook Uw schuilplaats? Nergens zult U vinden wat U in Christus bij God kunt vinden. Van niemand en niets buiten Christus mag U beschutting verwachten. Hier geeft de Heere les in het zoeken naar Verberging. David zingt het alle heiligen voor: „Gij zijt mij een Verberging".

Daar kan het moeilijk bij blijven dan. Wie bij de Heere een schuilplaats vindt wordt voor vele benauwdheden bewaard. God is zo goed voor Zijn volk, hoewel wij zelf vaak zo slecht zijn voor de Heere. David mag meer zeggen. „Gij behoedt mij voor benauwdheid".

Nu daar wist hij wel van wat benauwdheid was. Van alle zijden werd hij soms ingesloten. De benauwdheden zijns harten hadden zich wijd uitgestrekt. Grimmig zocht men zijn ziel. Eerst Saul, toen Absalom om er maar twee te noemen. Zal God nu zijn weg vrij van vijanden maken? Of is er nog wat anders dat hem kan benauwen? Zou David het nog benauwd gehad hebben toen de profeet Nathan tot hem zeide: „Gij zijt die man"? Wat dacht U? Geen vijand kan groter benauwdheid opwekken bij die de Heere vreest dan de zonde. Die komen ons naar de keel vliegen. Die brengen ons hart zo in benauwdheid. „Gij behoedt mij voor benauwdheid". Is dit geen verhoring op zijn bede: Laat oprechtheid en vroomheid mij behoeden". Bewaart de Heere Zijn kinderen niet voor de zonden? Wie doet ze 't pad van Zijn geboden gaan? Wie doet ze wandelen voor Zijn aangezicht en bewaart voor struikelen? O, als God ze niet behoedt. Hij geeft Zijn Geest om hun tot Leidsman te zijn.

Daar vertrouwen ze op. Want het doen der zonden kan zo benauwen. De ongerechtigheid berooft van zoveel blijdschap. Wat geeft daarentegen het leven in oprechtheid en vroomheid een vreugde en blijdschap en vrede. Dat is een wandelen in 'de ruimte als U Gods bevelen zoekt en vermaak hebt in Zijn geboden.

En als ze dan struikelen? Als ze afdwalen van de Heere? Moeten ze dan in hun benauwdheid omkomen? Neen toch Heere: Gij behoedt mij voor benauwdheid. Uw Woord blijft toch hetzelfde. Uw verbond is toch een eeuwig verbond dan. Ook dan zult Gij mij niet in vertwijfeling laten ook al verdien ik dit. Dan zal Uw vertroosting mijn benauwdheid wegnemen en doen zeggen dat Gij mijn heil zijt. Gij behoedt mij voor benauwdheid. Ja, Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding.

Eens klaagde David over zijn eenzaamheid en verlatenheid. Maar nu God hem een Verberging is en behoedt voor benauwdheid, nu hij de lof des Heeren mag bezingen, krijgt hij ook oren voor de zang der bevrijding van al Gods kinderen. Nu verstaat hij het lied dat der vromen tent vervult. Wie zelf weet wat hij aan God heeft, verstaat ook wat anderen van Hem zingen, die daar reeds in delen. Dan is de eenzaamheid weg. Al heeft men niemand naast zich, dan toch is er de gemeenschappelijke zang van gans de kerk uit alle tijden. Want dan verstaat U de verlossingen Gods door Christus verworven, waarin elk, die de Heere vreest in delen mag. En daarin herkennen Gods kinderen elkaar in het lied der bevrijding. Is dat ook niet het lied van het Lam „Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed".

K. a. Z.

C.v.d.B,

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE LOFZANG VAN DAVID

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 augustus 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's