DE ARK BIJ DAGON
„en de Filistijnen namen de ark Gods en zij brachten ze in het huis van Dagon en stelden ze bij Dagon. 1 Samuel 5 vs 2.
Sinds de slag bij Afek hielden de Filistijnen Israël in de wurgende greep van hun zegepraal. Silo? Praat niet meer over Silo, dat is van de kaart geveegd. De ark? De Heere, waar is Hij?
Bij ons juichen de Filistijnen. Zij vereenzelvigen de God van de ark met de ark Gods. Zij hebben God in hun macht gekregen. God was in het leger gekomen, maar Hij zou de nederlaag niet voorkomen. Hij raakte er zo in verwikkeld, dat de ark werd buitgemaakt. Naar hun heidens inzicht beschikken ze nu over de Heere, de God van Israël. Ze hebben Hem in handen, ze kunnen Hem nemen en brengen, waarheen ze maar willen.
Zij brengen de ark in het huis van Dagon. Dagon was hun god, de korengod, die levensvatbaarheid en levensvruchtbaarheid schonk, aan mens en vee en veld. Hij lijkt als twee druppels water op Baal. De Filistijnen weten, dat ze hun overwinning aan hun god te danken hebben. Zij plaatsen daarom de ark, als huldeblijk, in de tempel van Dagon te Asdod. En ze schuiven die dicht naar Dagon toe. De Heere is de gevangene van hun god.
Een heidens verhaal dus. Twee goden, elkaars buren, raakten met elkaar in oorlog. De overwinnaar nam de overwonnene gevangen en sloot hem op in zijn huis. Maar is de Heere dan een afgod? Zij doen alsof Hij het is. Daar neemt de Heere echter geen genoegen mee. Waar Hij Zich bekend maakt, daar heeft de afgod afgedaan. Wij, die bij het Woord leven, weten, dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen ander God is dan één. Dat zal de Heere hier waar maken. Hij liet niet met zich sollen: halen en brengen. Hij laat niet met zich spotten: nemen en brengen. Ik ben de Heere, dat is mijn Naam. Horen wij de Naam, dan houden wij die twee goed uit elkaar: God en de afgod.
In Asdod noemt de Heere Zijn Naam. Hoor, Israël, de Heere uw God is een enig Heere. Israël hoorde niets. Hoor dan, onbesnedenen van hart en oren, laat het tot u doordringen: een enig Heere. Daar is een geding aan de gang tussen God en de afgoden, zij maken Hem Zijn eer afhandig. Hij zal Zijn eer aan geen ander geven. Hij is de meerdere van Dagon. Heere der heirscharen is Zijn Naam. De heirscharen van Israël zijn uitgeschakeld, dan vecht de Heere het alleen uit, in de nacht nog wel. Hij handhaaft Zijn eigen eer, Hij is niet afhankelijk van vereerders en voorstanders. Hij heeft Israël niet nodig, Israël heeft Hem nodig.
Het valt ons op, dat de Heere gaat tonen wie Hij is, in verband met de ark, als past Hij zich aan bij de heidense opvattingen, hier in dit heidenland, terwijl Hij dat in Israël nadrukkelijk geweigerd had. Hij past Zich er niet bij aan. Hij gaat er wel op in. Hij is aanwezig, zwijgend en dreigend, daar waar de ark staat.
De ark is ondanks alles wat men er van maakt toch de troon des Heeren. Het teken van Zijn heerschappij over volken en goden. Heerschappij? Hier is Dagon het heerschap: en zij stelden ze bij Dagon. Hij kijkt verachtelijk neer op de vleugels van de cherubim, op Hem die daar troont. Aan zijn voeten staat de kist van het verbond.
Wanneer de priesters de volgende morgen het heiligdom betreden deinzen ze ontzet terug. Dagon ligt languit voor de ark. De rollen zijn omgekeerd, Dagon huldigt de Heere. Ze leggen de vinger tegen de lippen: geen woord over dit ongeluk. Want een ongeluk was het. Zij helpen hun god weer overeind en plaatsen hem rap op zijn voetstuk. Maar Dagon lag niet per ongeluk voor de ark. Een dag later schrokken zij zich een ongeluk! Wilde Dagon weglopen en struikelde hij over de drempel? Daar ligt hij, onthoofd en onthand.
Een geheimzinnige geschiedenis. Misschien lachen wij Dagon uit; hij werd ook belachelijk. Misschien glimlachen wij wat meewaardig om heel de geschiedenis, wij mensen van deze „verlichte" eeuw. Afgoden? Wie heeft er nog afgoden? Wat geen God is, staat bij ons in hoge eer. En waar de Heere niet gediend wordt, waar Hij het veld moet ruimen, daar komen de afgoden zich melden, de oude goden. De beelden mogen nieuw zijn, de goden zijn oud. Het leven wordt gevierd als waren Bachus en Venus, Baal en Astarte, Dagon, en zo maar voort, nog goden dezer eeuw.
En ze zijn het! Het is de eeuw van het idool. Sportidolen, sexidolen, popidolen. Ze weten menigten van jongeren en ouderen op de been te brengen. Idool betekent afgod! Het is de eeuw van het imago. De „image" speelt een grote rol in het maatschappelijk én politieke leven. Imago betekent beeld! Wat is een afgod, welk beeld aanbidden we? Een afgod is alles wat afdoet aan de eer des Heeren. Alles dat afleidt van de dienst des Heeren. Alles dat aan bod is, als God afgedaan heeft. In de tempel van wetenschap, techniek en politiek staan de afgoden stijf opeengepakt. Aan hen geven wij ons vertrouwen, wij offeren tijd en geld, lichaam en ziel aan de afgoden.
Heeft u soms een afgod in huis? Waar leeft u voor, waar offert u aan? Waar draait het in uw leven om? Om uw zaak, uw gezin, uw geld, uw goed — de gierigheid is afgodendienst. Om wat u voorstelt — uw imago; om wat u zich voorstelt, — uw idool? Ondertussen houdt u de Heere voor overbodig, Hem vertrouwt u niets toe.
Wat vallen we er mee om, met al die goden. Zijn ze gevallen, dan moeten wij ze weer op de been helpen en op hun plaats zetten. Even werden we onzeker, we waren hard ziek, we leden een gevoelig verlies; dat is al weer over. Het bedrijf der afgoderij wordt door ons op dezelfde voet voortgezet. Eens ligt Dagon in diggelen. Dat die hem maakte hem gelijk worde en al wie op hem vertrouwt.
Doet toch niet alsof. Alsof een afgod, de ware God zou zijn. U hebt de verkeerde voor. Wat vreselijk, terwijl u van de ware God hoorde. Terwijl u dit over Hem leest. Tracht niet overeind te houden, wat voor Hem moet vallen. Bega niet langer de dwaasheid, een gevallen afgod weer op zijn voetstuk te plaatsen. Erkent de Heere. Dan moet Dagon de nek breken, al is het uw eigen „ik", uw eigen gerechtigheid, die u zo krampachtig staande houdt, uw vals vertrouwen waar u bedrogen mee uitkomt.
Weet dat de Heere God is. Hij is aan het werk in deze wereld, zij het vaak op een verborgen wijze. Waarom lukt het niet, waarom blijkt het tegen te vallen. Waarom redden wij het niet, met man en macht. Waarom ligt het hoofd van Dagon hier, en zijn handpalmen ginds, zodat wij met denken en doen, niets verder komen. Omdat de Heere God is. Spring niet over de drempel, loop niet door als was er niets gebeurd.
Als ware de ark, als ware de Heere Jezus Christus geen overwinnaar. Hij heeft de gevangenis gevangen genomen; Hij is ten hemel gevaren, krachten en machten zijn Hem onderdanig geworden. Wat aanslagen men ook pleegt op zijn heerschappij. Hij heerst. Wij mogen de ark in het hemelse heiligdom weten, en daaruit opmaken, dat alle afgoden, aan Hem ten val kwamen. De eigenlijke beslissingen zijn de beslissingen Gods in Christus Jezus. Als de antichrist — het top-idool, het top-imago — al zijn luister in zijn tempel tentoon spreidt dan zullen de mensen zich aan hem vergapen. Dan ook loopt het op een eind. Het einde is reeds begonnen. Christus is overwinnaar. De Heere is God. Want ik weet, dat de Heere God is en dat onze Heere boven alle goden is.
L. K.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1969
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1969
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's