Gods hart en ons oog
... want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan. 1. Samuel 16 : 7b
Koning Saul is door de Here verworpen. Waarom? Was hij niet bekwaam genoeg om zijn plaats op de troon in te nemen? Naar onze maatstaven zouden we zeggen: Juist wel. Saul wordt ons immers getekend als een man met leiderskwaliteiten.
Toch kan de Here hem niet gebruiken. Want Saul is er niet tevreden mee zijn macht te ontvangen uit de hand van de Here God. Hij wilde er niet aan dat de koning op Israel's troon de dienaar van de Here is.
Toen ging God omzien naar een ander. Samuel krijgt de opdracht naar Bethelehem te gaan. Daar woont een boer met acht zonen. Eén van hen moet Samuel zalven tot vorst over Israël.
Eén voor éen passeren de zonen van Isaï de revue. De eerste is Eliab, een flinke kerel, een goed postuur, een geboren leider, zou je zo zeggen. Een man die op waardige wijze de plaats van Saul kan innemen. Is het zo vreemd dat Samuel meent het met een oogopslag wel gezien te hebben? Eliab zal het toch wel moeten zijn.
Maar Gods maatstaf is anders. De oudste zoon komt niet in aanmerking. En de tweede evenmin. Zo gaat het door, totdat de zevende zoon gepasseerd is. Schijnbaar is hij de laatste.
Heeft Samuel zich dan in de opdracht vergist? Of is er nog een zoon?
Isaï's antwoord is duidelijk. Ja, zeker, er is nog een zoon. Maar vader Isaï had hem bij voorbaat maar buiten gelaten, bij de kudde. Want deze jongste, David, is eigenlijk toch een kind. Daar zie je toch geen koning in. Vergeleken met zijn broers zinkt hij in het niet.
Maar als David binnenkomt, blijkt Gods keuze vast te staan: „Sta op, zalf hem, want deze is het".
De herdersjongen wordt tot koning verkozen. Dat is Gods maatstaf. En de Here zegt: Het is niet, zoals de mens ziet. De mens ziet aan, wat voor ogen is: Het grote en het imponerende. Nu, naar die maatstaf gerekend, is David er beslist de man niet naar om koning te zijn.
Wij vergapen ons aan het zichtbare. Wij bouwen op mensen en machten. Daar moet de wereld en de kerk, zo menen we het van hebben. Daar verwachten we de verlossing van. Maar de Bijbel laat ons zien, dat de Here andere maatstaven aanlegt.
Hij verkiest wat niets is in zichzelf. Hij gaat Eliab voorbij en al die anderen en Hij kiest David.
Is dat niet steeds Gods handelwijze? Izaak wordt verkozen in plaats van Ismaël. De Here gaat de volkeren der aarde voorbij en verkiest dat kleine volk Israël.
De Here gaat de trotse wereldsteden voorbij, en Hij kiest Bethlehem. De Zoon van David, Jezus Christus wordt geboren in de stal van Bethlehem. Het dwaze Gods is wijzer dan de mens. En in deze Adventsweken staan wij voor de vraag: Verwachten wij het van deze wonderlijke heilsdaad voor God?
Gods voorkeur is ergerlijk voor het vrome vlees. Voor de mens, die aanziet wat voor ogen is. Rijken worden bij de kribbe van Bethlehem ledig weggezonden. Maar Hij schenkt aan armen uit genade Zijn hulp ter verlossing.
De mens ziet aan wat voor ogen is, maar God ziet het hart aan. Wat betekent dat? Bedoelt de Schrift te zeggen, dat de Here dat hart van David doorlicht heeft en alles in orde heeft bevonden? En in onze fantasie weven we dan allerlei stralenkransen om David: een fijnzinnige jongen met muzikale aanleg, vol vrome overpeinzingen, haast te goed voor deze wereld. David zou dan op grond van zijn goede hart Gods voorkeur genieten.
Maar al te zeer trekken wij deze conclusie. Hoe graag willen we Gods genadig handelen funderen in ons kennen en kunnen, ons vrome gevoel en ons religieus streven!
Advent is voor veel mensen de boodschap van humaniteit en menslievendheid, een boodschap voor mensen van goede wille. Maar dan vermoorden wij het Evangelie.
Zouden we heus meer kans maken als God ons hart aanziet? We weten wel beter. Achter Davids knappe verschijning ging een zondaarshart schuil: Tot alle boosheid geneigd en onbekwaam tot enig goed.
Nee, als de Here ons innerlijk peilt, dan komen we niet in aanmerking voor Zijn keuze. Aan de buitenkant lijkt het heel wat. Maar ons hart is boos en verdorven.
Als God in ons hart kijkt, dan zijn wij nergens meer. Dan hebben wij nergens op te hopen. Het is nodig, juist bij de nadering van het Kerstfeest dat te belijden. „Heer, mijn hart is boos en schuldig". Want Christus is gekomen om zondaren te redden . . .
God ziet het hart aan! Dat betekent, als we de hebreeuwse woorden heel letterlijk vertalen: God ziet, met betrekking tot Zijn hart, God kiest met Zijn hart.
Samuel had het snel bekeken. Zijn oog rustte vol welbehagen op Eliab. Maar God laat Zi]n hart spreken. Hij kiest David.
Verstaat u, wat dit betekent? Niet omdat David, maar omdat de Here een goed hart heeft, wordt de herdersjongen verkozen. Dat is het wonder van Zijn barmhartigheid, dat verankerd ligt in Jezus Christus. Bij de kribbe van Bethlehem verklaart de Here ons Zijn hart. In het Kind, dat de Naam draagt: Jezus, Redder, Ruimtemaker.
Durft u echt nog vol te houden, dat u niets merkt van Gods barmhartigheid in uw leven? Zie dan eens naar Bethlehem en Golgotha!
Zozeer is de Here bewogen met ons verloren leven, dat Hij ons Zijn Zoon schenkt. Dat Hij ons al de liefde van Zijn hart verklaart. God laat Zijn hart spreken. Hij gaat de groten voorbij. Hij verhoogt David, een zondaar als u en ik. Hij doet dat om Christus' wil! De Naam Jezus laat ons horen wat er leeft in Zijn hart.
Daarom is het een doodlopende weg af te gaan op wat voor ogen is. Wij mogen horen hoe de Here omziet naar mensen in nood. „God is al nederig en de mens is nog trots" (Augustinus).
Behoren wij tot de trotsen, die het vanzelfsprekend vinden dat de Here naar hen omziet? Die vol zijn van zichzelf en hun goede hart. Wat een waan! U hebt het hart te hoog zitten. En de Here verstrooit de hoogmoedigen in de overlegging van hun hart.
Als God ons hart peilt, kunnen we nooit zeggen: Here, u moet zeker mij hebben.
Als God ons hart peilt, dan blijft er niets van ons over: „Als Gij de ongerechtigheid gadeslaat, Here, wie zal bestaan!" Is dat uw nood? Zodat u weet en erkent: Als God gaat kiezen, dan ben ik wel de laatste die in aanmerking kom.
Hoe vertroostend is hier het Evangelie: God laat Zijn hart spreken. Hij slaat toch, schoon oneindig hoog, op hen het oog, die nederig knielen. Hij ziet om naar zondaren.
Indien uw hart u veroordeelt, weet dan: God is meerder dan uw hart. Hij ontsluit Zijn hart in Christus. En het wonder is, dat u komen mag, zoals u bent. Een verbroken en verslagen hart zal de Here niet verachten. Wij zien aan wat voor ogen is, maar God ziet het anders.
Hij laat Zijn hart spreken. Daarvan hebben Gods engelen gezongen in de Kerstnacht: Vrede, heil op aarde voor mensen van Gods welbehagen. Wie in het geloof leert leven uit dit wonder van Gods ontferming, gaat meezingen met Maria. Meezingen van harte: „Mijn ziel maakt groot de Here en mijn geest verheugt zich in God, mijn Heiland. Halleluja!”
Ede A. Noordegraaf
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1969
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 december 1969
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's