Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZO NIET!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZO NIET!

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ ... doch alzo zal het onder u niet zijn. Markus 10:43a

„ ... doch alzo zal het onder u niet zijn." Markus 10:43a

De andere tien hebben gehoord, wat Johannes en Jakobus aan de Here Jezus vroegen, en ze lopen er danig over te mopperen. Het is ook wat moois: die twee willen alvast beslag leggen op de beste plaatsen in het Koninkrijk, in de heerlijkheid. Twee ereplaatsen, wel zeker! Ze zijn diep verontwaardigd over dit verzoek en zij nemen het hun twee vrienden kwalijk. Onder elkaar geven ze blijk van hun ongenoegen, en ditmaal zijn ze het allen eens.

Vanwaar die verontwaardiging? Ik denk, omdat ze zich betrapt voelen, door de openlijke vraag van de zonen van Zebedeüs. Zij wilden ieder voor zich de ereplaats, de eerste plaats. Als Johannes en Jakobus straks eerste rang zitten, dan zitten zij ... tweede rang, en dat staat hun niet aan. Zo geven zij blijk van dezelfde instelling, die ze bij hen zo verfoeilijk vinden. De strijd, wie van hen de eerste zal zijn, laait weer op. Zij, of ... wij.

Hoe menselijk is het, om, wanneer een ander zegt wat wij denken, te roepen: foei, hoe durft hij. Een ander aanvallen als hij openlijk uitspreekt, wat wij heimelijk wensen. Niemand wenst toch de minste te zijn? Mogen wij enige voorrang, vroegen de broers. Toen drongen er zich tien medestanders naar voren, als mededingers! En dat, terwijl Christus over de beker en de doop gesproken had; terwijl Hij de weg naar het kruis inslaat. Hij zoekt zijn eigen eer niet, maar wij zijn daarmee voortdurend bezig. Zo was het toen, zo is het nu. Vóór u het hoofd schudt over zoveel misverstand, moest u het maar eens buigen, omdat u zichzelf herkent. Wij willen altijd hogerop. We gaan op onze tenen staan, om groter te lijken en hoger te reiken, en soms gaan we op de tenen van anderen staan. Midden onder zulke mensen kiest Jezus de lage weg, vernedert Hij zich tot in de dood van het kruis.

Hij wenkt hen, om wat dichter bij te komen, zodat Hij zich verstaanbaar kan maken. Hij, hun leraar, zij de leerlingen. Wat hebben ze Hem toch nodig, ze weten de eenvoudigste dingen nog niet. Hij zal hun de grondwet van het Koninkrijk weer eens voorhouden; Hij zal met hen het grondvest van Zijn kerk nog eens doornemen. Daarin is geen sprake van rechten en plichten, maar van genade en dienst. Twee woorden, die geleerd willen worden.

Hij vertelt hen, hoe het er in de wereld naar toe gaat. Daar zijn grote heren, die oversten van de volken genoemd worden. Keizers, bijvoorbeeld en koningen. Staatshoofden, van allerlei rang en slag. Zij regéren, en er moet geregeerd worden. Niets is erger dan de anarchie en de chaos. Regeren wordt echter heel gauw: zich laten gelden. Men wil heersen over hen; wij kunnen veilig zeggen: hen óverheersen. Zij gebruiken de macht, om aan de macht te blijven koste wat het kost. Het kost vaak de vrijheid, de vrede, de welvaart van de volkeren. Daarop legt de Here Jezus de nadruk: zij zoeken het heil van de volken niet, maar eigen eer en eigen roem.

De rijksgroten doen dapper mee. Zij gebruiken macht over hen. Langs de ladder van die macht klimmen ze steeds hoger. Dat is er gaande in de wereld, en wat in het groot wordt bedreven, vindt in het klein navolging. Wie zou niet graag rang, geld, invloed hebben om ... Om boven anderen uit te steken, om anderen er onder te houden. En dat deugt nu net niet, waar het zich ook voor doet, in kerk en staat, in gezin en gemeente. Gezag wordt misbruikt als het voor dat doel gebruikt wordt.

Wij dulden niemand boven ons, geen God en geen meester; het is uit de duivel deze hele vertoning van macht en heerschappij. Er onder houden, om boven te blijven. Wordt de heerschappij, als een opdracht Gods aanvaard, dan kennen wij iemand boven ons, aan Wien wij verantwoording schuldig zijn. Wanneer er vandaag zoveel ontevredenheid heerst over de bestaande orde, de verhoudingen van macht en kracht, dient die ontevredenheid hieraan getoetst te worden. Het zou wel eens kunnen zijn, dat vele ontevredenen een omwenteling in de zin hebben, waarbij niet alleen alles onderste boven gaat, maar waarbij de ondersten boven willen komen; zo is het altijd nog geweest: nu is het ònze beurt.

Doch alzo zal het onder u niet zijn. Een vorstelijke verklaring, waarin de orde van het Koninkrijk wordt vastgelegd. Zijn onderdanen moeten zich anders gedragen dan in de wereld gebruikelijk is. Hij ziet in deze jongeren Zijn kroongetuigen, Zijn rijksgroten. Vandaar deze vergelijking. Zij zullen inderdaad een voorname plaats innemen in zijn rijk, in zijn toekomst. Maar die voorname plaats kunnen zij alleen bezetten, als ze bezield zijn door het woord van hun Koning: zo zal het onder u niet zijn.

Zo mogen zijn volgelingen niet met elkaar omgaan, zo mogen ze niet over Zijn gemeente heersen: boven en onder. Zij boven, de andere onder. Hij bindt er de strijd tegen aan, tegen deze aangeboren hoogmoed. Hij moet die overwinnen, door Woord en Geest, Hij zal er hen voor inwinnen, hoe taai het verzet van hun natuur ook zal zijn. Het wordt geleerd in de navolging van Christus. Zijn voorbeeld is verbindend voor allen die zijn voetstappen drukken. Het mag een ken­merk heten van de gelovigen: zo zal het onder u níet zijn, in geen geval.

Hoe dan wel? Wie onder u groot zal willen worden, die zal uw dienaar zijn. Een raadselachtige spreuk. Wat is de grootheid van: dienaar zijn? Christus knoopt aan bij het gesprek dat de tien onder elkaar voerden. Groot willen zijn, daar ging het over. Hij zal niet boven de anderen uitsteken, maar bij hen neerknielen, om hen te dienen. Die zal uw dienaar zijn. Bijna uw bediende. De dienaar is de man, die de maaltijd gereed maakt, die de voeten van de gasten wast, die hun van dienst wil zijn. Dienen. Dat stuit ons tegen de borst. De Griek vond het iets minderwaardigs voor vrije mensen. Ze moeten heersen; hoe kan iemand gelukkig zijn, die een ander dienen moet. Wij ondertekenen met: uw dienstwillige dienaar; wat menen wij er van?

Het Koninkrijk der hemelen is de omgekeerde wereld. Vandaar de worsteling om er enige gestalte aan te geven, onder mensen die zo „werelds" zijn. Uw dienaar! Dienstwillig nog wel. Onder elkaar en voor de naaste. Wat schieten wij er in te kort. Juist nu wij de kruisweg van Christus overdenken, bedenke ieder bij zich zijn zonde, de zonde van het zó zijn, de zonde van het groot willen zijn op een andere wijze dan dienaar zijn!

Wat vloekt er veel met deze verklaring van de Here Jezus, in de Christelijke gemeente. Het is niet alleen de paus, die zich „dienaar van de dienaren van Christus" noemt, maar ondertussen ging heersen over de Christenheid. Daar zijn predikanten en ouderlingen die paus spelen in het klein, en ondanks de meest nederige bewoordingen, willen heersen. Het ligt er soms zo dik op, dat iedereen het rnerkt, behalve de betrokkene. Er wordt bij de bevestiging mee gerekend: Ten einde daardoor uit de gemeente Gods te meer geweerd worde alle tirannie en heerschappij. Alles goed en wel, maar ik maak de dienst uit. Wat speelt de eerzucht en de heerszucht geen ontstellend grote rol in allerlei kerkelijke strijd. Hoe weinig dienen wij de anderen met de waarheid waarin wij ons beroemen. En zo maar voort. Wat zou het er anders uitzien, als ieder het zich voor gezegd hield: die zal uw dienaar zijn. Onder veel vrome schijn, viert de „wereld" hoogtij in de kerk.

Dat geldt niet alleen van de Christelijke gemeente, het geldt ook van het Christelijk leven, waaraan de dienstvaardigheid ontbreekt. En van het Christenleven, dat mank gaat aan groot willen worden. Wanneer ons de maat genomen wordt door dit woord, dan moeten wij bidden: Houdt uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen.

Door heel ons krampachtig streven naar hoog en groot en meer, haalt de Here Jezus een streep: zo niet!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ZO NIET!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's