Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Grond en inhoud van het geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Grond en inhoud van het geloof

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Christus is het. Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt.' Rom. 8:34.

Paulus heeft in het voorgaande gesproken over het lijden van deze tegenwoordige tijd.

Och wat! Lijden... het is niet te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons geopenbaard wordt. En dan gaat hij zingen van het volle heil in Christus, als grond en inhoud van ons geloof.

Gods eeuwige Raad wordt uitgevoerd. En dat betekent: God is vóór ons. De Vader heeft ons lief. Hij gaf ons immers Zijn Zoon! En in die Zoon hebben we immers alles? In Hem spreekt God al de zijnen vrij! Wie durft dan te verdoemen?

Christus is gestorven. Dat is veel. Ja, maar Hij is ook opgewekt. Dat is meer. Hij zit aan Gods rechterhand en dáár bidt Hij, pleit Hij voor mij. Tot Kajafas zei Hij: van nu aan zult gij de Zoon-des-mensen zien, zittende ter rechterhand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels. Ja! als Zoon-des-mensen. In onze door Hem aangenomen menselijke natuur is Christus nu, d.i. ná Zijn komst in de hemel, uitermate verhoogd en geplaatst aan Gods rechterhand, d.i. met hoogheid, eer en machtsbevoegdheid bekleed. Daar had Hij aanspraak op. Op grond van Zijn volmaakte gehoorzaamheid.

God heeft de mens geformeerd naar Zijn Beeld, en had met hem een onuitsprekelijke en heerlijke bedoeling. In de weg van leven-in-volle-gerichtheid-op-God, in de weg van volkomen gehoorzaamheid aan de ingeschapen Wet Gods zou hij in heerlijkheid stijgen boven de engelen, eeuwig en zalig met God leven en met Hem alle dingen regeren. Maar helaas! De mens heeft die oorspronkelijke bestemming door moedwillige en vrijwillige ongehoorzaamheid verworpen. Wij zijn gevallen mensen en leven onder de vloek van de zonde.

God zorgde echter in Zijn grondeloze barmhartigheid en liefde voor een andere Adam. Hij gaf Zijn eniggeboren Zoon, die onze menselijke natuur aannam als 2e Adam, opdat Hij zou herstellen wat wij bedorven en vernield hebben. En zie! deze 2e Adam, Christus de Heere heeft met Zijn volkomen gehoorzaamheid aan Gods recht en eis voldaan en daarmee verworven het recht op de belofte van Gods verbond. Naar Zijn mensheid heeft Hij recht op het eeuwig leven der heerlijkheid, op een hogere plaats dan de engelen en op het zitten aan Gods rechterhand, om met koninklijke eer en machtsbevoegdheid be­kleed alle dingen te regeren. O, hoe rijk! Door mijn Heer' en Heiland is mijn leven verhoogd. Hij draagt ons vlees en ons bloed. Hij is ons Hoofd. Wij hebben in Hem nu ons vlees in de hemel. D.i. wij staan in Hem heden voor Gods aangezicht. God de Vader heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen. Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Wat een rijke troost ligt daarin voor al degenen die door het geloof in Hem begrepen zijn. Gezeten aan Gods rechterhand, d.i. bekleed met koninklijke macht kan Hij de zijnen wèl behoeden. We leven wel in moeite en strijd, maar we staan in onze Heiland vlak voor Gods troon en mogen onze gebeden fluisteren in Vaders oor. Wij zèif zitten, in de Heiland, aan Gods rechterhand. Ach, wij kunnen huiveren, als we denken aan het conflict tussen onze heerlijke en hoge roeping... en onze bedroevende resultaten in onze strijd hier op aarde. Heere, wat een onmogelijke taak schijnt ons dat toe: hier op aarde te verkeren... en toch te leven als voor Uw aangezicht.

Maar zie! al gaat het met Zijn volk in de wereld door angsten en verdrukkingen heen, Christus is met de Zijnen, zoals Hij belooft: Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Ook in smarten en moeite regeert Christus als Koning de zijnen. Hij bereidt ze, ook al schijnt Zijn beleid ons soms raadselachtig toe, de weg naar de volkomen overwinning. Dàt is onze troost, voor nú en voor de toekomst. Al pakken zwarte wolken zich onheilspellend samen boven de volkerenwereld, al dreigt de kernbewapenig der grote mogendheden met ongekende wereldweedom, Christus, Die Zijn volk zo uitnemend heeft liefgehad tot in de dood toe, heeft de teugels van het wereldbestuur in handen en daarmee tevens het roer van het schip der zijnen. Dwars door alle smart en lijden heen, leidt Hij zijn volk, dat Hij kocht met Zijn dierbaar bloed tot Gods eer en Zijn verheerlijking heen, naar het einddoel der heerlijkheid. En wat een rijke troost ligt er nu in de woorden: Die ook voor ons bidt... Wij gaan niet alleen!

Christus, die alle dingen regeert, zet ook Zijn Hogepriesterlijke bediening voort. Hij is opgevaren en ingegaan in het Heiligdom des hemels om met Zijn volmaakte offer te verschijnen voor Gods aangezicht.

Tot het werk van de priesterlijke bediening worden in hoofdzaak drie plechtige handelingen gerekend. Offeren, bidden en zegenen. Welnu, op aarde zijnde, heeft Hij voor zondaren gebeden, mensen geze­gend en Zichzelf voor schuldigen als een zoenoffer geofferd op het altaar des kruises. Die Zelfofferande was volmaakt en daarom eenmalig. De Hogepriesterlijke zelfofferande nu, vraagt nu in de hemel Hogepriesterlijke toepassing. Christus heeft een onvergankelijk priesterschap zegt de Heilige Schrift, waarom Hij ook volkomen kan zaligmaken, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Hij bidt voor ons, d.i. voor al degenen die door 't geloof uit Hem leven en door Hem tot God gaan. Hij bidt niet voor de wereld, maar voor degenen die Hem door de Vader gegeven zijn. In tere bewogenheid en liefde bidt Hij voor hen, zolang zij nog leven en worstelen in het strijdperk van dit leven. Hij draagt ze op het hart. En Zijn Hogepriesterlijk bidden is zo totaal anders van aard dan ons bidden. Ons bidden kan niet meer zijn dan een smeken tot God of Hij ons naar Zijn belofte genadig wil zijn. Wij verbeuren toch van ogenblik tot ogenblik de gunst en goedertierenheid Gods. Maar Christus is het hemels heiligdom ingegaan met Zijn volmaakt zoenoffer. Zijn bidden is een pleitend eisen op grond van Zijn volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid. Hij is onze hogepriesterlijke pleitbezorger bij de Vader, die bidt: Heilige Vader! bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt. Ik bid niet dat Gij ze uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. Heilig ze in Uw Waarheid, Uw Woord is de Waarheid. Vader! Ik wil, dat waar Ik ben, ook zullen zijn, die Gij Mij gegeven hebt! Wat een onuitsprekelijk voorrecht voor allen, die de Heere van harte liefhebben en vrezen. Christus leeft om altijd voor ons te bidden. En hoe bitter hebben wij die biddende voorspraak nodig. O, werden we aan onszelf overgelaten, dan zou er door de zonde, die zelfs de allerheiligsten nog aankleeft, scheiding komen tussen God en onze ziel. Maar wat een genadewonder. Wij zullen vandaag en morgen en telkens opnieuw de Heilige Geest bedroeven en struikelen in allerlei opzicht, maar terwijl wij in zonde vallen en ontrouw worden aan ons burgerschap, is Christus de Heere één en al gebed. Hij bidt voor ons, ook als wij in grote sleur en in grote haast onze gebeden maar wat opzeggen en gedachteloos wat woorden uitspreken, die we als gebeden bedoelen op te zenden.

Ook dan bidt de Heiland. Al is ons gebedsleven één van onze heiligste verrichtingen, waar is, dat zelfs onze gebeden niet rein en smetteloos zijn. De Heere zou ze nooit kunnen horen en verhoren, als Christus als onze grote Hogepriester niet voor ons zou bidden. O, welk een genade. Hij reinigt en heiligt onze gebeden met de wierook van Zijn volmaakte voorbede. Hij brengt onze verzuchtingen door Zijn hogepriesterlijk pleiten over aan de Vader als een reukwerk dat de Heere is toegewijd. Door Zijn Hogepriesterlijke tussenkomst zal de Vader het oor neigen en naar onze smeekstem horen. Wat is de weldaad groot zo'n Hogepriester te hebben in de hemel. Hij waakt over Zijn kudde in gadeloze liefde en ontfermende trouw. Nooit zal Hij in Zijn Hogepriesterlijke bediening vertragen, want in Zijn biddende voorspraak ligt het leven en de zaligheid van Zijn schapen, die Hij kocht met Zijn bloed. Helaas benauwt vaak de angstige vraag: zal het wel ooit goed komen met mij? De zonde, die blijft, benevelt vaak weer het zielsoog. Maar hoe heel anders kan het zijn in het leven des geloofs, als wij door Gods Geest onderwezen het oog mogen richten op het Hogepriesterlijk werk van Christus in de hemel. Voortdurend is Hij voor de zijnen in de weer. En daarom staat onwankelbaar vast: Er is geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn. In Hem zijn wij meer dan overwinnaars. Het is dan ook een zeer belangrijke vraag: gaat uw hart naar de Heere uit? D.w.z. hebt u Hem waarlijk nodig gekregen als Redder en Zaligmaker, als uw zonde-verdelger? Zo Christus u boven-alles dierbaar wordt, weet dan dat uw eeuwig heil onwankelbaar vast ligt in Hem. Niets zal ons dan kunnen scheiden van de liefde Gods die is in Jezus Christus onze Heere. Zo wij waar-geloof-in-Hem ontvingen, is dat ook vrucht van Zijn werk door de Heilige Geest. En dat het geloof ons niet ontvalt is ook vrucht van Zijn hogepriesterlijk werk in de hemel. Nooit verliest Hij de zijnen uit het oog. In alle noden en gevaren is Zijn liefdevol oog op ons gericht. Denk aan Petrus' behoud. De Heere kent onze moeiten en verdriet. Hij weet onze gebreken en zwakheden. Maar wat een alles overwinnende troost: Hij zorgt voor mij. Hij rust niet voor allen die de Vader Hem gegeven heeft veilig zijn aangekomen in de heerlijkheid die Hij bij de Vader heeft. Wij zijn in hem wanneer wij door vernieuwing des levens niet meer kunnen leven zonder Hem, als wij het uitvluchten der ziel tot Hem kennen, als wij Hem aanhangen in kinderlijk geloof, vaste hoop en vurige liefde en in Zijn kracht van harte verlangen te leven tot Gods eer naar Zijn Woord en Wet.

Voor alle gelovigen, de groten en de kleinen, de zwakken en de sterken ligt de zaligheid vast in Hem, Die door één offerande in eeuwigheid heeft volmaakt al degenen die geheiligd worden, en Die altijd leeft om voor ons te bidden.

Maar tot de ongehoorzamen, die zonder waar geloof en waarachtige bekering onder het Evangelie voortleven moet worden gezegd: die niet gelooft is alreeds veroordeeld. Bedenk daarom wat tot uw vreugde dient. De Heere heeft geen lust in uw dood, maar daarin dat gij u bekeert en leeft. Welmenend klopt Hij door Zijn Woord en Geest aan uw hart. Hij lokt, roept en noodt, o, vraag Hem, Die nodigt om Zijn levendmakende genadekracht door de Heilige Geest. Want op ons roepen wil de Heere antwoorden, ja grote wonderen doen.

In de verhoogde Christus, Die leeft om voor ons te bidden ligt de zekerheid der zaligheid voor het geloof. Zijn onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen, maar Zijn gerechtigheid hen naar Zijn Woord verhogen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1970

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Grond en inhoud van het geloof

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1970

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's