De uitgestelde hoop
'De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt is een boom des levens.' Spreuken 13:12.
Grauwe luchten, regenvlagen, rukwinden. Hoe zou toch die vogel heten, die klapwiekend door het noodweer vliegt, tegen de storm optornt en met de wind spot. Het is de vogel 'hoop'. Zie hem zweven en zwieren, een stip, een streep van zilverig licht, door de duisternis van de snel vallende avond.
In ieder mensenleven vliegt die vogel, zij het niet altijd even opvallend. Sommigen koesteren de hoop diep in hun hart, zonder dat iemand het merkt. Bij anderen kijkt de hoop hun ogen uit, hunkerend en hongerig. Kinderen laten u geen dag met rust; zij kijken sip zolang de hoop niet wordt vervuld, en nemen met uitstel geen genoegen. Ouderen beheersen zich meer. En toch, hoe hartstochtelijk hoopt de zieke op beterschap, de gezonde op voorspoed. De hoop trekt een wissel op de toekomst. Dat er nog wat komt! Dat hèt nog komt, hèt eigenlijke, het volmaakte. De tekst spreekt van uitgestelde, letterlijk gelezen, van langgerekte hoop. De hoop is immers vaak een martelaar, die springlevend op de pijnbank van de tijd gelegd wordt en daar deerlijk mishandeld, uitgerekt van dag tot dag, van jaar tot jaar. Wat wij hopen, komt maar niet; het wijkt steeds weer en steeds verder terug. De hoop is daar niet altijd tegen opgewassen en het hart lijdt er onder, het lijdt pijn en angst: De uitgestelde hoop krenkt het hart. Maakt het ziek, zodat we vergaan van verlangen. Hoop doet leven! Hoop doet sterven.
Maar komt de begeerte, dan is moeite en nood vergeten, dan mag het hart daaraan genezen. Een boom des levens is zij. Wij leven weer. Kijk eens wat een groene bladeren, wat een schaduw, wat een weelde van vruchten: een boom des levens! Het is, als gaat het paradijs voor ons open.
Het spreukenboek is vol levenswijsheid. In enkele woorden, wordt een heel stuk levenswerkelijkheid weergegeven. Wat wij lezen, moeten wij nazeggen, want het is waar. Die uitgestelde hoop, en die begeerte die komt. Een spreuk om te onthouden. Mits we bedenken, dat het spreukenboek deel uitmaakt van de openbaring Gods! Het gaat over het leven, dat opengebroken is naar God toe. Niet dat gesloten leven; die kringloop, waarbinnen de hoop zich beweegt, zonder dat ze er boven uit kan komen, of er doorheen kan breken. De prediker heeft boven dat leven geschreven: tevergeefs. En inderdaad, dan is ook de hoop ijdelheid. Het leidt tot niets. Welbeschouwd zijn we dan zonder hoop in de wereld. Zonder God, dat is zonder hoop. De vogel hoop is een gekooide vogel, hij vliegt tegen de tralies op, hij valt vleugellam grondwaarts. Het laatste woord over zo'n leven luidt: Ik kan u, tot mijn spijt, geen hoop meer geven.
Waar God Zich openbaart, daar breekt Hij het leven open, daar wordt het op Hem betrokken, op zijn woorden en op zijn daden. Daar pas krijgt de hoop ruimte, daar vliegt de vogel de hoogte in. Zo mogen wij deze tekst lezen in het licht van de advent. Weken, waarin wij ons richten naar de komst van de Heere Jezus. Door deze laatste weken van het jaar trilt de verwachting op wat komt, op Hem, die komt. Dat is een verwachting, die niet beschaamd wordt. De hoop strekt zich uit, naar wat werd beloofd en aanvankelijk wordt geloofd. Ook dat. Het geloof is de grond van de hoop. Daar wortelt hij in, daar haalt hij zijn kracht, zijn veerkracht vandaan. Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt. De hoop maakt hoge en wijde vluchten; moet hij dalen en landen, dan is daar de grond van het geloof. De hoop valt niet te pletter, het geloof vangt haar op.
Er is een wonderlijk samenspel tussen geloof en hoop. Het geloof werpt de hoop het woord Gods toe, en soms moet de hoop dat woord terug spelen naar het geloof. Anders zou het haar afhandig gemaakt worden. Weet u wanneer? Als de tijd verstrijkt en het verwachte achterwege schijnt te blijven. Dan wordt het geloof beproefd, dan wordt de hoop bedroefd. Dat noemt de apostel: welke tegen hoop op hoop geloofd heeft. Abraham, de vader der gelovigen, is tevens een toonbeeld van hen, die hopen.
De gemeente van de oude dag leefde in de hoop en ziet reikhalzend uit naar hetgeen komt. God heeft het toch beloofd aan onze eerste voorouders in het paradijs: Die zal! Hij komt. Aan dit 'die zal' ontspringt de hoop. Alles wat er te verwachten valt voor een schuldig mensengeslacht is in dat woord, in die komst begrepen. Die komst is dus niet bijkomstig, integendeel, de hele toekomst is er mee gemoeid. Toekomst is er alleen, omdat Hij komt. Wij zien de lijn van de hoop door de geschiedenis heen lopen. Door de geschiedenis van de aartsvaders en van het volk Israël. De dienst der schaduwen, stond in het teken van de verwachting. Christus wierp Zijn schaduw vooruit: ziet, Hij komt, spreekt de Heere. Het geschiedt alles op hoop van Zijn komst. Er heerst echter geen vaagheid, veeleer vastheid. God heeft het immers beloofd.
De uitgestelde hoop. Met recht, langgerekt, Adam en Eva noemden hun zoon: Kaïn. Dat zal Hem zijn. Maar hij is het niet. In veel namen klinkt het verlangen naar die Ene door; het zijn adventsnamen. Abraham moet het doorleven: de uitgestelde hoop krenkt het hart, toen hij zo ontstellend lang op Izaäk moest wachten. En Israël? De psalmen zingen van hoop, van uitgestelde hoop, van een hart dat er aan lijdt. De hoop doet pijn. En gij Heere, tot hoelang? Dat oordeelde God nodig, opdat de hoop uitsluitend op Hem gevestigd zou zijn en zich door het geloof aan Zijn Woord zou vastklampen.
Niet hopen op de mogelijkheden, op de omstandigheden, op de menselijke hulpmiddelen, maar op Hem, Die Zijn woord gegeven had. De hoop kon het eenvoudig niet volhouden wanneer het geloof, het pure geloof, haar niet had gevoed en gestaald. Vraag niet hoeveel spanning dat met zich meebracht, hoeveel worsteling. Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt. Een schreeuw van verwachting, die als een vlam de harten schroeide. De gemeente van het oude verbond was een gemeente in verwachting, ze kende haar weeën tot op de geboorte van Christus. En zij was voor die verwachting op God aangewezen. Wat buigt gij u neder, o mijn ziel. Hoop op God.
De uitgestelde hoop. Uitstel is geen afstel. Wij worden aangespoord om te hopen. De begeerte komt! En zij is een boom des levens.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 november 1970
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 november 1970
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's