’Het Heilig Pinksterfeest’ van Hadrianus Visscherus I
In een tijd als de onze waarin met opzet alles onvast en wankel wordt gemaakt, is het meer dan nodig dat de christelijke kerk zich gaat bezinnen op wat blijft, onvergankelijke, zelfs eeuwige waarde heeft.
Dat is in de eerste plaats het Woord van God zelf. Dat heeft zijn vastheid en zekerheid in de eeuwige, onveranderlijke God zelf, die niet één van Zijn woorden ooit ter aarde zal laten vallen.
Maar er niet van uitgesloten is ook wat op grond van dat Woord geleerd en gepreekt is en nóg geleerd en gepreekt wordt.
Een van onze oudste gereformeerde belijdenisgeschriften, namelijk de Tweede Helvetische Confessie van 1566 spreekt reeds in het eerste hoofdstuk uit dat de prediking van Gods Woord is Gods Woord.
Natuurlijk hebben de vaderen wel begrepen dat er altijd enige spanning blijft tussen Gods Woord enerzijds en onze prediking anderzijds. Maar zij hebben tegelijk beide toch ook dicht bij elkaar durven brengen, opdat geen mens — die ooit de prediking hoort — zich zou kunnen verontschuldigen.
Van niet geringe betekenis is het dan ook na te gaan hoe en wat over de Schrift is gepredikt. Zeker is dat zo ten aanzien van zulke dienaren des Woords van wie wij krachtens hun belijdenis en vroomheid mogen weten dat zij waarlijk naar het getuigenis van de Schrift hebben geluisterd en gesproken.
Van weinigen zal dat met zoveel stelligheid kunnen worden gezegd als van vele gereformeerde vaderen uit de bloeitijd van onze kerk, uit de eeuw die men de gouden heeft genoemd.
De naam van een dezer vaderen staat boven dit artikel. Hij leefde en werkte in de eerste helft van de 17e eeuw, werd geboren in 1599 en stierf in 1666.
Hij moge minder bekend zijn, dat wil nog niet zeggen dat hij daarom waard is vergeten te worden. Dat geldt in ieder geval niet van hetgeen hij geschreven heeft.
Wat dit laatste betreft, zijn voorkeur is, blijkens de geschriften die hij ons naliet, speciaal uitgegaan naar wat men gewoonlijk de 'feeststoffen' noemt. Niet al zijn geschriften ken ik maar wel twee: een boek over het Paasfeest en het boven in het opschrift aangeduide boek over het Pinksterfeest. Voor mij ligt de tweede druk van dit werk, uit het jaar 1649, in welk jaar het te Hoorn gedrukt is, in Noord-Holland dus, waar Visscherus ook predikant was, namelijk in Nieuwe Niedorp.
Opmerkingen over het hoek
In dit eerste artikel willen wij volstaan met een aantal algemene opmerkingen over het boek en zijn inhoud. In volgende artikelen komen wij vooral terug op exegese en toepassing.
De titel zegt het al, het boek gaat over het Pinksterfeest. Voorzover mij bekend niet een onderwerp waar erg veel over geschreven is. Natuurlijk wel over het werk van de H. Geest, zowel in zijn algemeenheid als zijn persoonlijke toepassing en ervaring, maar niet over het heilsfeit van Pinksteren als zodanig.
De stof is gekozen uit hét-hoofdstuk over het Pinksterfeest, te weten Handelingen 2, daarvan de verzen 1 tot en met 21.
De methode die gevolgd wordt is déze: eerst wordt de tekst uitgelegd, dan worden er 'leringen' uit getrokken, en tenslot te volgen de 'nuttigheden' of ook wel 'gebruiken' genoemd.
Deze methode kunnen wij de typische oude gereformeerde noemen. Men begon met de explicatie (de uitleg) en men eindigde met de applicatie (de toepassing). De waarheid is allereerst objectief, maar zij mag geen waarheid alleen voor het hoofd zijn, de toepassing dient te volgen. Achter deze methode schuilt dan ook wel degelijk een bepaald theologisch inzicht.
Bij de uitleg van de tekst wordt teruggegrepen op de grondtekst, dat wil zeggen: het grieks. De woorden worden gewogen. Verschillende verklaringen van een en dezelfde tekst worden zorgvudig nagegaan, soms — meestal — wordt een keus gedaan, soms ook niet. Reeds hier geeft de schrijver blijk van wetenschappelijke zin. De kennis is niet versmaad, integendeel. Met zoveel woorden' wordt haar betekenis onderstreept, namelijk , tegen de mennisten, volgelingen van Menno Simons, die op die kennis niet zo waren gesteld. Ook hierin zien wij weer een typisch gereformeerde trek. Het is geheel in de geest van Calvijn, Beza en de grote theologen aan eigen nederlandse universiteiten en hogescholen.
Visscherus blijkt ook een klassieke opleiding te hebben gehad. Zonder met zijn kennis bepaald te willen pronken vloeien hem toch tal van citaten uit de pen van oude heidense, klassieke schrijvers, zowel griekse als latijnse. Wij komen tegen de namen van Aristoteles, Homerus, Seneca, Ovidius, Horatius, Cicero, Virgilius en vele — ook onbekende — anderen. Vele lezers zullen deze namen niets zeggen, maar wie ook maar enigszins bekend is met de oude griekse en romeinse letterkunde leest er als vanzelf een blijk in van eruditie, beschaafdheid en geleerdheid.
Echter, niet alleen heidense schrijvers heeft Visscherus gekend, ook de oude christelijke. Hij citeert uit de kerkvaders, waarvan ik er enkele wil noemen: Chrysostomus, Athanasius, Cyprianus, Tertullianus, Ambrosius, Hieronymus en vooral Augustinus. Men zal het citeren van deze schrijvers in vele werken uit de 17e en 18e eeuw tegenkomen. Ook bij de mannen van de Nadere Reformatie en bij de Puriteinen. Soms lijkt het of zij de kerkvaders beter hebben gekend dan de reformatoren, al gaat dit in het geval van Visscherus niet helemaal op.
Nog zijn wij er echter niet, ook middeleeuwers heeft onze schrijver gekend, vooral Bernard van Clairveau, maar verder ook mannen als Hus, Wiclef en Savonarola. In deze en dergelijke figuren heeft hij de Kerk gezien in de tijd van de duisternis van het pausdom.
En dan de reformatoren. Luther wordt 2x vermeld, Calvijn 5x, Beza 2x en Oecolampadius lx. Dat is tezamen minder dan het aantal dat Augustinus alleen haalt, namelijk 18x, dus nog afgezien van de andere kerkvaders. Maar goed: zij worden dan toch vermeld. En zij niet alleen, ook tijdgenoten, als Franciscus Junius en Petrus Plancius.
Een niet onbelangrijk gedeelte van het boek is gewijd aan polemiek, de bestrijding van alle mogelijke secten, dwalingen en ketterijen. Menig tekst in de aangeduide pericoop, Handelingen 2 : 1—21, heeft de schrijver er aanleiding toe gegeven. Soms draven hele oude ketterijen nog eens op, betrekking hebbend op de godheid van de H. Geest die door hen ontkend werd, of betrekking hebbend op het werk van de H. Geest waaraan door hen tekort is gedaan. Wat dit laatste betreft moet worden gedacht aan de Pelagianen.
Natuurlijk: ook Rome krijgt beurt! Zij mag dan al de oude concilies accepteren en dus de Drieëenheid belijden, dat neemt niet weg dat er nog genoeg overblijft waar een gereformeerd theoloog als Visscherus het zijne over te zeggen heeft. Vooral Bellarminus, Rome's grote apologeet (verdediger) uit die dagen, krijgt grondige weerlegging. Ook in Nieuwe Niedorps' pastorie stonden blijkbaar de folianten van deze geduchte bestrijder van de Reformatie. Niet alleen aan de hogescholen werd hij gelezen en bestudeerd, als b.v. door Lubbertus in Franeker, ook in de pastorieën. Het dient tot eer van de gewone dominee die Visscherus was te worden opgemerkt.
Er waren echter verder ook nog andere eigentijdse ketters. De Coornhertisten, volgelingen van Coornhert — blijkbaar zovele jaren na zijn dood nog niet vergeten —, en de Remonstranten, en de wederdopers en mennisten (die er in N. Holland zovelen waren) en verder geestdrijvers' van allerlei slag krijgen stuk voor stuk beurt. Nog altijd is opmerkenswaard wat Visscherus ze vanuit de Schrift heeft toegevoegd.
Reeds deze opsomming van ketters en dwaalgeesten die bestreden zijn doet vermoeden dat Visscherus niet anders dan een rechtzinnig gereformeerd predikant en theoloog heeft willen zijn. Naar onze overtuiging was hij het ook inderdaad. Nog niet vinden wij bij hem wat in latere mannen van de Nadere Reformatie minder onze instemming kan hebben. In leer maar ook in vroomheid is hij voluit calvinistisch-gereformeerd geweest, eigenlijk moeten wij zeggen: bijbels!
De bekende dominee Franciscus Ridderus heeft op het werk van Visscherus een lofdicht geschreven, naar wij vermoeden, was hij een vriend. Het zegt ons tegelijk in welke buurt wij Visscherus plaatsen moeten, in die van de Nadere Reformatie, maar dan in haar vroege periode.
Daarvan is hij dan een zuiver vertegenwoordiger geweest, een man die het waard is aan de vergetelheid te worden ontrukt. Temeer daar hij geschreven heeft over hèt Feest van de christenheid: Pinksteren. Gaarne willen wij een keer of wat naar hem gaan luisteren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1971
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1971
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's